Dativus + Genitivus Flashcards
εδωκας την αρχην τω υιω
Je gaf de heerschappij aan je zoon - dat als meewerkend persoon
ελεγεν αυτοις ταδε
Hij vertelde hun het volgende - dat als meewerkend persoon
οικιδιον εστι μοι μικρον
Ik heb een klein huisje - dat van bezit / dativus possesivus
δυω αυτω υιεις ησαν
Hij had twee zoons - dat van bezit / dativus possesivus
οι συμμαχοι συνελεξαν στρατον τοις Αθηναιοις
De bondgenoten verzamelden een leger voor de Atheners - dat van voordeel of nadeel
μη μοι σεαυτον λυπει
Doe jezelf alsjeblieft geen verdriet aan! - dat van emotie
ως κακος μοι ο ιππος
Wat is me dat een mooi paard! - dat van emotie
παντα μοι ειρηται
alles is door mij gezegd - dat van de handelende persoon
επορευοντο τρισχιλιοις οπλιτιας
Zij trokken op met drieduizend hoplieten - dat sociativus
η ναυς απωλετο αυτοις τοις ανδρασιν
Het schip verging met de mannen zelf - dat sociativus
αμαξη εις την Αυλιδα ελαυνουσιν
Met een wagen rijden zij naar Aulis - dat van middel
ετειχιζον λιθοις
Zij bouwden met stenen - dat van middel
χολω ουκετι της μαχης μετεχει
Uit woede doet hij niet meer mee aan de strijd - dat van oorzaak/reden
τουτω τω τροπω
Op die manier - dat van de manier waarop
σιωπη
In stilzwijgen - dat van de manier waarop
ανεμω καλω
Met gunstige wind - dat van de manier waarop
λογω
In schijn - dat van de manier waarop
τω οντι
In werkelijkheid - dat van de manier waarop
εργω
In feite - dat van de manier waarop
ταυτη τη ημερα
Op die dag - dat van tijd
χειμωνι
In de winter - dat van tijd
τη υστεραια
Op de volgende dag - dat van tijd
πολλω μειζων
Veel groter - dat van maat
εγενετο τρισιν ημεραις υστερον
Het gebeurde drie dagen later - dat van maat