databases Flashcards

1
Q

ongestructureerd data opslag

A
  • tekstbestand
  • word bestand
  • geschreven aantekeningen
    losse foto’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gestructureerd data opslag

A
  • SQLite database
    -MySQL database
    -Postrgre SQL database
  • Oracle database
  • microsoft Access database
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een model?

A

een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een entiteit

A

een verzamel naam voor wat beschreven kan worden of over gepraat kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een attribuut?

A

is iets waarmee een entiteit beschreven kan worden ( hoogte van een boom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe schrijf je een abstracte entiteit

A

entiteitstype met tussen haakjes de attributen boom(soort, hoogte, leeftijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe schrijf je ene concrete entiteit

A

instantie van een entiteitstype
soort= Plantaan
hoogte = 4,78 m
leeftijd = 18 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doel data modellering

A

effectief en efficiënt opslaan van de gegevens die nodig zijn voor een bepaalde taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stappenplan data modellering

A
  1. inventarisatie
  2. selectie
  3. normalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat te doen bij stap 1 inventarisatie

A
  • Brainstormen welke gegevens van belang kunnen zijn
  • ruim denken (schrappen is beter dan vergeten)
  • papier administratie (formulieren)
  • gesprekken met medewerkers
  • gezond ‘boerenverstand’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat te doen bij stap 2 selectie

A
  • elk gegeven kost tijd voor invoeren, wijzigen, etc
  • essentie: het kiezen van de kenmerken nodig voor het werk
  • keuze gebaseerd op: relevantie, beschikbaarheid, wetgeving, hoeveel ruimte, hoeveelheid werk.
    -resultaten: platte tabel (nulde normaalvorm
  • kolommen voor kenmerken/attributen (veld)
  • regels voor objecten (rij, record)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alle normaal vormen heten samen?

A

normalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alle normaal vormen

A
  1. nulde normaalvorm
  2. eerste normaalvorm
  3. tweede normaalvorm
  4. derde normaalvorm
  5. Boyce-Codd normaalvorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nulde normaalvorm (0NF)

A

meerdere tabellen met in beide tabellen het grootste gedeelte dezelfde informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 soorten anomalies

A

-update anomaly
- insert anomaly
- delete anomaly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

update anomaly

A

treden op wanneer dezelfde gegevens in meerdere rijen worden herhaald en er in sommige, maar niet alle gevallen wijzigingen worden aangebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

insert anomaly

A

niet mogelijk om data toe te voegen omdat er een deel van de data mist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

delete anomaly

A

je kan geen data verwijderen van een tabel zonder de hele tabel te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eerste normaalvorm (1NF)

A

zet de gegevens in de tabel zodanig dat:
1. ieder attribuut is atomair en bevat hoogstens een waarde
2. geen attribuut wordt herhaald
3. de tabelstructuur niet verandert in de tijd
4. er zijn geen volledig identike regels (=er is een primary key)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is een functionele afhankelijkheid

A

een relatie tussen twee kenmerken, meestal tussen de Primary Key en andere niet-sleutelkenmerken binnen een tabel

vb (vak, module)-> (docent, academie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

superkey

A

een set van een of meer kenmerken die een rij in een tabel uniek kunnen identificeren

vb (vak, module)
(vak, module, docent)
(vak, module, academie)
(vak, module, docent, academie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

candidate key

A

een kolom of een combinatie van kolommen die elke rij in een tabel op unieke wijze identificeert

vb (vak, module)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

primary key

A

Met een primary key (primaire sleutel) in SQL zorg je ervoor dat een rij in een tabel een unieke waarde heeft

(vak, module)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

partial key

A

en kenmerk dat instanties van een zwak entiteitstype onderscheidt ten opzichte van een sterk entiteitstype

vb -vak
- module

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

partiele afhankelijkheid

A

is wanneer een niet-primaire sleutel afhankelijk is van een deel van een primaire sleutel, maar niet van de gehele primaire sleutel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

tansitieve afhankelijkheid

A

wanneer A afhankelijk is van B, B afhankelijk is van C, maar B niet afhankelijk is van A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

tweede normaalvorm (2NF)

A

een relatie voldoet aan de tweede normaalvorm als
1. de relatie voldoet aan de eerste normaalvorm
2. er zijn geen partiele afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

derde normaalvorm (3NF)

A

een relatie voldoet aan de derde normaalvorm als:
1. de relatie voldoet aan de tweede normaalvorm
2. alle attributen die niet tot een sleutel behoren niet afhangen van een niet-sleutelattribuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Boyce-Codd normaalvorm (BCNF

A

een relatie volodet aan Boyce-Codd normaal als:
1. de relatie voldoet aan de derde normaalvorm
2. voor elke functionele afhankelijkheid geldt dat de determinant (gedeelte voor de pijl) een candidate key is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

entiteit

A

persoon, ding, begrip

31
Q

attribuut

A

eigenschap van entiteit

32
Q

relatie

A

associatie tussen entiteiten

33
Q

regels entiteit en attribuut

A
  1. Entiteit wordt met hoofdletter geschreven
  2. attribuut wordt met kleine letters geschreven
  3. zowel entiteit als attribuut ijn enkelvoud
34
Q

verschillende relaties

A
  • iets staat tot 1
    -iets staat tot 1 of 0
  • iets staat tot 1 of meer
  • iets staat tot 0 of meer
  • een special soort van iets (student speciaal soort persoon)
35
Q

begrip is een entiteit als

A
  • informatie over een bepaald begrip moet worden opgenomen. Eis:
  • deze informatie kan van entiteit tot entiteit verschillen
  • gevolg van deze ei: informatie ligt niet automatisch vast als het entiteitstype bepaald is
  • er relaties zijn tussen het begrip en andere entiteiten
  • er een 1:n relatie is met een entiteit
  • het begrip bestaansrechten op zich zelf heeft (niet afhangt van een entiteit)
36
Q

begrip is en attribuut als:

A
  • het extra informatie geeft over een entiteit
  • los van een entiteit geen waarde heeft
  • een 1:1 relatie heeft met een entiteit
37
Q

ERD staat voor

A

Entiteit Relatie Diagram

38
Q

van ERD naar tabel

A

entiteit -> tabelnaam
attribuut-> kolom header
relatie -> pijlen tussen de tabellen

39
Q

1:1 relatie -> tabel

A

bij een 1:1relatie is er geen reden om de beide entiteiten in verschillende tabellen op te nemen

40
Q

1:1/0 relatie -> tabel

A

bij een optionele relatie is er geen reden om de beide entiteiten in verschillende tabellen op te nemen

41
Q

1:n relatie -> tabel

A

bij een 1:n relatie bewaar je beide entiteiten in twee tabellen. link tussen beide tabellen = gemeenschappelijk attribuut

42
Q

n:m relatie -> tabel

A

bij een n:m relatie bewaar je beide entiteiten in twee tabellen. Link tussen beide tabellen = een derde tabel

43
Q

specialisatie relatie -> tabel

A

bij een specialisatie relatie heb je de keuze om 1 of meerdere tabellen te gebruiken

44
Q

Data types Integers (gehele getallen

A
  • INTEGER
  • TINYINT [UNSIGNED] (8 bits)
    -SMALLINT [UNSIGNED] (16 bits)
    -MEDIUMINT [UNSIGNED] (24 bits)
    -INT [UNSIGNED] (32 bits )
    -BIGNIT [UNSIGNED] (64 bits)
45
Q

Data types Floats (decimale getallen)

A

-DECIMAL [(n, d)] [UNSIGNED] ( n=totaal aantal cijfers, d= aantal cijfers achter de komma)
- FLOAT [UNSIGNED] (32 bits floating point)
- DOUBLE [UNSIGNED] (64 bits floating point)

46
Q

Data types Datum en tijd

A

-DATe (yyyy-mm-dd)
-DATETIME (yyyy-mm-dd hh:mm:ss)
- TIMESTAMP ( aantal seconden na 01-01-1970)
- TIME (hh:mm:ss)

47
Q

Date types strings

A
  • CHAR(n) (vast aantal karakters)
  • VARCHAR (n) (variabel aantal karakters, maar max n)
  • TINYTEXT ( max 255 karakters)
    -TEXT (max 65535 karakters)
    -MEDIUMTEXT (16777215 karakters)
48
Q

Wat is het doel van data types

A
  • voorkom invoerfouten
  • onmogelijk om bijvoorbeeld een postcode met meer dan 7 karakters in te typen
  • onmogelijk om getallen in een tekstveld te zetten of vice-versa
  • efficiënter als database weet hoeveel bytes een waarde inneemt
49
Q

lokaal datases

A
  • 1 database bestand
  • simpel/ geen configuratie
  • vaak maar een gebruiker tegelijkertijd
50
Q

netwerk-gebaseerd databases

A

-vaak veel verschillende bestanden
-client/server model
- lastig/ configuratie
-meerdere gebruikers tegelijkertijd

51
Q

SQL

A

Structured Query Language

52
Q

structured

A

zeer stricte grammatica, iedere komma en haakje moet goed staan

53
Q

Query

A

iedere actie (creëer tabel, voeg waarde in, haal record weg, …) wordt netjes aan de database gevraagd

54
Q

Language

A

taal die voor zowel mens als machine leesbaar is

55
Q

Data definitie (structuur van de database aanpassen)

A
  • CREATE DATABASE
    -ALTER DATABASE
    -DROP DATABASE
    -CREATE TABLE
    -ALTER TABLE
  • DROP TABLE
    -CREATE INDEX
    -DROP INDEX
56
Q

data manipulatie (data aanpassen)

A

-INSERT
-DELETE
-UPDATE

57
Q

data bevraging (data blijft hetzelfde)

58
Q

Welke gegevens in een cell geaccepteerd worden hangt af van;

A

-types (geen text in een integer veld)
- primary key/foreign ket check
-expliceite constraints

59
Q

Van tabel naar SQL

A

CREATE TABLE persoon ( naam VARCHAR (30), adres VARCHAR(80), postcode CHAR (7), woonplaats VARCHAR(30));

60
Q

SELECT

A

met SELECT kunnen er specifieke rijen van een tabel zichtbaar gemaakt worden

61
Q

functie avg(x)

A

gemiddelde van alle waardes van attribuut x

62
Q

functie count(x)

A

aantal waardes van attribuut x

63
Q

functie count(DISTINCT x)

A

aantal verschillende waardes van attribuut x

64
Q

functie max(x)

A

grootste waarde van attribuut x

65
Q

functie min(x)

A

kleinste waarde van attribuut x

66
Q

functie sum(x)

A

som van alle waardes van attribuut x

67
Q

ORDER BY

A

een database slaat de rijen van een tabel ongesorteerd op. Om ze gesorteerd te tonen gebruik je ORDER BY

omgekeerde volgorde DESC

68
Q

GROUP BY

69
Q

WHERE

A

filtert record voordat deze gegroepeerd worden

70
Q

HAVING

A

filtert records nadat deze gegroepeerd worden

71
Q

[INNER] JOIN

A

voegt tabellen bij elkaar

72
Q

NATURAL JOIN

A

-minstens 1 attribuut gemeenschappelijk
- gematched op alle gemeenschappelijke attributen

73
Q

JOIN ON

A

voegt tabellen samen. records van tabel 1 verdwijnen als er geen match is

74
Q

LEFT OUTER JOIN

A

handig voor optionele relaties