d2 Flashcards
delectare
charmeren
trADERE
o tradidi traditum: overhandigen
medicus
i: dokter
niger
nigra nigrum: zwaart
exspectare
o avi atum: afwachten
iubere
eo iussi iussum: bevelen
crescere
o crevi cretum: groeien
primum
bw eerst
quantum
bw hoe veel? hoe veel!
licet +
+conj ook al
fieri
fio factus sum: worden
cogere
o coegi coactum: samendrijven
quisquis
quisquis quisquid: al wie
enim
vgw want
solvere
o solvi solutum: losmaken
sustinere
eo tinui tentum: uithouden
necesse est ?
onpers ww het is nodig
saepe ?
vaak
praeter +
+acc behalve
mutare
veranderen
pauper
3 gen pauperis arm
pascere
o pavi pastum: laten grazen
terrere
eo terrui territum: bang maken
suadere+
eo suasi suasum:+ dat aanraden
imponere
o posui positum: leggen op/ in
victor
oris: overwinnaar
putare
denken
servire
io ivi itum: bedienen
dum +
+ ind: terwijl
s’agir
gaan over
applaudir
applaudiseren
dieper maken
approfondir
landen
atterrir
waarschuwen
avertir
bouwen
bâtir
bekeren
convertir
ongehoorzaam zijn
désobéir
verhelderen
divertir
opgehelderd worden
éclaircir
verbreden
élargir
zich verrijken
s’enrichir
verschaffen aan
fournir
voorzien van
établir
genezen
guérir
geniten
jouir
gehoorzamen
obéir
vertragen
ralentir
reageren
reagir
zich verheugen
se réjouir
grijpen
saisir
bevuilen
salir
verraden
trahir
verenigen
unir