D-N Flashcards
1
Q
die Gitarre
A
de gitaar
2
Q
die Stadt
A
de stad
3
Q
die Geige
A
de viool
4
Q
das Schlagzeug
A
het drumstel
5
Q
das Hobby
A
de hobby
6
Q
das Klavier
A
de piano
7
Q
die Ferien
A
de vakantie
8
Q
Sport machen
A
aan het sporten
9
Q
gefallen
A
bevallen
10
Q
tanzen
A
dansen
11
Q
Rad fahren
A
fietsen
12
Q
Spaẞ machen
A
leuk zijn
13
Q
Spaẞ machen
A
leuk zijn
14
Q
lesen
A
lezen
15
Q
ins Kino gehen
A
naar de bioscoop gaan
16
Q
ins Schwimmbad gehen
A
naar het zwembad gaan
17
Q
Musik hören
A
naar muziek luisteren
18
Q
reiten
A
paardrijden
19
Q
Ski fahren
A
skiën
20
Q
spielen
A
spelen