CR Flashcards

1
Q

Waarom kunnen paarden en konijnen niet door de mond ademen?

A

Het epiglottis ligt op het palatum molle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Brachycephalic obstructive syndrome

A

Bij de hond en kat. Vooral bij brachycefale dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schimmel in luchtzak bij paard

A

Acuut levensgevaar: een grote arterie kan beschadigd raken of zelfs ruptureren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niesziekte kat

A

Anorexie, rhinitis, koorts, conunctivitis, niezen en stomatitis.

Twee belangrijke veroorzakers: feline herpesvirus en het feline calcivirus. Chlamydophila felis kan een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ziekte van Carré

A

Canine distemper virus (CDV): systemische infectie. Jonge honden en fretten zijn gevoelig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Progressieve atrofische rhinitis (PAR)

A

Varken. Er is een ontsteking van de conchea/ conchea atrofie.
- Progressieve atrofische rhinitis (PAR) –> pasteurella multocida.
Groeit op de mucus van de neus.
Er zijn vaak al beschadigingen aan het neusepitheel, bijvoorbeeld door slechte klimatologische condities, eerdere infecties.

Toxines zorgen voor versterkte botafbraak en vertraagde botnieuwvorming in de neus. Er is atrofie van de conchea en de zeefbeenlamellen.

Diagnostiek: neusswap, PCR.
Therapie: antibiotica, vaccinatie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet progressieve atrofische rhinitis (NPAR)

A

Varken. Een ontsteking van de conchea.
- Neusepitheel
Bordetella bronchiseptica. Catarrale tot purulente rhinitis, met toxines die de kraakbeengroei van de conchea remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pasteurellose

A

Konijn, veroorzaakt door pasteurella multocida.

  • Rhinitis, conjunctivitis, otitis media, tracheïtis, fibronecrotiserende bronchopneumonie.
  • Stress en slechte huisvesting spelen een rol in de ernst van de infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aspergillose

A

Voornamelijk hond.

  • Aspergillus en in mindere mate penicillium vestigen zich in de neus en vooral de nevenholten.
  • Predisponerend: verminderde afweer, tumor, lokale slijmvliesbeschadigingen
  • éénzijdige neusuitvloeiing, niezen, reverse sneezing, sinussen kunnen gaan opzwellen, depigmentatie van het planum nasale.
  • Apsergillus kan bij paarden rond de arteriën gaan zitten.
  • Therapie: röntgenfoto of CT-scan, rinoscopisch onderzoek en het aantonen van de schimmels. Er wordt lokale antimicotische middelen gebruikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tumoren van de neusholte

A

Vaak maligne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Progressief etmoïdaal hematoom

A

Paard
Een oorzaak voor bloedneuzen. Een poliep dat op een hematoom lijkt, het gaat meestal uit van het slijmvlies van het zeefbeen.
Diagnose met een CT-scan
Behandeling met lasertherapie of lokale injecties met formaline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sinusitis

A

Chronische sinusitis bij te taai exsudaat.

Paard: chronisch bij streptokokken, soms stafylokokken. Meestal niet algemeen ziek.

Volledige afsluiting van de sinus: vervorming schedel, sinus is pijnlijk en veroorzaakt depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Droes

A

Paard.
Goedaardige droes: lymfadenitis equorum.
Voorste luchtweginfectie, veroorzaakt door streptococcus equi equi. Bijna alle paarden maken deze infectie jong door.

Acute fase: algemeen ziek, koorts, geen eetlust, verslikken. Er kunnen abcessen ontstaan in de lymfeknopen.

Verslagen droes: abcessen elders in het lichaam.

Bij abcesvorming is antibiotica af te raden, omdat het de rijping van abcessen vertraagt.

Quarantaine en hygiënische maatregelen zijn erg belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Folliculaire faryngitis

A

Paard. Chornische hyperplasie van het lymfoïd weefsel. Komt veel voor bij jonge dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Larynxdifterie

A

Herkauwers. Necrotiserende laryngitis, 2 weken tot 3 maanden. Vooral bij dikbilrassen, de trachea is hier nauwer.

Verwekker: fusobacterium necrophorum. Veroorzaakt necrotiserende ontsteking.

Anaerobe kweek geeft zekerheid. Het scheiden van de kalveren is aan te raden. Bij kraakbeenaantasting is de prognose slecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kalverdifterie

A

Larynxdifterie, alleen dan in de mond. Dus: door fusobacterium necrophorum, necrotiserende ontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Laryngitis schaap

A

Steriele ontsteking van het slijmvlies, door irritatie door een versterkte luchtstroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Larynxoedeem

A

Heeft veel oorzaken. Er is sprake van acuut tot peracute benauwdheid, een inspiratoire stridor laryngealis (kan expiratoir). Dieren kunnen cyanotisch worden. Verslikpneumonie is mogelijk een gevolg.

Therapie is tracheotomie: het plaatsen van een buisje met insnede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Glottisoedeem

A

Zeldzaam, komt alleen veel voor bij jonge varkens. Het is een verschijnsel van oedeemziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Reverse sneezing

A

Hond.
Irritatie in de nasofarynx is hiervan de oorzaak. Het is een verschijnsel, waarbij er aanvalsgewijze spasmes zijn van de farynxpieren. De nasofarynx wordt afgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Larynxparalyse

A

Hond. Iatrogeen, congenitaal of verkregen door eerdere ziekte. De larynxspieren falen compleet of gedeeltelijk. Gevolgen: dysfonie, hoesten, dyspneu en een laryngeale stridor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cornage

A

Paard.
Eenzijdige verlamming van de stemband. Vooral bij grote paarden. Erfelijk.

Zorgt voor een hoogtonig inspiratoir bijgeluid, voornamelijk tijdens inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dorsale dislocatie van het palatum molle

A

Retractie van de larynx en hoge luchtsnelheden en drukverschillen (bij maximale inspanning), kan het palatum molle dorsaal komen te liggen van de epiglottis.

Bijgeluid bij in- en expiratie. Er heerst een expiratoir, snurkend bijgeluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Luchtzakontsteking en luchtzakbloeding

A

Paard. Luchtzakken komen alleen bij paarden en vogels voor. Het zijn verwijdingen van de buis van Eustachius.

Luchtzakbloedingen komen zelden voor.

Infecties: vanuit de farynx, als gevolg van doorbraak van droes.

Bij necrotiserende luchtzakontsteking: aspergillus fumigatus.Het exsudaat is granulomateus.

Stridor kan ontstaan, luchtzakstenen kunnen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Luchtzaktympanie

A

Paard. Luchtzakken zijn overvuld met lucht. Meestal eenzijdig, kan aangeboren zijn, doordat de buis van Eustachius niet goed functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Trachearuptuur

A

Vaak door bijttrauma. Bij kleine scheurtjes: subcutaan emfyseem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Kennelhoest

A

Vooral: bordetella bronchiseptica. Canine adenovirus en canine para-influenzavirus zijn predisponerende factoren. Het hondenziektevirus speelt ook een rol.

De ongecompliceerde vorm (ook bij gevaccineerde honden) zorgt voor een droge harde hoest, eventueel met kokhalzen. De dieren zijn niet algemeen ziek.

De gecompliceerde vorm zorgt voor een droge, soms productieve hoest, oog- en neusuitvloeiingen met tonsilitis en eventueel een ernstige bronchopneumonie. De dieren zijn algemeen ziek en hebben koorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR)

A

Rund.
Boveine herpesvirus 1. Het zorgt voor een purulente tot fibrinonecrotiserende ontsteking van de voorste luchtwegen en de trachea.
Bij kalveren: vooral respiratoir. Volwassen dieren: ook andere afwijkingen.

Kalveren zijn sloom en suf. De koorts is vooral in het begin hoog. Het slijmvlies kan sterk hyperemisch zijn. Er is sterke dyspneu. Stidor is ook mogelijk.

Melkkoeien hebben een melgfitdaling, koorts, verminderde eetlust. De slijmvliezen kunnen rood zijn. Er kan sereuze neusuitvloeiing zijn.

Dieren blijven drager van het virus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Infectieuze laryngotracheïtis

A

Pluimvee. Veroorzaakt door herpesvirus alphaherpesvirinae. Er is sprake van oog- en neusuitvloeiing en tracheïtis. Rode stip in de conjunctivazak. Deze is eerst hemorragisch en daarna fibrinonecrotiserend.

Geen behandeling, wel vaccinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Newcastle disease / pseudovogelpest

A

Paramyxovirusinfectie. Het gaat hier om subtype 1. Subtype 3 zorgt voor neurologische verschijnselen.

Het is een zoönose en aangifteplichtig. Bij de mens kan AMPV-1 zorgen voor griepachtige verschijnselen en conjunctivitis.

Uitscheiding via luchtwegen en feces.

Dieren rochelen eerst, proesten en maken soms hoge fluitende geluiden. De dieren zijn algemeen ziek. Er is een hoog uitvalpercentage.

In het tweede stadium zijn er neurologische verschijnselen. Bij leggende hennen is er een zeer drastische productiedaling.

Er is geen therapie, koppels worden geruimd. Enten tegen pseudovogelpest is verplicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Infectieuze bronchitis virusinfectie (IBV)

A

Kippen. Veroorzaakt door een coronavirus.

Vooral bij vleeskuikens.
Grote gevolgen voor infectie met e. coli. Er ontstaat eerder een colibacillose. Het vaccin zorgt ook voor deze grotere gevoeligheid.

Niet specifieke verschijnselen: neusuitvloeiing, minder geconcentreerde urine, groeiachterstand. Diagnose wordt gesteld met histologisch onderzoek.

Vaccinatie kan, maar er is weinig kruisimmuniteit. Hygiënische maatregelen hebben niet veel zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Syngamus trachea-infectie (gaapworm)

A

Pluimvee en vogels.Syngamus trachea: de gaapworm. Bij watervogels: syngamus bronchialis.

Een rode worm, waarbij het vrouwtje en het mannetje permanent in elkaar leven.

De volwassen wormen leggen eieren, die worden opgehoest en ingeslikt. Uitscheiding vindt plaats met de feces. Slakjes, kevers en regenworm zijn transportgastheren.

Migratie vindt plaats vanuit de darm, naar het circulatiestelsel en zo naarde longen.

Bij zware infecties: emfyseem, oedeem, longontsteking en uiteindelijk sterfte.

Minder zware infecties: hemorragische tracheïtis.

Diagnostiek: anemie, endoscopie, eieren in de feces.

Therapie: anthelmineticum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Tracheacollaps en bronchomalacie

A

Hond.
Verkregen, progressieve, degeneratieve aandoening van het kraakbeen van de trachea.

Vaak bij oudere honden van kleinere rassen.

Luid hoesten, vooral bij opwinding en inspanning. Er is geen oorzakelijke behandeling.

34
Q

Influenza pluimvee

A

Vogelpest, vogelgriep.
Veroorzaakt door influenza A/virus.

Pest: aviaire influenza kan voor bloedingen zorgen.

Aviaire influenza is aangifteplichtig. Het hoog pathogene virus (HPAI) repliceert in veel celtypen (ook endotheelcellen)( en kan dus overal in het lichaam organen aantasten.

Aviaire influenza is een zoönose.

Verticale transmissie is niet belangrijk bij AI. Geïnfecteerde embryo’s sterven af.

Verschijnserlen: respiratieproblemen, digestiestoornissen, reproductiestoornissen en neurlogische verschijnselen.

Virusisolatie in bebroede kippeneieren is diagnostiek.

35
Q

Influenza paard

A

Zorgt voor griep. De infectie loopt aerogeen. Het virus tast het trilhaareptiheel aan.

Tweede koortspiek: pijnlijke, droge hoest. Lymfadenopathie en tachypneu. Secundaire bacteriële infecties komen veel voor.

Rhinitis maar ook faryngitis, laryngitis, tracheÏtis en bronchiolitis/bronchitis.

Vaccinatie is mogelijk. Trilhaarepitheel kan worden geactiveerd met medicatie.

36
Q

Influenza varken

A

Voornamelijk type A, type C zorgt voor milde verschijnselen. Varkens kunnen een reservoir vormen.

Infectie vindt plaats via aerosolen. Vermeerdering vindt plaats in het bronchiaal en alveolair epitheel.

Gevoelige dieren zijn snel ziek: ze eten niet meer, hebben koorts, hoesten, niezen en dyspneu.

Diagnostiek gebeurt met virusisolatie uit een neus- of farynxswab of uit de longen. Met gepaard serologisch onderzoek wordt de ziekte bevestigd.

37
Q

Rhinopneumonie

A

Veroorzaakt door het equine herpesvirus type 1 en 4. Komt frequent voor.

Respiratoire afwijkingen, neurologische afwijkingen, abortus. Koorts, depressie en anorexie. Soms hoesten. Mandibulaire lymfeknopen zijn gezwollen. Mucopurulente neusuitvloeiing.

Het virus kan niet lang overleven buiten het paard.

De ziekte treedt vooral op bij veulens in het najaar en de winter bij opstalling.

Eerst vindt er vermenigvuldiging plaats in het neusslijmvlies, vervolgens verspreiding via lymfocyten naar andere organen.

Oudere dieren hebben vaak immuniteit, waardoor er geen respiratoire verschijnselen ontstaan.

Jonge dieren: veel vaker EHV type 4.

Type 1 bij oudere dieren kan zorgen voor neurologische verschijnselen. De bleodvaten van zenuwweefsel worden aangetast.

De diagnose is niet met zekerheid te stellen. Tijdens de koortsfase kan een neusswab gemaakt worden. Serologisch onderzoek (bepalen antilichaamtiters).

Bij abortus: de viremie is al voorbij, waardoor bloedonderzoek bij de merrie geen zin heeft.

Causale therapie is niet mogelijk. De verspreiding moet beperkt worden: besmette dieren 28 dagen afzonderen, bedrijfsmatig vaccineren (geen langdurige of volledige bescherming, geen bescherming tegen abortus of neurologische vorm) vaccinatie zorgt alleen voor een lagere infectiedruk.

38
Q

Rhodococcus pneumonie

A

Paard.
Rhodococcus equi komt voor bij overbevolkte huisvesting, met slechte hygiëne. Rhodococcus equi is een bodemparasiet en kan als commensaal leven op de slijmvliezen, in de mandibulaire en de mesenteriale lymfeknoop.

Vooral jonge veulens (ongeveer een maand). Inhalatie van stofdeeltjes.

Verschijnselen: verhoogde ademfrequentie, abdominaal ademen, purulente neusuitvloeiing, hoesten, rochelende stridor.

Diagnostiek: respiratoire stridor, mucopurulente neusuitvloeiing. Trantracheaalspoelsel: bacteriologisch onderzoek. Rhodoccocus equi kan zich in klinisch gezonde veulens bevinden.

Rhidococcus equi bevdint zich in de cel en pyogranulomen, waardoor antibiotica moeilijk is. Oraal bij veulens goed mogelijk, bij oudere dieren minder ivm dysbacteriose.

Behandeling is noodzakelijk.

39
Q

Ziekte van Aujeszky / pseudorabiës

A

Porcine herpesvirus 1
Varken, herkauwer, honden, katten en paarden.
Aangifteplichtig.
Vaccinatieverbod: export is mogelijk. Monitoring door bloedonderzoek op antistoffen (gE-ELISA).

Infectie via het epitheel van de luchtwegen, via direct contact of aerosolen. Het virus kan zich over grote afstanden door de lucht verplaatsen.

Het virus verplaatst zich naar het centrale zenuwstelsel. Regionale lymfeknopen worden ook besmet.

–> Herkauwers, honden en katten krijgen encefalitis: vrijwel altijd fataal. Er is heftige jeuk met automutlilatie. Eerst excitatie, daarna ataxie en paralyse.

–> Varkens: geen jeuk. Gevoeligheid neemt af bij oudere dieren. Jonge biggen zijn zeer gevoelig.
Jonge biggen zijn sloom, hebben koorts en er treden neurologische verschijnselen op.
Gespeende biggen hebben minder ernstige versschijnselen, de mortaliteit is lager.
Vleesvarkens hebben vooral respiratoire verschijnselen. De mortaliteit is erg laag.

Zeugen kunnen aborteren.

Antistoffen worden aangetoond met gE-ELISA. Het virus kan worden aangetoond met PCR uit een neusswab.

Geen therapie. Alle varkens moeten worden gevaccineerd met het gE-negatieve markervaccin. Tweemaal.

40
Q

Porcine respiratory coronavirus (PCRV)

A

Varkens. Vermengvuldigd zich alleen in de respiratietractus. Verschijnselen zijn mild en voornamelijk bij gespeende biggen. Infectie vindt plaats met direct contact of aerosolen.

Verschijnselen zijn anorexie, hoesten, koorts.

41
Q

Porcine proliferative and necrotizing pneumonia (PNP)

A

Varken.
Ernstige vorm van interstitiële pneumonie. Vooral bij gespeende biggen en vleesvarkens tussen de 4-16 weken.

Koorts, dyspneu, hoesten en te hoge abdominale ademhaling.

Lymfohistiocytaire interstitiële pneumonie met hypertrofie. Necrotische cellen zijn aanwezig in alveolaire ruimten.

De pathogenese is nog niet opgehelderd, maar porcine circovirus type 2 is waarschijnlijk erbij betrokken.

42
Q

Porcine respiratory disease complex

A

Varkens van alle leeftijden.
Sloomheid, anorexie, koorts, dyspneu en hoesten. Groeivertraging en hoge voederconversie.

Complex van verschillende infecties.

43
Q

Actinobacillus pleuropneumoniae

A

Fibrineuze tot hemorragische necrotiserende pleuropneumonie.
Vleeswarkens, actinobacillus pleuropneumonia. Er zijn veel dragers zonder symptomen.

Dieren ouder dan een jaar hebben bijna nooit de ziekte

Verspreiding: vooral door direct contact, aerosolen ook.

Infectie van de alveolaire ruimten via aerosolen leiden tot ernstig vaatlekken van de longcapillairen. Toxinen van de bacterie maken het membraan van erytrocyten, alveolaire macrofagen, endotheelcellen en polymorfkernige leukocyten lek.

Er treedt snel weefselnecrose op.

Dypsneu met expiratoir kreuenen en koorts zijn sterke aanwijzingen. Het aantonen van de bacterie is praktisch niet haalbaar.

Therapie: parenterale toediening van antibiotica. Het klimaat moet worden verbeterd. Een subunit vaccin kan zorgen voor minder ernstigere klinische verschijnselen. Het vaccin kan tijdelijk ziekteverschijnselen veroorzaken.

Eerste twee dagen van de aandoening overleefd –> blijven leven. Abcessen blijven in de long en er kan groeivertraging ontstaan.

44
Q

Mycoplasma hyopneumonia (enzoötische pneumonie)

A

Varken.
Mycoplasma hyopneumonia is de belangrijkste oorzakelijke agens van enzoötische pneumonie.

Koorts, geen eetlust, dyspneu. Hoge mortaliteit, zelfs voor het hoesten.

Chronische enzoötische pneumonie: hoesten of groeivertraging. Droge, luide hoest. Kan lang aanhouden.

Om groeivertraging door ziekte tegen te gaan, kan antibiotica zinvol zijn.

45
Q

Pinkengriep

A

Pinken.
Vanaf 1 jaar treedt er leeftijdsresistentie op. Het komt vooral voor bij het opstellen in de herfst en winter. Er is altijd sprake van een infectie met het bovine respiratory syncytial virus. De meeste volwassen runderen hebben deze infectie ook.

Verschijnselen zijn variërend. Er is vooral hoesten, traanvloed, eventueel koorts, toegenomen ademfrequentie. Vaak is er sereuze neusuitvleoiing en soms speekselen.
De verschijnselen verdwijnen snel, waarna er alleen groeivertraging optreedt (gering).

Bij een ernstig verloop, zijn de dieren zeer benauwd, is de ademfrequentie hoog en zijn de slijmvliezen cyanotisch.

Het virus kan geïsoleerd worden uit het tracheobronchiaal secretum, maar als het niet gevonden wordt sluit het de ziekte niet uit. ELISA en PCR zijn ook mogelijk.

Het oedeem en de ontstekingsreacties kunnen worden bestreden met NSAID’s of corticosteroïden.

Er bestaat een vaccin.

46
Q

Enzoötische kalverpneumonie / shipping fever

A

Kalveren jonger dan 3-5 maanden.

Enzoötische pnemonie (onsteking alveoli)

Shipping fever: stressvole situatie zorgt voor de ziekte.

Multifactoriële ziekte, de primaire agentia zijn vooral viraal. Secundair zijn er opportunistische bacteriën.

Verschijnselen: milde tot ernstige dyspneu en koorts. De dieren hoesten.

De voortplanting, de groei en de prestaties van de dieren op latere leeftijd worden negatief beïnvloed.

47
Q

Zwoegerziekte / caprine artritis encefalitis

A

Schaap: zwoegerziekte
Geit: caprine artritis encefalitis (CAE).

Beide lentivirussen. Besmetting van moeder op lam bij de geboorte door biest/melk. Er is ook besmetting via direct contact.

Aangifteplichtig

Kunnen crhonische, ongeneselijke infecties, progressief verloop. Longen, zenuwstelsel, gewrichten en melkklieren kunnen worden aangetast. De meeste dieren vertonen geen verschijnselen.

Diagnose: antilichaamtiter met ELISA. PCR is ook mogelijk.

Er is geen therapie.

48
Q

Contagious bovine pleuropneumonia (CBPP)

A

Rund.
Mycoplasma mycoïdes mycoïdes

Komt niet meer voor in Europa. Aangifteplichtig.

Infectie via de aerogene weg: hoesten. Ook via de urine vindt er uitscheiding plaats. Dieren blijven jarenlang drager.

De mycoplasma mycoïdes kunnen hechten aan trachea- en bronchusepitheel. Er kan een vasculitis ontstaan.

Na 3 tot 6 weken wordt het dier ernstig ziek. Anorexie, koorts en respiratoire verschijnselen. Er kan abortus optreden.

49
Q

Zomerlongontsteking

A

Schaap en geit.
Multifactoriële aandoening. Mycoplasma en virussen (bijvoorbeeld para-influenzavirus) kunnen oorzaken zijn.

Mycoplasma bacteriën veroorzaken alleen een fibrineuze bronchopneumonie als de immuniteit is gedaald.

Mannheimia haemolytica zorgt voor een acute bronchopneumonie. Extreem weer en andere behandelingen zijn predisponerend.

Verschijnselen: groeiachterstand, neus- en ooguitvloeiing, hoesten, inspanningstolerantie. Vaak ook zonder klinische verschijnselen sterfte bij jonge lammeren. Preventie is het vermijden van stress.

50
Q

Mycoplasma bij pluimvee

A

Mycoplasma gallisepticum: chronic respiratory disease (CRD)
Mycoplasma synoviae is ook pathogeen voor pluimvee.

Verticale transmissie is mogelijk. Er is ook aerogene transmissie.

Mycoplasmata zijn zeer gevoelig voor desinfectantia.

Alleen mycoplasma als infectie is niet ernstig: tijdelijk proesten, lagere productie, minder goede groei.

Chronic respiratory disease zorgt voor dyspnoe, proesten, rochelende ademhaling en chronische vermagering.

51
Q

Psittacose en ornithose

A

Vogels.
Psittacose: chlamydia psittaci. Een obligaat intracellulair organisme. Psittacose komt voor bij pappegaaien, parkieten, kaketoes en ara’s.
Ornithose komt voor bij andere vogelsoorten. Schapen, geiten en gezelschapsdieren kunnen ook geïnfecteerd raken.

Chlamydia psittaci is een zoönose en geeft bij de mens koorts en longontsteking. Psittacose is aangifteplichtig.

Bij dieren zijn er vaak geen verschijnselen.

Verspreiding met besmette aerosolen. Alle diersoorten scheiden het agens uit in de omgeving.

Papegaaien kunnen suf zijn, bol zitten, anorexie krijgen, gewicht verliezen en soms ook- en luchtweginfecties, mcopurulente neusuitvloeiing en niezen.

Typisch voor psittacolose is geelgroene verkleuring van het uraat.

Vaststellen: swab van de conjunctivae/choane en cloaca. Er is een sneltest (ELISA) beschikbaar.

Therapie: intramusculaire antibiotica. Kan ook via het drinkwater. Immuniteit is kortdurend.

Langdurig hoge koorts, koude rillingen, hevige hoofd- en spierpijn en een niet-productieve hoest zijn symptomen bij mensen.

52
Q

Coryza contagiosa

A

Pluimvee.
Acute of subacute infectieziekte veroorzaakt door Avibacterium paragallinarum. Voornamlijk oudere dieren in de najaar en de winter.

Begint acuut: hoog percentage zieke dieren. Ooguitvloeiing, conjunctivitis, verkleven van de oogleden, gezichtsoedeem en rhonchi.

Behandeling met antibiotica moet snel gebeuren.

53
Q

Aspergillose

A

Vogels.
Voornamelijk aspergillus fumigatus.

Belangrijkste reden: immunosuppressie en verminderde afweer door vitamine A tekort.

Het is een zoönose. Er moet wel besmetting met veel sporen plaatsvinden. Het kan leiden tot onherstelbaar verlies van longweefsel.

Sporen vormen na contact met het weefsel een kiembuis. Er kan een pyogranulomateuze en necrotiserende reactie ontwikkelen. Metastering treedt snel op.

Verschijnselen: bepaald door aantasting van orgaan. Depressie en cachexie.
Respiratoire-neurale vorm bij de kip (vergelijkbaar met Newcastle disease).
Bij andere vogels: respiratoire verschijnselen als staartwippen, tachypneu en dyspneu.

Postmortaal: aspergillomen. Beeldvormende diagnostiek kan nuttig zijn. CT-scans zijn hierbij het beste. Endoscopisch onderzoek is ook nuttig.

Therapie: antimycotica. Vaccinatie is niet mogelijk.

Prognose: gunstig bij beperking tot trachea, slecht bij uitgebreide infiltraten in de longen.

54
Q

Tuberculose

A

Woekeringen met verkazing.
Zoönose, aangifteplichtig.
Mycobacterium (tuberculosis, bovis en avium (niet aangifteplichtig)).
In het buitenland nog niet geheel verdwenen
Besmetting met m. avium kan vanuit varkens, maar niet vanuit vogels.

Vaak niet direct een klinische infectie, pas bij predisponerende factoren.

Rund: miliaire tuberculose, acuut. De longen zijn dichtgezaaid met tuberkeltjes.
Endobronchiale uitbreiding met sterretjes en klaverbladtekeningen: acinaire tuberculose. Er ontstaan holten (cavernes) die in verbinding staan met de bronchi.

Chronische aandoening. Geen behandeling, eliminatie van het dier.

55
Q

Longworm rund

A

Grote longworm: dictyocaulus viviparus. Produceren eieren in de longen. Eieren of larven worden opgehoest en ingeslikt.

Een patente infectie vindt vaak niet plaats. Overgevoeligheidsreacties spelen een rol.

Verschijnselen: hoge ademfrequentie en hoesten. Epithelisatie van alveoli. Er kan veel exsudaat in de bronchi en trachea ontstaan, wat kan leiden tot verstopping van de luchtwegen.

56
Q

Longworm schaap en geit

A

Dityocaulus filaria: grote longworm
Muellerius capillaris en protostrongylus rufescens: kleine longwormen

Dictyocaulus filaria: wormknobbeltjes, brutknoten, cattarale bronchitis.

57
Q

Longwormen varkens

A

Metastrongylus elongatus: bij naar buiten gaande varkens, tussengastheer is de worm.

58
Q

Longworm paard

A

Dictyocaulus arnfieldie: catarrale bronchitis.
Vergelijkbaar met dictyocaulus viviparus bij de rund.
Veulens vaak geen verschijnselen, bij volwassen dieren: chronisch hoesten, verhoogde ademhalingsfrequentie en neusuitvloeiing.

59
Q

Longwormen hond en kat

A

Hond: filaroides osleri veroorzaakt een chronische polypeuze tracheïtis en bronchitis. Er kunnen wormen in de poliepen zitten.
Crenosoma vulpis. Tussengastheer is de slak. Chronische longinfectie met hoesten, niezen en neusuitvloeiing.

Hond en kat: capillaria aerophila. Milde infecties, verlopen asymptomatisch.

Kat: aelurostrongylus abstrusus veroorzaakt bronchitis. Tussengastheer is de slak.

Diagnose (algemeen): vinden van de larven in de feces.

60
Q

Ascaris suum

A

Varken, spoelworm.
Zoönose
Orale opname via infectieus wormei. Via de lever maakt de parasiet een trektocht naar de longen.

Kleine bloedingen, emfyseem en eosinofiele bronchitis en pneumonie. Hoesten, groeivertraging. Vaak geen verschijnselen.

Lever: witte vlekken, afkeur bij slacht

61
Q

Echinococcose

A

Echinococcusblazen kunnen in de longen van slachtdieren gevonden worden. De blaas is een larvenstadium. Het is een lintworm die leeft in de dunne darm van de hond, kat en vos. Er zijn veel dieren tussengastheer.

62
Q

Verslikpneumonie

A

Paarden, herkauwers en honden voornamelijk.
Na een slokdarmverstopping of bij epiglottisafwijkingen, bij braken, regurgiteren. Er kan een secundaire infectie ontstaan.

63
Q

Chronische bronchitis hond

A

Chronisch idopathisch of eosnifoiele bronchopneumopathie.

Chronische productieve hoest. Verminderd uithoudingsvermogen en een overmatige voedingstoestand.

Diagnostiek: röntgenfoto’s, bronchoscopie en cytologie van bronchoalveolaire lavage. De bacteriële kweek hoort negatief te zijn.

Therapie: glucocorticosteroïden.

64
Q

Chronische bronchitis en astma kat

A

Astma: overgevoeligheidsreactie die zorgt voor gegeneraliseerde bronchoconstrictie en overmatige slijmproductie. Honden hebben geen astma.
Diagnostiek: aanvalsgewijze geforceerde ademhaling zonder stridor.

Chronische bronchitis zorgt voor hoesten. Bronchoscopie wordt niet vaak uitgevoerd ivm anesthesierisico.

65
Q

Intermitterende chronische luchtwegobstructie (RAO)

A

Overmatige mucusproductie, pulmonale neutrofilie, bronchoconstrictie. Astma, chronische bronchitis en COPD vallen allemaal onder ROA.

Hypersecretie, zwelling van het slijmvlies en bronchoconstrictie zorgen voor bronchusvernauwing. Ventielwerking zorgt voor emfyseem.

Verschijnselen: hoesten (niet altijd), een gebrek aan uithoudingsvermogen.

Ernstige dyspneu: neusvleugelen, anusbewegingen.

Longauscultatie: van niets tot verscherpt ademen. Longveld kan normaal of vergroot zijn.

Tracheabronchoscopie: ronchiaal secretum, vaak met een purulent karakter. Er zijn vaak veel neutrofielen.

Therapie: verbetering van het milieu.

66
Q

(small) airway inflammatory disease (s) IAD

A

Paard.
Ontstekingsreacties van de voorste luchtwegen, waarbij de oorzaak niet-infectieus is.

Verschil met RAO: niet-intermitterend, geen longafwijkingen.

Oorzaken: allergie, inhalatie van stof. Eerdere infectie.

67
Q

Longtrauma

A

Geforceerde ademhalingsbewegingen. Knisteren en crepitatie.

68
Q

Longbloedingen paard en rund

A

Paard: kortdurende zware arbeid. Dit is exercise induced pulmonary hemorrage. Hoeft geen bloed uit de neus te komen.

Rund: statische pneumonie is de oorzaak. Infecties met fusobacterium necorphorum. Infecties met fusobacterium necrophorum zijn belangrijk. Deeltjes met bacteriën lopen vast in de longcapillairen.

69
Q

Longoedeem

A

Secundair longoedeem: circulatoire aandoeningen die zorgen voor een hogere druk in het linker atrium.

Interstitieel: minder enrstig.
Alveolair oedeem: licht tot ernstig.
Mindere prestatie, benauwd. Hoesten bij de hond.

Spoedpatiënten.
Therapie: 1. verbeteren oxygenatie. 2. Elmineren van oedeem. 3. stabilliseren van de toestand.

70
Q

Longemfyseem

A

Longemfyseem: een respiratoir gedeelte van de long bevat teveel lucht.

Ventielwerking: de inspiratoire krachten zijn groter dan de expiratoire krachten. De bronchi en bronchioli hebben bij inspiratie een grotere diameter. De elasticiteit van de long is verminderd.

Alveolair emfyseem: beperkt tot de acinus. Ook heb je interstitieel, subpleuraal en bulleus emfyseem (met grote luchtblazen).
Chronische gedeeltelijke obstructie van de longwegen: scheuren van vezels en verlies van longweefsel.

Je hoort knisteren. Te holle percussietoon.

71
Q

Longjacht

A

Rund
Acute, atypische interstitiële pneumonie (acute AIP).

Nazomer. Benauwdheid. Hoest kan, is dan kort en krachteloos. Ademhaling is snel en abdominaal. Pols en temperatuur zijn verhoogd.

Weinig ademgeluiden.

72
Q

Knisteren

A

Longemfyseem

73
Q

Chiemen en piepen

A

Exsudaat in de longwegen

74
Q

Atelectase

A

De alveoli zijn niet of onvoldoende ontplooid: luchthoudend. Ontstaat door onvoldoende surfacant, door druk van buiten of door luchtresorptie.

Kleinere long, donkerdere long, zinkt in water.

75
Q

Koolstofmonoxide intoxicatie

A

Koolstofmonoxide bindt veel sterker aan hemoglobine dan zuurstof.
Hypoxie zonder cyanose, omdat HbCO ook helderrood is.

76
Q

Pneumothorax

A

Lucht in de pleuraholte. Bullae kunnen doorbroken worden. Bullae kunnen congenitaal zijn of als gevolg van emfyseem.

Perforerend trauma: open pneumothorax.
Door ventielwerking kan er ruptuur optreden. Dit is een tensiepneumothorax (alleen bij GD, LH en P geen middenrif).

De pleura parietalis komt los te liggen van de pleura visceralis. Elastische eigenschappen zorgen voor compressieatelectase.

Verschijnselen: snelle, pompende ademhaling, pendelende ademhaling. Willen liever staan of zitten dan liggen. Temperatuur kan verhoogd zijn door meer ademen.

Ausculatatie: zwakke of geen longgeruisen, holle toon. Röntgen.

Alleen gesloten pneumothorax hoeft niet behandeld te worden. Na sluiting van de lekkage wordt lucht geresorbeerd.

77
Q

Pneumomediastinum

A

Vrij lucht in het mediastinum.
Lucht vanuit de trachea: door lekkage of na punctie. Abnormale gasophoping in het mediastinum door ventielwerking. Subcutaan kan er ook gas ophopen (subcutaan emfyseem).

Verschijnselen:

78
Q

Liquothorax

A

Een overmatige hoeveelheid vocht in de pleuraholte. Hieronder vallen hemothorax (bloed), chylothorax (chylus), pyothorax (purulent exsudaat) en hydrothorax (transsudaat),

GD:
Bloed: coagulopathie, trauma, tumor, longkwabtorsie of iatrogeen.
Chylus: congestief rechter (kat ook links) hartfalen, ruimte-innemend proces in het voorste mediastinum, idiopathisch.
Puur transsudaat (waterig): ernstige hypoalbuminemie.
Gemodificeerd transsudaat: congestief rechter (kat ook links) hartfalen, tumor, orgaanstuwing
Steriel exsudaat: vasculitis (zoals van FIP)
Purulent exsudaat: trauma, corpus alienum, Nocardia infectie

Verschijnselen: dyspneu, pendelende ademhaling. Hoesten, verminderd uithoudingsvermogen.

Diagnostiek: geforceerde ademhaling, normale AF, pendelend, geen stridor. Ictus cordis minder goed of niet voelbaar. ADemgeluiden dorsaal versterkt, ventraal zwak.

Thoracocentese: thoraxpunctie om de hoeveelheid vocht te verminderen en als diagnostiek.

79
Q

Pleuritis LH en paard

A

Fibrineus
Het oppervlak wordt ruw, dof en ondoorschijnend, door een laag fibrine.

Fibrinebladen van tegenover elkaar gelegen pleurabladen kunnen vergroeien –> adhesieve pleuritis.

80
Q

Pleuritis hond/kat

A

Purulent.FIP bij de kat. Helder, geel, visceus vocht in de buikholte of borstholte.

81
Q

Pleuritis algemeen

A

Verschijnselen: exsudatie en fibrinevorming acuut. Ademhaling is te frequent en te oppervlakkig. Hoest is onderdrukt en lage eetlust. Runderen gaan liever niet liggen. Varkens kreunen expiratoir en ‘hondenzit’.

Je hoort wrijvingsgeluiden en schokkerig kraken. De percussie van de thoraxwand is pijnlijk.

Echografie is handig. Thoraxpunctie met cytologisch onderzoek.