Cr 1 Flashcards
Cr 1
1
Q
Het land(van herkomst)
A
Le pays( d’origine)
2
Q
De bestuurdersruimte
A
La cabine
3
Q
De airco(nditioning)
A
La clim(atisation)
4
Q
De levering
A
La livraison
5
Q
moeilijk
A
difficile
6
Q
moe
A
fatigué(e)
7
Q
volgend
A
prochain
8
Q
overmorgen
A
aprés-demain
9
Q
eergisteren
A
avant-hier
10
Q
gelukkig
A
heureusement
11
Q
Opnieuw vertrekken
A
repartir
12
Q
naar/in het buitenland
A
À l’étranger
13
Q
Dat is niet vanzelfsprekend
A
Ça n’est pas évident
14
Q
dat is lang geleden
A
Ça fait longtemps
15
Q
Twee weken geleden
A
Il y a deux semaines
16
Q
zijn/haar vakantie doorbrengen
A
Passer ses vacances
17
Q
Wat een avontuur!
A
Quelle aventure!
18
Q
duitsland
A
l’allemagne