Corvées Flashcards
1
Q
Faire les courses
A
Boodschappen doen
2
Q
Acheter du pain
A
Brood kopen
3
Q
Préparer le repas
A
Het Eten klaarmaken
4
Q
Mettre la table
A
De tafel dekken
5
Q
Débarasser la table
A
De tafel afruimen
6
Q
Faire la vaisselle
A
Afwassen
7
Q
Vider le lave vaisselle
A
De afwasmachine leegmaken
8
Q
Ranger ma chambre
A
Mijn kamer opruimen
9
Q
Faire mon lit
A
Mijn bed opmaken
10
Q
Passer l’aspirateur
A
Stofzuigen
11
Q
Cirer mes chaussures
A
Mijn schoenen poetsen
12
Q
Repasser
A
Strijken
13
Q
Nettoyer la cage du cochon d’Inde
A
De kooi van de cavia schoonmaken
14
Q
Réveiller son petit frére
A
Op mijn kleine broer passen
15
Q
Laver la voiture
A
De auto wassen
