Core Flashcards

1
Q

De

De meisjes komen op de en de vrouw afhollen

A

The

The girls come running towards the man and the woman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

En

Mijn vader en moeder gaan uit eten in het restaurant

A

And

My father and mother go out to eet at the restaurant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In

Het was koud in de slaapkamer

A

In

It was cold in the bedroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van

Zijn ogen zijn sluw als die van een roofdier

A

Of

His eyes are as cunning as those of a predator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op

Ze ziet hem op het terras zitten

A

On

She sees him sitting on the terrace

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zijn

Honden zijn aanhankelijke en trouwe dieren

A

Be

Dogs are affectionate and loyal animals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het

Het kind was ziek

A

the, it

The child was sick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een

Een mas en een vrouw kunnen samen een kind adopteren

A

A

A man and a woman can adopt a child together

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor

Ik heb het leuk om voor hem te koken

A

1) for, 2) in front of

I enjoy cooking for him

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Die

Die vraag bracht iets teweeg wat me niet meer met rust laat

A

1) that, those / 2) that, who

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met

De vrouw reed met haar vriend mee naar de winkel

A

With

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Te

Ze begon te huilen van blijschap

A

To

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hebben

Je hebt een bleke huid

A

Have

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Niet

Je hebt eeb bleke huid

A

Not

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aan

Met de zaklamp was ze niet meer bang

A

To

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ook

Toch hadden ze er vertrouwen in dat alles ook vandaag zou lukken

A

Also

17
Q

Er

De volgende ochtend werd er een lange wandeling genaakt

A

There

18
Q

Als

Ik krijg dorst als ik die fles zie staan

A

When

19
Q

Veel

We keken beiden uit over de rivier en zeiden niet veel

A

Much

20
Q

Kunnen

Misschien kunnen we samen naar de markt gaan

A

To be able

21
Q

Dat

Hij vertelde dat hij zich beter voelde

A

That

22
Q

Om

Hij vertelde om het plaatsoen

A

Around

23
Q

Worden

Deze pasfoto werd door de politie verspreid

A

To be

24
Q

Dat

A

That

25
Q

Nog

Ze is nog jong

A

Still