Contractie van de hart- en skeletspier ZO.3 Flashcards

1
Q

Eiwit polymeer dat de ruggengraat vormt van het dunne filament

A

f-actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eiwitketen (ca 7 actine monomeren lang) gekoppeld aan f-actine, welke in rust de myosine bindingsplaats afschermt

A

tropomyosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bestaat uit 3 subunits, is gekoppeld aan tropomyosine

A

troponine complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wordt gevormd door bundeling van staartdelen van een groot aantal D eiwitten

A

dikke filamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belangrijkste onderdeel van dikke filamenten, heeft een staartdeel, een scharnier deel en een kopdeel

A

zwaar keten myosine (MHC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

regulatoire eiwitten die vastzitten naast de kopdeel van MHC

A

licht-keten myosine (MLC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eiwit gelegen bij de Z-lijnen en dat gevonden zit aan het actine, speelt rol bij de sarcomeer-cytoskelet interactie

A

alfa-actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lichtere band in de dwarse streping van skelet- en hartspier waar geen overlap is tussen dunne en dikke filamenten

A

I-band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

donkere band in de dwarse streping van skelet-en hartspier, waar dunne filamenten overlappen met dikke filamenten

A

A-band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met elektronenmicroscopie zichtbaar donkere lijn in de H-band, een lichtere band in A-band

A

M-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

met elektronenmicroscopie zichtbare donkere lijn in I-band

A

Z-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tubulair intracellulair membraansysteem, als specialisatie van het endoplasmatisch reticulum

A

sarcoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diepe instulping van het plasmamembraan van de spiercel tussen de myofibrillen ter hoogte van Z-lijn

A

t-tubuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met elektronenmicroscopie zichtbare dwarsdoorsnede van een M aan weerszijde omringd door uiteinden van sarscoplasmatisch reticulum

A

triade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitenden van sarcoplasmatisch reticulum die samen met de 2 t-tubuli een triade vormen

A

terminale cisternae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

plasmamembraan van de spiercel

A

sarcolemma

17
Q

langste eiwit van het sarcomeer, rijkt van M-lijn naar Z-lijn

A

titine

18
Q

eiwit gelegen bij de M-lijnen dat gebonden zit aan het myosine

A

myomesine

19
Q

TnC

A

calcium binding

20
Q

TnI

A

inhibitor

21
Q

TnT

A

tropomyosine

22
Q

Waar zorgt vrijkomende energie door hydrolyse van ATP voor?

A

in neutrale stand zetten van myosine scharnier

23
Q

Wat levert de energie voor de power stroke

A

loslaten van Pi

24
Q

Waar in het relaxatieproces wordt ATP verbruikt?

A

verlagen van intracellulair ca door ca-ATPase in SR en plasmamembraan

25
Q

2 redenen waardoor rigor mortis optreedt als gevolg van ATP gebrek

A

geen ATP meer om cross-bridges los te maken, geen ATP meer om ca het cytosol uit te pompen

26
Q

Wat is het verschil in koppeling tussen L-type Ca-kanaal en RyR van de hartspier en de skeletspier

A

skeletspier: L-type Ca kanaal is in de T-tubuli fysiek gebonden aan de RyR Ca-kanaal in het SR

harspier: L-CC is niet direct gebonden met het RyR in het SR, opening door Ca induced calcium release

27
Q

Wat is het verschil in herkomst van Ca nodig voor contractie?

A

Skeletspier: L-CC opent, RyR opent en Ca-transport vanuit het SR van cytosol

harspier: opening door Ca induced ca release. Ca deels uit SR, deels via L-CC en Na/Ca exchanger

28
Q

Waarom is NCX belangrijk?

A

In hartspier moet tijdens relaxatie ook Ca weer de cel uit naar extracellulair via de ca pomp en na/ca exchanger

29
Q

Wat is het mechanisme waardoor stimulatie van de harstpiercel door (nor)epineprhine aanleiding geeft tot post-translationele modificatie van specifieke eiwitten in de hartspier

A

(nor)adrenaline bindt aan b-adrenerge receptoren en dit leidt via stimulering van het adenylaatcyclase tot verhoging van het intracellulair cAMP en activering van het cAMP-afhanklijke eiwitkinase PKA. PKA fosforyleert meerdere target eiwitten

30
Q

2 gemodificeerde eiwitten die een rol spelen bij het contractieprocess

A

L-type ca kanaaleiwit (lagere drempelpotentiaal voor opening)
RyR (meer ca influx)

31
Q

2 gemodificeerde eiwitten die een rol spelen bij het relaxatieprocess

A

fosfolamban (meer SR-ATPase activiteit)
Troponine I (snellere release van Ca van troponine C)

32
Q

Wat is een inotroop effect (door adrenaline)

A

door fosforylering van L-CC en RyR hogere intracellulaire Ca piek geeft grotere contractiekracht

33
Q

Wat is een chronotroop effect (door adrenaline)

A

door fosforylering van fosfolamban en TnI snellere verlaging intracellulair ca en dus snellere relaxatie