Contact 5 Flashcards
1
Q
een leeftijd
A
un âge
2
Q
een jaar
A
un an
3
Q
een klas, een klasse
A
une classe
4
Q
een dans
A
une danse
5
Q
een meisje
A
une fille
6
Q
een broer
A
un frère
7
Q
een jongen
A
un garçon
8
Q
een mevrouw
A
une madame
9
Q
een juffrouw
A
une mademoiselle
10
Q
een postkantoor
A
une poste
11
Q
een zus
A
une sœur
12
Q
een tablet
A
une tablette
13
Q
dol zijn op
A
adorer
14
Q
heten
A
s’ appeler
15
Q
wonen
A
habiter
16
Q
spelen
A
jouer
17
Q
ook
A
aussi
18
Q
hoeveel
A
combien
19
Q
nog
A
encore
20
Q
dicht (bij)
A
près (de)
21
Q
bijna
A
presque
22
Q
welk(e)
A
quel, quelle
23
Q
zesde
A
sixième
24
Q
(boven) op
A
sur
25
nul
zéro
26
één
un
27
twee
deux
28
drie
trois
29
vier
quatre
30
vijf
cinq
31
zes
six
32
zeven
sept
33
acht
huit
34
negen
neuf
35
tien
dix
36
elf
onze
37
twaalf
douze
38
dertien
treize
39
veertien
quatorze
40
vijftien
quinze
41
zestien
seize
42
zeventien
dix-sept
43
achttien
dix-huit
44
negentien
dix-neuf
45
twintig
vingt
46
een meneer
un monsieur