Contact 1 Flashcards
de Ardennen
les Ardennes
een einde
une fin
een grootvader
un grand-père
een grootmoeder
une grand-mère
de grootouders
les grands-parents
een moeder
une mère
de natuur
la nature
een strand
une plage
een terugkeer, thuiskomst
un retour
een koffer
une valise
een reis
un voyage
(be)eindigen, aflopen
finir
zwemmen
nager
spreken
parler
wandelen
se promener
terugkeren, thuiskomen
rentrer
lijken, schijnen
sembler
verzorgen
soigner
tegenover
en face de
ongelukkig
malheureux, malheureuse
bedroefd, droevig
triste
Het weer is super.
Il fait un temps super.
Ik wandel ontzettend graag.
J’adore me promener.
Binnen een week.
Dans une semaine.
Wie verzorgt er je dieren?
Qui soigne tes animaux?
Ze wonen tegenover mij.
Ils habitent en face de chez moi.
Je lijkt bedroefd.
Tu sembles triste.
Ze is ongelukkig.
Elle est malheureuse.
Hij pakt zijn koffer.
Il fait sa valise.
Het is afgelopen.
C’est fini.
Aan alles komt een eind.
Tout a une fin.
Een goede thuiskomst!
Bon retour!