conflictmanagement a Flashcards

1
Q

model zegt iets over de bronnen van het conflict

A

structuurmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

model zegt iets over het verloop van een conflict

A

procesmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mekog model bestaat uit:

A
Motivatie
emotie
kennis
omgeving
gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

conflictbeslechting

wat is tussenpartijdig?

A

de partijen bepalen zelf de uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

conflictbeslechtening

wat betekend bovenpartijdig?

A

de rechter of advocaat bepaalt de uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een scheiding doormiddel van onderhandelen met een advocaat of andere cl experts

A

collaborative lawyering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

partijen leggen hun geschil voor aan een deskundige DERDE, meestal een jurist

  • vermindert de kans op overconfidence bias
A

neutral evalution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een vorm van particuliere rechtspraak met een oneven aantal arbiters (soort scheidsrechters)

  • niet openbaar
  • wederpartij moet ook willen
  • prijzig (duurder dan mediation)
  • makkelijk uitvoerbaar in een ander land (internationaal conflict)
A

arbitrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een procedure die geregeld is in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (meest voorkomende manier als je er niet uit komt in nederland)

  • duur
  • tijdrovend
  • soms noodzakelijk
  • levert jurisprudentie op
A

procederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een vorm van particuliere rechtspraak, maar zonder wettelijke voorschriften over hoe de procedure moet verlopen. vooral gebruikt bij CONSUMENTENGESCHILLEN

A

bindend advies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het begeleiden/voorzitten van een bijeenkomst door een neutrale derde. Eigenlijk meer een kwestie van conflictvoorkoming

A

facilitation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat ik goed doe komt door interne factoren (wat met jou zelf te maken heeft) wat fout gaat komt door externe factoren

’’ als iets goed gaat komt dat door jezelf ,maar als iets fout gaat komt dat door iets anders (extern)’’

A

self serving bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dingen voor jezelf goedpraten ( je wilde graag een roze laptop kopen maar deze was uitverkocht, uiteindelijk heb je de grijze gekocht. 2 weken later zie je dat de roze weer op voorraad is, maar je vindt deze uiteindelijk toch minder mooi

A

cognitieve dissonantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

twee mensen maken ruzie over wie er dinsdagavond moet werken, pas later in de mediation komt vervanging ter sprake (je vergroot de taart)

A

fixed pie assumption

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

je bent er vast van overtuigd dat er een verband bestaat tussen twee variabelen die geen verband houden.

A

illusoire correlatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

neiging om gedragingen van anderen toe schrijven aan hun persoonlijkheid of karakter

A

fundationele attributiefout

17
Q

er is niets rationeels aan, ik verdenk een vriend van geld stelen, maar dit blijkt niet zo te zijn. ik wil alsnog afstand doen van deze vriend.

A

irrationele escalatie van commitment

18
Q

een vast punt geven

weet u al hoe u na de scheiding door de week de opvang van uw kinderen gaat regelen. iets op tafel gooien zodat je daarop kun refereren (referentiekader)

A

anchoring

19
Q

mensen doen meer hun best om een verlies te voorkomen dan om iets te winnen. ‘

’’ als ik die fietssubsidie aanvraag, verlies ik mijn recht op een parkeerplaats op het terrein’’

A

verliesminimalisatie

20
Q

je trekt een conclusie, maar die is niet juist

op een ander trapje terecht komen

A

ladder of inference

21
Q

je gaat ervan uit dat iedereen denkt zoals jij erover denkt

A

naief realisme

22
Q

als de tegenpartij het zegt, ben ik tegen het voortel. hij of zij zal er wel een bedoeling mee hebben.

A

reactive devaluation

23
Q

te snel gelijk krijgen, je wint iets, maar toch ben je niet tevreden

A

winners curse

24
Q

communicatie over het communiceren

A

metacommunicatie

25
Q

soorten vragen

hoelang werkt u ook alweer samen

A

strategische vraag

26
Q

soorten vragen

zou u het ook als teleurgesteld omschrijven?

A

controlevraag

27
Q

soorten vragen

hebben jullie nou afspraken gemaakt voor de toekomst waar je je niet aan kan houden?

A

hypothetische vraag

28
Q

stel dat u de rechtszaak verliest en u blijft buren

als er niks veranderd hoe zal het er dan uitzien?

A

reality testing

29
Q

de mediation apart voortzetten

A

caucus mediation

30
Q

de mediation apart voortzetten

A

caucus mediation