colleges motorische ontwikkeling en kinderrevalidatie Flashcards
waar staat het bewegingssysteem uit?
Bewegingsapparaat en zenuwstelsel
bewegingsapparaat kenmerken
- Muscoleskeletaal systeem
- botten, spieren, pezen, gewrichten, ligamenten
Waar bestaat het zenuwstelsel uit?
- Centraal zenuwstelsel ( hersenen en ruggenmerg)
- perifeer zenuwstelsel (zenuwen voor beweging (motorisch) en gevoel (sensibel);
- Perifeer zenuwstelsel (beweging (motorisch) en gevoel (sensibel))
twee soorten zenuwcellen en wat gebeurt met de spieren als het niet goed zit?
- Centrale motorische neuronen –> hersenschors –> stijf
2. Perfireren motorische neuronen –> ruggenmerg–> slap
Belangrijke gebieden CZS en bijpassende motoriek
- grote hersenen, motorische schors: planning en coordinatie
- kleine hersenen (cerebellum): balans, houding en spierspanning en het coordineren en aanleren van bewegingen
- ruggenmerg: reflexmatige bewegingen
hoe meer caudaal (naar onder) in de hersenen hoe ….
sneller de bewegingsreactie, maar hoe minder de bewegingsmogelijkheden
kennis van motorische ontwikkeling is van belang want..
- aanwijzingen over algemeen ontwikkelingsniveau
- veel neurologische afwijkingen manifesteren zich in fijn/grove motoriek
- hangt samen met andere ontwikkelingsdomeinen(cognitief, taal, sociaal-emotioneel)
drie theorien van motorische ontwikkeling
- neurale rijpingstheorieen
- dynamische systeem theorie
- neurale groep selectie theorie.
neurale rijpingstheorie
komt uit het kind zelf, omgeving heeft geen invloed. ligt vast in de hersenen
dynamische systeemtheorie
interactie tussen omgeving en kind ontwikkeling
neurale groep selectietheorie
tussenweg.
doet recht aan omgevingsfactoren maar ook voor genetisch aanleg.
het begint bij genetisch, maar geleidelijk gaat de omgeving steeds een grotere rol spelen.
implicatie motorische ontwikkeling volgens dynamische systeemtheorie
kind gaat pas gewenst motorisch gedrag vertonen als het voor hem een functionele betekenis heeft
implicatie motorische ontwikkeling volgens NGST
het kind moet gestimuleerd worden tot het zelf actief oefenen van motorische taken in allerlei variaties, zodat het neurale systeem zelf de beste oplossing kan bedenken
kinderrevalidatie ontwikkeling in de jaren
herstel –> participatie als doel
doelgroepen kinderrevalidatie
- kinderen die op basis van ziekte of aandoening beperkingen ondervinden in dagelijks functionere of die zich onvoldoende spontaan ontwikkelen
- tijdelijk of blijvende primaire motorische stoornis
- vaak combinatie met cognitieve, communicatieve en/of zintuigelijke beperkingen.
ICF-CY kan functioneren vanuit 3 verschillende perspectieven:
- menselijk organisme
- anatomische eigenschappen
- functies - menselijk handelen
- activiteiten - deelname aan maatschappelijk leven
- participatie
6 ‘F’ words in kinderrevalidatie
- Function
- Family
- Fitness
- Fun
- Friends
- Future
doelgroepen kinderrevalidatie specifiek
Cerebrale Parese (CP) Spina Bifida (SP) Neuromusculaire aandoeningen Skeletdysplasieën Niet-aangeboren hersenletsel Developmental Coordination Disorder (DCD)
soorten cerebrale parese
spastische parese
dyskenetische parase
atactische parese
alarmsignalen cerebrale parese in eerste levensjaar
Vertraagde ontwikkeling (rollen, zitten, kruipen, staan en lopen).
‘Floppy infant’, hoofdje onvoldoende omhoog.
Gebruikt 1 lichaamshelft minder.
Drinkt traag, huilt vaak,…
Altijd gespannen
Scharende gang, tiplopen.
Lokalisatie cerebrale parese
- quadriplegia
- bilaterale parese
- unilaterale parese
cerebrale parese classificatie
type
lokalisatie
ernst
ernst van cerebrale parese
functionele gevolgen:
- grof motorische beperkingen
- fijn motorische beperkingen
cerebrale parese en problemen op andere gebieden
Epilepsie (40% )
Cognitieve functiestoornissen (50% normale intelligentie)
Leerstoornissen (bijv. dyslexie, dyscalculie)
Visusstoornissen
- Oogstoornissen:
- cerebrale visusstoornissen
Gehoor en spraakstoornissen
Voedings- en groeistoornissen
Emotionele en gedragsproblemen (25% heeft gedragsproblemen)
Overgevoeligheid/ondergevoeligheid
Cerebrale parese invloed op dagelijks leven
mobiliteit communicatie omgang met leeftijdsgenoten sociale ontwikkeling zelfverzorgingen spelen en sport opvoeding en stress
oorzaken van problemen in gedrag en emotie
hersenbeschadiging
cognitief functioneren
sociaal functioneren
opvoeding
2 vormen spina bifida
spina bifida occulta
spina bifida apera
- meningokele
- meningomyelokele
spina bifida en anatomische/functionele gevolgen
- mentale functiestoornissen
- functiestoornis van het bewegingssysteem
- functiestoornis in het urogenitale stelsel, de
spijsvertering en reproductie - functiestoornis van de huid
spina bifida en gevolgen op activiteiten en participatie
Leren toepassen van kennis Algemene taken en eisen Communicatie Mobiliteit (lopen en manipuleren) Zelfverzorging Gezinsfunctioneren en persoonlijk functioneren
Duchenne en problemen op andere gebieden
Cognitieve stoornis niet progressief.
Cognitieve achterstand is specifiek, niet globaal (automatiseren van leertaken, werkgeheugen, aandacht).
Dystrofine in brein/cerebellum: taal aangetast, meer emotionele problemen.
Hoger risico op gedrags- en leerproblemen: ADHD, dyslexie, dyscalculie.
neuromusculaire aandoeningen (NMA)
Duchenne
spinale spietatrofieeën
NMA en functionele en anatomische gevolgen
Stoornissen in functies van bewegingssysteem (spierkracht, mobiliteit van gewrichten, voortbeweging, mondmotoriek en slikken).
Stoornissen in ademhalingsstelsel.
Stoornissen in spijsverteringsstelsel en metabool stelsel (obstipatie, vertraagde lengtegroei en ondergewicht, osteoporose).
Stoornissen in blaasfunctie (incontinentie, niet goed kunnen uitplassen).
Stoornissen in sensorische functies, pijn en vermoeidheid.
Stoornissen in mentale functies (intellectuele functies en emotie/gedrag).
NMA en gevolgen op activiteiten/participatie
Mobiliteit (lopen/verplaatsen, optillen en manipuleren). Zelfverzorging. Leren toepassen van kennis. Communicatie. Sociale interactie. Opvoeding en stress.
2 soorten dysplasie
osteodysplasie. = oorzaak in bot chondorplasie = oorzaak in kraakbeen
skelet dysplasie
osteogenesis imperfecta = broze botten ziekte
achondroplasie
osteogenesis imperfecta types
type 1 - 4
OI en functionele en anatomische gevolgen
Bewegingsfuncties en vormafwijkingen
Sensorische functies
Functies van hart en bloedvaten en ademhaling
OI en gevolgen op participatie/activiteiten
mobiliteit
maatschappelijk leven
Achondroplasie en functionele en anatomische gevolgen
Skelet
Hersenen, ruggenmerg en mentale functie
beweging en houding
respiratoire functie
Achondroplasie en gevolgen op activiteiten en participatie
leren/toepassen van kennis
mobiliteit
zelfverzorging
Niet aangeboren hersenletsel (NAH)
traumatisch (geweld vanaf buitenaf)
niet - traumatisch (van binnenuit)
NAH herstel afhankelijk van:
neurologische functiestoornissen
cognitieve functiestoornissen
gedragsveranderingen
Etiologie Developmental Coordination Disorder (DCD)
Geen duidelijke oorzaak maar wel vermoedens (aanleg, risicofactoren peri-/postnataal, neurologische rijping, bewegingservaring)
Groot deel kinderen met DCD heeft een blanco pre- en perinatale anamnese
DCD valt soms samen met…
Comorbiditeit: ADHD, ASS
Specifieke leerproblemen (dyslexie, dyscalculie)
Gedragsproblemen t.g.v. ADHD of ASS, maar ook secundair o.b.v. onhandige motoriek (faalangst, negatief zelfbeeld)
DCD en gevolgen op activiteiten en participatie
zelfverzorging
buitenschoolse activiteiten
Toepassen / leren van kennis
ICF en lichamelijke beperkingen
Welke eigenschappen zijn het meest gerelateerd aan participatie
Grove motoriek,
handvaardigheid
cognitief functioneren,
communicatievaardigheden,
leeftijd en geslacht