colleges enzo Flashcards

1
Q

DSM-5

A

Psychiatrisch handboek waarin alle stoornissen gehanteerd staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 manieren om abnormaliteit te definiëren

A
  • statistische afwijking
  • mate van disability/impairment
  • Emotionele distress/ ongelukkigheid
  • harmful dysfunction
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Impairment

A

Interferentie met schools en sociaal functioneren.

Beperkingen in het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Emotionele Distress

A

Somber, geagiteerd, piekeren, paniek, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Harmful disfunction (wakefield)

A

1) Een intern mechanisme dat hapert
2) veroorzaakt disfunctioneren en/of lijden

Er wordt uitgegaan van een onderliggende psychobiologische disfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

BOGSAT

A

Bunch Of Guys Sitting Around a Table. Vaak amerikaanse psychiaters die zitten letterlijk om een tafel. En ze stemmen over welke gedragingen in een de dsm mogen opgenomen worden. Doen ze wel op basis van hun expertise, maar ook op basis van wat er speelt in de samenleving (denk aan homoseksualiteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voordelen DSM

A
  • Communicatie over categorieën mogelijke/makkelijk
  • Onderzoek naar oorzakelijke factoren van omschreven stoornissen mogelijk
  • Onderzoek naar effecten van verschillende behandelmethoden mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nadelen DSM

A
  • Onduidelijk onderscheid tussen verschillende categorieën: veel comorbiditeit (bv depressie criteria - angst criteria)
  • Onduidelijk onderscheid normaal vs gestoord (is t nou wel depressie of niet)
  • Niet iedereen past in een hokje
  • Niet onafhankelijk (farmaceutische industrie)
  • REÏFICATIE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Realisme / essentialisme

A

DSM classificaties komen overeen met een in de natuur bestaande ordening. -> we hebben de stoornis ontdekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nominalisme / constructivisme

A

DSM classificaties zijn mensenwerk en dus arbitrair en kunstmatig. -> We hebben de stoornissen gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pragmatisme

A

Waar is wat werkt. -> we hebben stoornissen gemaakt op basis van wat we zien. Dus handig om label te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reïficatie

A

Iets abstracts wordt iets concreets.

In DSM: Kunstmatige door mensen bedachte DSM categorieën worden gezien als door de natuur gegeven ziektebeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gevolgen van reïficatie in de psychiatrie

A
  • Overwaardering DSM-classificaties
  • Neiging tot cirkelredenering (denk: adhd opluchting)
  • Namen van categorieën aanzien voor oorzaken van ongewenste emoties/gedragingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

naming vs explaning

A

We hebben een naam gegeven aan gedrag(attention deficit hyperactivity disorder). En we gaan die naam gebruiken als verklaring.
Dus niet: Hij is druk en ongeconcentreerd, dat komt door zn adhd. Maar: Hij is druk en ongeconcentreerd en dat noemen we ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Misvattingen adhd

A

1) naming vs explaining
2) afwijking in de hersenen
3) 70-80% genen (tweelingstudies)
4) medicatie biedt op lange termijn voordeel voor het kind
5) classificatie nodig om te weten welke behandeling aan zal slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biomedische visie vs Pedagogische/sociologische visie ADHD

A

Biomedische visie: ADHD erfelijke hersenaandoening en medicatie zorgt voor balans neurotransmitters.
Pedagogische visie: ADHD naam voor gedrag. Medicatie kortdurend gedrag onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

4 Nadelen van makkelijke classificeren van stoornissen

A

1) Stoornisdenken: over het hoofd zien van context (armoede.. etc)
2) Het is niet meer te betalen
3) Devaluatie psychiatrische diagnoses (als iedereen het heeft, wat zegt het dan?)
4) Kinderen met milde problemen trek je snel in de zorg(niet te snel labelen als patiënt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Pygmalion effect

A

Als je leerkrachten verteld dat een kind een classificatie heeft dan gaan de verwachtingen omlaag waardoor de leerkrachten zich anders gaan opstellen en het kind slechter gaat presteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stepped diagnosis stappen

A

1) Verzamel baseline data (bij crisis direct naar stap 6)
2) Normaliseren
3) Watchful waiting (niks doen)
4) minimale interventie
5) kortdurende behandeling
6) GGZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Stepped diagnosis voordeel en doel

A

Voordeel: overdiagnostiek voorkomen zonder onderebehandeling te riskeren
Doel: Specialistische zorg bewaren voor ernstige problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Relative age effect ADHD

A

2x zo grote kans als je jonger bent in de klas om de diagnose ADHD te krijgen dan oudere in de klas. Als je nml wat jonger bent dan lijk je al een stuk drukker in de klas dan de wat oudere kinderen.
Vraag altijd geboortemaand, want rijping kan veel doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ticstoornis algemeen

A

Gilles de la tourette - ernstigste
Chronisch motorisch of vocale ticstoornis - 1 motorisch of 1 vocale
Voorlopige ticstoornis - < 1 jaar. (trekt soms weg)
Ticstoornissen vallen onder de ontwikkelingsstoornissen en niet onder OCD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Criteria Gilles de la tourette

A
  • Meerdere motorische + minstens 1 vocale tic
  • Meerdere keren per dag, bijna elke dag, gedurende een jaar.
  • begin voor het 18e jaar
  • niet het gevolg van een middel of een lichamelijke aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gilles de la tourette behandeling

A

Psychoeducatie - klachten verminderen sterk in 80%)
gedragstherapie:
exposure + responspreventie
habit reversal

Medicatie
Neurochirurgie (zeer ernstige gevallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Gilles de la tourette gedragstherapie

A

Premonitore sensatie: onaangenaam gevoel dat verdwijnt bij toegeven aan tic.
Bij exposure en responspreventie: neiging weerstaan, wennen aan onaangename sensatie. Als je vaak genoeg weerstaat om toe te geven wordt de koppeling tussen premonitore sensatie en tic minder. (alle tics tegelijk)

Habit reversal : bewustwording + tegengestelde beweging (mathijs v nieuwkerk). (1 tic tegelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Autisme spectrum stoornis ASS Criteria

A
  • probelemen met sociale communicatie (3 van de 3 criteria)
  • beperkt, repetitief gedrag ( 2 van de 4 criteria)
  • tekenen vroeg aanwezig en impairment
  • klinische significante beperkingen in sociaal en school functioneren
  • om de classificatie autisme en verstandelijke beperking samen te stellen moet het communiceren beneden ontwikkelingsniveau zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ernst bij Autisme en ADHD ODD

A

Autisme: mate van hulp die iemand nodig heeft
ADHD: aantal criteria waar iemand aan voldoet
ODD; aantal settingen waarin gedrag voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Reactieve hechtingsstoornis

A

Vreselijke achtergrond. Ik de vroege ontwikkeling is er veel misgegaan, denk aan vrouw die haar kind in de kofferbak houdt. Dan kan er een achterstand komen -> dit is dan geen autisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Achtergrond ASS

A
  • Ijskastmoeder ( Bruno Bettelheim) (juist responsieve moeders)
  • Extreme male brain theory (Simon Baron-Cohen) (doorgeschoten mannelijk brein)
  • Growth dysregulation hypothesis (gemiddeld grotere hoofdomtrek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

ASS in de hersenen

A
  • Groter hoofd, meer hersenvolume ( Growth dysregulation hypothesis)
  • Amygdala ( kleiner en minder actief)
  • Rechter Fusiforme Gyrus ( minder actief- gezichten bekijken uitdrukkingen herkennen)
  • Prefrontale Cortex - executieve functies (haperend)
  • Nucleus Caudatus (BG) - vergroot, stereotype gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Sociale cognitie

A

Mentalizing - Het vermogen om gevoelens, gedachten en intenties van anderen waar te nemen en te interpreteren.

vroege voortekenen van ASS:

  • gebrek aan joint attention (samen naar dingen kijken)
  • Minder symbolisch spel (vader en moedertje spelen)
  • gebrekkige theory of mind (false believe task)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ASS Behandeling

A

EIBI - 40 uur per week 3 jaar lang. Gewenst gedrag aanleren
Pivotal response training - ouders leren gewenst gedrag belonen
TEACCH - geholpen om grip te houden op omgeving - plaatjes en symbolen
Medicatie - antipsychotica of stimulantia (bijkomende problemen)
Bovendien: geen effectieve evidence based behandeling voor ASS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

3 gedragsstoornissen

A
  • ODD oppositional Defiant disorder
  • CD Conduct disorder
  • IED Intermittent Explosive disorder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

ODD - kenmerken 3 hoofdkenmerken en ernst en verloop

A
  • Bozig humeur (3)
  • Oppositioneel gedrag (argumentative defiant behavior) (4)
  • Wraakzucht (1)

ernst: in hoeveel settingen het plaatsvindt. (1 setting al mild)
Early starters, ODD kan de voorloper zijn van CD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Conduct disorder CD : ernst, types, aantal criteria

A

Norm-overschrijdend gedragsstoornis
3 vd 15 criteria - dus heterogene groep.
Childhood onset : min. 1 symptoom voor 10 jaar
Adolescent onset : geen symptoom voor 10 jaar
Beperkte prosociale emoties : beperkte empathie
- meer jongens dan meisjes

ernst: aantal criteria en hoeveel schade aan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

IED - intermittend Explosive Disorder

A

Terugkerende impulsieve agressieve uitbarstingen.

  • Verbaal : minstens 2x per week gedurende 3 maanden
  • Fysiek: minstens 3x per week gedurende 12 maanden
  • Niet beter passend bij mentale stoornis, drugs/medicatie of lichamelijke -
  • aandoening. (Kees Momma -ASS)-
  • minstens 6 jaar oud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Dual Failure model

A

Door de gedragsproblemen, hebben ze minder vrienden (sociaal), en op school gaat het wat minder -> daardoor depressieve gevoelens.
Sociaal failure en school failure (Dual)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Gedragsstoornissen Achtergrond

A
  • Genen 30-40%, maar tweelingstudies en familiestudies
  • Temperament, overreactief of onderreactief. (autonoom zenuwstelsel).
    ongevoelig voor straf/ correctie - uitdaging zoeken om wel iets te voelen
  • Corticolimbic pathway: onderactiviteit (lymbisch systeem)
  • Minder serotonine
  • SENSATION SEEKING
  • Patent- child interactions (harde vijandige opvoedingsmethode)
  • vroegrijpheid meisjes
  • Slechte buurt (lage ses)
39
Q

Dans in 4 passen (gedragsstoornis)

Coercive parent-child cycle

A

Pas 1: verzoek / opdracht ouder
Pas 2: uitstel / weigering / bombarie kind
Pas 3: de ouder geeft het op (beloning kind eigenlijk)
Pas 4: Kind beloont ouder door wangedrag te stoppen
Voortdurend patroon van deze dans houdt het opstandige gedrag in stand.

40
Q

Invloed leeftijdsgenoten gedragsstoornissen

Selective affiliation & Deviancy training

A

Selective affiliation = afgewezen jongeren zoeken elkaar op

Deviancy training = kinderen met gedragsproblemen belonen elkaar voor verhalen over antisociaal gedrag.

41
Q

Behandeling gedragsproblemen

A

Oudertraining (Parent Management Training)
Leerkrachttraining
PCIT (aanwijzingen aan ouders die spelen met kind, dmv oortjes)
Incredible Years Program (video’s met interacties bekijken)
Problem solving skills training -
Agression Replacement training
Multisystemische therapie - ernstige gevallen
Treatment foster care oregon - ernstige gevallen

42
Q

Middelenmisbruik (substance use disorder)

Criteria

A

Impairment/distress : ten minste 2 van de 11 gedurende 12 maanden

  1. Grotere hoeveelheden dan van plan
  2. Mislukte stoppogingen
  3. Veel tijd bezig met het gebruik
  4. Craving naar
  5. Gebruik resulteert in disfunctioneren
  6. Gebruik wordt doorgezet ondanks sociale en interpersoonlijke problemen
  7. Belangrijke activiteiten opgegeven
  8. Herhaaldelijk gebruik in situaties waarin dat gevaarlijk is
  9. Gebruik wordt doorgezet ondanks besef dat het problemen veroorzaakt
  10. Tolerantie voor het middel
  11. Ontwenningsverschijnselen
43
Q

Middelengebruik

Remission & ernst

A

In Early remission: meer dan 3 maanden (maar minder dan 12 maanden) symptoom vrij (behalve craving)

In Sustained remission : meer dan 12 maanden symptoom vrij (behalve craving)

Ernst: aantal criteria

44
Q

Middelenbebruik

Nadelen DSM classificatie bij jongen

A
  • Geen rekening met ontwikkelingsfase
  • sommige criteria al snel bij jongen ( tolerantie, tijd aan kwijt etc)
  • ander leefpatroon dan volwassenen
  • minder vaak maar meer drinken
  • verschillende middelen door elkaar
  • Groeien er vaker overheen ( het hoort erbij)
  • Comorbiditeit ligt vaak hoger bij jongeren
45
Q

Middelenmisbruik achtergrond

A

Enhanced reinforcement pathway - positieve effecten van middel
Negative affect pathway - ongelukkige gevoelens onderdrukken ( maar vaak juist SU vooraf aan ongelukkige gevoelens, behalve bij mishandeling in jeugd of sociale angst en rijkelui kinderen)
conduct problems pathway - onderdeel van gedragsprobleem, foute vrienden etc.

46
Q

Behandeling Middelengebruik

A

Medicatie : Substitutie (vervanging), detoxificatie, effect blocken, aversietherapie -> vaak niet approved voor jongeren
CBT : monitoren, kosten-baten analyse, vaardigheidstraining, cognities uitdagen,
motivationele gespreksvoering
Gezinstherapie: (werkt beste vlgns batstra)
Terugvalpreventie is belangrijk: 1. stimulus cues herkennen 2. concrete strategie bedenken 3. terugval toeschrijven aan externe instabiele factoren 4. terugval zien als leermoment.

47
Q

Anststoornis

wanneer stoornis en meer dan alleen angst

A

Intens
Chronisch
impairment (belemmering in het functioneren)

48
Q

Heterotypische continuiteit (angst) en homotypisch

A

Angst die voorspellend is voor angst in latere leven, angst blijft bij iemand. Inhoud van de angst verandert. Als kind bijvoorbeeld bang is voor spinnen en als volwassene is diegene bang voor sociale situaties.
Ligt hoog bij angst 70%
homotypische continuiteit ligt lager, dezelfde angst houden. (inhoud blijft hetzelfde)

49
Q

DMDD - Disruptive Mood Dysregulation Disorder
waarom in depressie hoofdstuk
welke 2 dingen zijn de soortvan criteria
paar belangrijke criteria

A

Het blijkt een voorspeller te zijn voor depressie.
1. disproportionele driftbuien
2. prikkelbare stemming (irritability) (elke dag zichtbaar)
bij hypomanie geen dmdd
Bij ODD en DMDD dan alleen DMDD (omdat het ernstiger is)

50
Q

Differentiaaldiagnose

A

Lijst van mogelijke stoornissen of aandoeningen waaraan iemand zou kunnen lijden gegeven de klachten of symptomen. Dus waar je ook aan zou kunnen denken bij deze klachten.

51
Q

Differentiaal diagnose DMDD

A
  • ADHD - mag ook tegelijk
  • ODD - mag niet tegelijk. ( verschil is ODD vaker gericht naar 1 persoon)
  • Bipolaire stoornis - childhood bipolair kwam ineens heel vaak voor en toen is dmdd bedacht omdat het toch minder heftig is en geen antipsychotica wordt toegeschreven
52
Q

DMDD hersengebieden en bias (2)

A
  • onderactiviteit amygdala
  • overactiviteit Anteriore CIngulate Cortex (reageren op negatieve stimuli)
  • Onderactiviteit Frontale en Striatale hersengebieden (emotieregulatie)
  • Attention Bias -> meer aandacht voor negatieve info/stimuli
  • Emotion recognition bias -> expressies negatiever interpreteren
53
Q

DMDD behandeling

A

Medicatie: antipsychotica, bij comorbide adhd stimulantia
liever:
- Gezinstherapie
Ouders: contingentiemanagement, driftbuien voorkomen / goed op reageren.
Kinderen: Interpretation bias training - leren omgaan met die emotion en attention bias
- Chronotherapie - zorg voor goed slaapritme

54
Q

Major Depressive Disorder

Criteria hoeveel

A

5 of meer van 9 en iig 1 of 2.

1) depressieve of prikkelbare stemming
2) vermindering interesse of plezier

impairment , niet middel/ziekte, niet beter passend bij schizofrenie, nooit een hypomane episode.

55
Q

Major depressive disorder

ernst

A

Ernst: aantal symptomen, en mate van impairment.

Eerste of enige depressieve episode of al vaker.

56
Q

Persistent depressive disorder

Kenmerken. Samen met? meer voorkomen in welke situatie?

A

Minder ernstig dan Major depressive disorder, maar de klachten duren langer. (langer dan 1 jaar)
Je kan aan major en persistent depressive disorder voldoen. Er zijn allerlei variaties mogelijk. Soms weken van major en soms persistent. Dit noemen we dan een dubbele depressie.

  • Lage SES, single parent households
57
Q

Depressie kinderen/jongeren achtergrond

A

Familie (genen, opvoedgedrag)
Monoamine hypothese (ontregeling serotonine, noreponephrine en dopamine)
moeilijk temperament
sensibilisering = kindling hypothese = hoe vaker je in depressie bent geschoten hoe vaker de kans op terugkering.
Stressvolle levensgebeurtenissen ( depressie)
vermijdende coping (terugtrekken)
Relatie ouders, peers
Cognitieve bias en vertekeningen ( depressie) Aaron Beck
Learned helplessness; depressogene attributiestijl - martin Seligman

58
Q

Depressogene attributiesstijl Martin Seligman

A

Leggen de oorzaak bij zichzelf: ik kan niks… Die maken het chronisch: ik ben niks en het wordt nooit meer wat. En ze globaliseren het: Ik kan niks, alles gaat fout.

59
Q

Behandeling Depressie

A

Cognitieve interventies
Activeren! “Break the cycle of negative reinforcement”
Social information Processing training: RIBEYE
medicatie: Fluoxetine (prozac; SSRI) Risico agressie en suïcidale gedachten

vaak combinatie van medicijnen en therapie
Helft van de jongeren die goed reageren op behandeling, valt terug.

60
Q

Medicatie Suïcide verkleinen en tegelijkertijd vergroten

A

Medicatie vergroot de kans op suïcide bij depressieve jongeren. Maar het verkleint de kans bij jongeren die al een suïcide poging achter de rug hebben op meer suïcidale gedachten of acties.

61
Q

Suicide voorspellers

A
  • Geschiedenis van pogingen of zelfbeschadiging
  • Psychopoathologie en middelenmisbruik
  • Psychosociale stressor
  • suicide in familie
  • mishandeling, misbruik (herhaaldelijk)
  • Social media
  • (cyber) pesten, zowel slachtoffers als daders
  • LHBTIQA+

-> maar grote mate van onvoorspelbaarheid

62
Q

Voorkomen Suïcide

A

Risk Assessment : bij groepen groter risico, directe vragen
Na poging: Safetyplan en evt medicatie (TASA)
Risicojeugdigen in gesloten JZ (is slecht dus…:)
- Niet: Separeren
- Wel: Nabijheid, vertrouwen

  • Hulplijn
63
Q

Non-Suicidal Self-injury

NSSI

A

Nog geen op zichzelf staande stoornis in de DSM-5
Opzettelijk jezelf beschadigen zonder suicidal intentions.
Met de verwachting een negatief gevoel op te heffen, een interpersoonlijk probleem op te lossen, of een positief gevoel op te wekken.

  • gedrag is niet sociaal geaccepteerd (tattoo, piercings)
  • gedrag veroorzaakt stress of functioneringsproblemen
  • gedrag pas niet beter bij een andere stoornis
64
Q

automatisch en sociaal Negatieven en Positieve Reinforcement

A

automatisch: jezelf
Sociaal: anderen

Negatieve reinforcement: vermijden of verminderen
Positieve reinforcement: plezierig gevoel opwekken of aandacht van anderen.

65
Q

Dialectische Gedragstheraphie (Marsha linehan)

A
  • > aanname
  • > Radical Acceptance !
  • > Mindfulness
  • > rotgevoelens herkennen en verdragen
  • > Change !

eerst acceptance -> dan change

66
Q

Bipolaire stoornis Type 1

A

Ten minste manische episode: korte periode waarin iemand abnormaal blij of prikkelbaar en overkill energie (> week)
3 symptomen
impairment
ziekenhuisopname of psychotische kenmerken

niet lichamelijke ziekte of middel of beter passend bij schizofrenie of stoornis

er hoeft maar 1 pool zijn geweest (manisch)

67
Q

Bipolaire stoornis type 2

A

Ten minste 1 depressieve episode + hypomane episode
Hypomane episode = korter (4-7 dagen) en geen impairement, ziekenhuisopname of psychotische kenmerken.
wel weer 3 symptomen
ER IS NOOIT SPRAKE GEWEEST VAN EEN MANISCHE EPISODE, WANT DAN TYPE 1

68
Q

Cyclothymische stoornis

A

Gedurende tenminste een jaar verschillende periodes met HYPOMANE problemen(die niet voldoen aan de criteria voor een hypomane episode) en depressie verschijnselen (die niet voldoen aan de criteria voor major depressieve episode).
Niet heel heftig maar gaat wel veel heen en weer

69
Q

Bipolaire stoornissen
ernst
comorbide en differentiaal diagnose
achtergrond

A

Ernst: aantal criteria + mate van impairment
ADHD 70% (criteria overlappen; omgekeerd niet waar) kan naast elkaar
ODD 43% (DD want ODD kan niet als bipolair)
CD 16% (DD: opzettelijk wangedrag; vs door emoties overwelmd)

erfelijkheid / genen
5% kleinere hersenen
overactiviteit amygdala
onderactiviteit prefrontale cortex

Levensgebeurtenissen: meer nega minder posi
Family

70
Q

Bipolaire stoornissen behandeling

A

Medicatie:
Lithium (mood stabilizer)
Anti-epileptica
Antipsychotica - 1e keus

Psychosociaal:
ouders en kinderen
- emotie-regulatie training
- verlagen expressed emotion ouders
- NIET: contingentiemanagement! Helpt niet zo. lukt nml niet om emoties te reguleren
- naming the enemy - proberen voor ouders makkelijker te maken om lastige gedrag te accepteren. (Reificatie, iets abstract iets concreets maken)

71
Q

MPS/DIS multi-personality disorder dis dissoiciatieve identiteitsstoornis
wat is t? achtergrond? wat is dissociatie

A
  • 2 of meer identiteiten/gemoedstoestanden die het gedrag vd betrokkenen bepalen
  • stukken dag kwijt
  • Dissociatie (uit je eigen hoofd gaan) kan overlevingsmechanisme zijn bij ernstige traumatische omstandheden
  • kinderen 5-7 kunnen het best dissocieren
  • controversiële diagnose: beinvloedbaarheid patienten door hulpverleners en media
72
Q

Schizofrenie

wat is het? hoe vaak bij kinderen? kenmerken?

A

Contact met de realiteit kwijt zijn.
Zeldzaam bij kinderen. meestal tussen 13 en 17 jaar.

Kenmerken: 2 vd 5 of meer. Ten minste 1 van de eerste 3 minsten 6 maanden waarvan minstens 1 maand heel actief.
1. wanen 2. hallucinaties 3. onsamenhangende spraak 4. ernstige chaotisch of catatoon gedrag 5. negatieve symptomen.

73
Q

wanen? Hallucinaties? Onsamenhangende spraak? Gedesorganiseerd gedrag en catatonie? Negatieve symptomen?

A

Wanen: Vaste overtuigingen die niet kloppen met de werkelijkheid of verkeerde conclusies trekken uit ware gebeurtenissen
Hallucinaties: allerlei zintuigelijke hallucinaties Synesthesie : ruiken van kleuren of zien van geluiden
onsam. sprk. : gevolg van denkstoornissen. Incoherentie associatiezwakte, bradyfrenie, sperrung, gedachtevlucht, neologisme, loggorrhea, perseveratie
Gedes. catatonie: zelfverwaarlozing of zo. Catatonie = motorisch, bizarre gebaren of standbeelden.
Negatieve symptomen: tekort aan gedragingen.

74
Q

Wanneer depressie of manie? of wanneer schizofrenie bij psychotische symptomen

A

Depressie of manie: psychotische symptomen alleen voorkomen tijdens depressieve of manische periode / episode.

Schizofrenie: psychotische symptomen onafhankelijk van stemming. Dus ook buiten depressieve of manische periode / episode.

75
Q

Risicofactoren psychose (schizofrenie)

A

10-20% kwetsbaar hiervoor

  • major life events
  • Daily hassles - lekke band, of ineens regen
  • trauma’s in de kindertijd
  • Behoren tot een etnische minderheidsgroep
  • opgroeien in de stad
  • Armoede
  • Cannabisgebruik (evidentie voor zelfmedicatie laag)
76
Q

Behandeling Schizofrenie

A

Medicatie: psychotica (helpt bij 1/3, side effects)

Cognitieve gedragstherapie:

  • normaliseren
  • psycho-educatie
  • alternatieve verklaringen / leren relativeren
  • sociale vaardigheidstrainingen
  • hoop -> herstelbeweging
77
Q

Voedingsstoornissen bij jonge kinderen of mensen met VB

A
  • Pica
  • Ruminatiestoornis
  • Avoidant / restrictive food intake disorder ARFID
78
Q

PICA wat is het? Behandeling?

A

Hardnekkig eten van niet voor consumptie geschikte stoffen gedurende minstens een maand.
Behandeling: gedrag aanleren wat niet compatibel is met Pica, dus kauwgom kauwen bv.
Of belonen als het niet gebeurt. Of opzoek naar alternatieve wat die persoon graag eet. Dus papier: snoeppapier.

Bij erge Pica, straffen. Dus als het echt gebeurt komt er consequentie. Soms een korfje als het echt heel erg is.

79
Q

Ruminatiestoornis

Wat is het? behandeling

A

Herhaaldelijk opkotsen en herkouden van voedsel.

  • Soms lichamelijke oorzaak: als klepje niet werkt.
  • Niet te veel corrigeren of straffen, soms is het lichamelijk.
80
Q

Avoidant / restrictive Food Intake Disorder ARFID
3 soorten
Behandeling

A

Infantiele anorexia: geen interesse in eten.
Sensorische voedsel aversie: selectief eten. - dans in 4 passen
Posttraumatische voedingsstoornis: bv maagzuur of buikpijn na vast voedsel.
Heel veel kinderen eten periodiek slecht. -> maar 1-2% ARFID.
2/3 van de gevallen failure to thrive (vertraging in groei).
Behandeling: vaste momenten eten aanbieden en daarbuiten niet - Appetite manipulatie.
Contingentie managment: gewenst gedrag belonen en niet gewenst gedrag geen aandacht aan geven.
Escape extinction - net zo lang lepel tegen de mond aan houden totdat ze gaan eten.

81
Q

Eetstoornissen oudere kinderen

A
  • Anorexia Nervosa
  • Boulimia Nervosa
  • Binge eating Disorder
82
Q

Anorexia Nervosa

Kenmerken. Ernst

A
  • laag lichaams gewicht
  • angst aankomen
  • verstoorde beleven eigen lichaam
  • zelfoordeel hangt af van lichaamsgewicht
  • Egosyntoon : probleem niet zien
    (- bij meisjes > amenorroe (> 3 maanden niet ongesteld). ) afgeschaft
    Ernst : BMI (blijf wel naar de persoon zelf kijken, bouw enzo)
83
Q

Anorexia Nervosa
Restrictieve type
Purgerende type

A

Restrictieve type: vasten + hyperactiviteit

Purgerende type: vasten, ‘vreet’ buien, braken, laxeren

84
Q

Bulimia Nervosa

Kenmerken? ernst?

A

Vreetbuien: enorme voedselhoeveelheid + controleverlies
compensatiegedrag (kotsen, laxeren. overmatige lichaamsbeweging)
Tenminste 1x per week gedurende 3 maanden (was 2x per week)
zelfbeeld afhankelijk van lichaamsgewicht (lichaamsgewicht vaker “normaal’)
Egodystoon: erkenning probleem
Ernst: aantal keren per week compensatie gedrag

85
Q

Binge Eating Disorder

Kenmerken? Ernst?

A

Lijkt op bulima, maar zonder compensatie gedrag na eetbui. Overeten minstens 1 keer in de week, heeft gevoel controle kwijt te zijn daarover.
Ernst : aantal eetbuien per week

86
Q

Anorexia Behandelen

A
  • vloeibare voedinssuplementen
  • niet te snel aankomen - hartritme stoornissen
  • maak duidelijk dat verdere uithongering dodelijk is
  • benoem oorzakelijk verband
  • omgaan met gevoelens die terugkomen
  • omgaan met angsten
  • gedragsveranderingsstrategieën (niet te vaak wegen)
  • medicatie helpt niet
  • structurele gezinstherapie (Minuchin) (bliksemafleider)
87
Q

Bulimia behandeling

A
  • Psycho-educatie: schrokken is een normale reactie op uithongeren
  • eetpatroon normaliseren en voorspelbaar maken
  • zelfobservatie: opschrijven wat je eet en wat er vooraf gaat aan een eetbui
  • vroege signalen herkennen
  • exposure aan “vreterij” - voelen ruiken maar niet eten. associatie doorbreken
  • anti-depressiva verminderen symptomen
  • CGT effectiever - cognitieve gedragstherapie
88
Q

Somatoforme stoornissen ( DSM 4) vs somatische symptoom stoornis(dsm 5)

A
Somatoforme stoornis (SOLK): lichamelijke klachten die kunnen niet medisch verklaard worden. 
Dus het is dan psychisch, dit is een negatief criterium: nml afwezigheid medische verklaring
Somatische symptoom stoornis (ALK): De mate waarin iemands gedachten, gevoelens of gedragingen mbt lichamelijke klachten disproportioneel zijn. (nu ook toepasbaar op lichamelijke ziekten, en ze zijn er overmatig mee bezig) (of iemand heeft wel klachten zonder oorzaak, en diegene is constant bezig met die vermoeidheid.) 
  • DSM -5 : Mind and body zijn niet gescheiden.
89
Q

Somatische symptoom stoornis

wat is t? ernst?

A
  • Eén of meer lichamelijke problemen die het dagelijks leven negatief beïnvloeden
  • Disproportionele gedachten, gevoelens en/of gedragingen mbt deze lichamelijke klacht(en). (hoe kan je dit bepalen?)
  • langer dan 6 maanden minstens 1 symptoom(hoeft niet steeds dezelfde te zijn).
    ernst: with predomonant pain, als het met een voortdurende pijnklacht is.
90
Q

Conversiestoornis

Wat is het?

A
  • Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de sensorische functies (verlamming, uitval gevoels of gezichtsvermogen, spasmen)
  • Niet sprake van een neurologische of andere somatische aandoening
  • niet verklaard door andere psychische stoornis
  • impairment, of behoefte aan somatisch onderzoek
91
Q

Illness Anxiety Disorder

Wat is het?

A
  • Overtuigingen / angst een ernstige ziekte te hebben
  • Ondanks medische onderzoeken
  • Significante beperkingen in het functioneren
  • langer dan 6 maanden
92
Q
Factitious disorder ( syndroom van Münchhausen (by Proxy)
wat is het?
A
  • Zichzelf of anderen opzettelijk ziek maken of ziekte veinzen
  • zonder externe (materiele) belonding , aandacht dokters enzo
  • niet beter verklaard door een andere stoornis (bijv psychose)
93
Q

Somatische symptoom stoornissen behandeling:

A

Onnodige tests en onderzoeken voorkomen

  • cognitieve herstructurering
  • contingentiemanagement: “ziek” gedrag niet teveel belonen
  • Acceptatie! En van daaruit verder werken