Colleges Flashcards
Wat gebeurt er als we ouder worden?
- lagere reactietijd
- minder flexibel/ moeilijker om dingen te leren
- meer ‘tip of the tonque’ phenomen
- slechter in benoemingstaken
- verslechterde zintuigen
Fixed battery vs flexible approach
Zelfde testbatterij op hetzelfde moment vs. verschillende testen (wordt steeds meer gebruikt, is goedkoper)
Fixed = testbatterij Flexible = specifieke testen voor een cognitieve functie
Neuropsychologisch onderzoek
Kijken of er verandering is is het belangrijkst
- cognitieve domeiin (aandacht, oriëntatie, taal, motor, executieve functies)
- Emotionele domeiin (angst, depressie, agressie etc.)
- Andere aspecten (intelligentie, persoonlijkheid, coping, comorbiditeit, leeftijd etc)
Testen voor perceptie
- VOSP batterij
Visual recognition:
- Judgement of Line Orientation (JLO)
- Recognition of Pictured Objects
- Picture Matching task
- Face recognition
- Figure and design recognition
Visuele organisatie
- Picture completion
- Closure Faces Test
- Rorschach Technique
Visuele interference
- Figure-Ground tests
- Picture search
- Visual Masking and Visual Tracking Tasks
Testen voor aandacht
Mental tracking (4) Complexe aandacht testen (2)
Vigilance: continue aandacht test (digit span forward and backwards)
Mental tracking:
- Digits backwards
- Mental control
- PASAT
- stroop test (concentratieproblemen en visuele competenties)
Complexe aandacht testen:
- Digit Symbol (WAIS)
- Trail Making Test (TMT)
Test of everyday attention (TEA) (5)
- map search
- Elevator counting
- Visual elevator
- Telephone search
- Lottery
Testen voor geheugen
Werkgeheugen (2) Semantischh geheugen (3) Episodisch geheugen (4) Prospective memory (2)
Werkgeheugen:
- Digit span
- Corsi Blocks
Semantisch geheugen:
- WAIS
- Graded Names Test; Boston naming test
- Pyramids + Palms Test (matching taak, bij apathie)
Episodisch geheugen
- WMS-II
- Rivermead Behavioural Memory Test
- Rey-Osterreith Complex Figure
- Word list
Prospective Memory
- Rivermead BMT (vragen naar volgende afspraak)
- Autobiografisch Memory Interview (AMI)
Visual Association Test (VAT)
Om anterograde amnesie te ontdekken
Vragen wat er op het kaartje mist
Meest gebruikte geheugentesten (6)
- Wechsler Memory Scale (WMS)
- California Verbal Learning Test (CVLT)
- The Rivermead Behavioural Memory Test (RBMT)
- The Recognition Memory Test (RBMT)
- Rey-Osterreith & Tayor Complex Figure recall
- Woodcock-Johnson III Test of Cognitive Abilities
Afasie testen (10)
- Boston Diagnostic Aphasia Examination (BDAE)
- CADL
- de SAN-test
- ANELT
- ALPS
- FCP
- PICA
- Multilingual Aphasia Examination (MAE)
- The Token Test
- Aphasia Screening
Vragenlijsten over emoties
Angst (3)
Depressie (3)
Agressie (1)
Angst;
- Hamilton Anxiety Scale
- HADS
- Obsessive-Compulsive Inventory (OCI)
Depressie
- Hamilton Depression Rating Scale
- BDI
- Geriatric Depression Scale
Agressie
- Overt aggression scale
Testen voor executieve functies (4)
- Wisconsin Card Sorting Task
- Tower of Hanoi
- Frontal Assessment Battery (FAB)
- BADS
CT-scan
Vooral superieur in bloedingen (hematomen). Bij elke Acute verandering van het neurologisch beeld kans op bloedingen, dus dan een CT scan, niet een MRI
Handig voor vroege diagnostiek. Snel, maar niet heel grondig. Een röntgenstraal wordt geabsorbeerd, waardoor je donker en lichte delen krijgt ivm dichtheid
epiduraal
buiten de dura
Subduraal
binnen de dura
Voordelen MRI scan
- superieur in weke delen contrast, je kunt bijna alles zien
- Je kunt het op alle manieren afbeelden (zijwaarts, van boven etc.
Meet verschillen in dichtheid van waterstofatomen, geeft het aan dmv verschillende kleuren
Corpus collosum
verbindingsbalk
Dura
Harde hersenvlies
SAB
Vroeger clip erop, nu met katheter vanuit de lies het aneurisma afsluiten met een coil. = worst ever hoofdpijn
De 25% ‘normaal’ na subachnoide bloedingen komt een groot deel bij neuropsycholoog ivm concentratieproblemen
Trigeminus
die voel je bij de tandarts
Facialis
Doet de motoriek
Arteriën
- Anterior cerebral artery (ACA)
- Middle cerebral artery (MCA)
- Posterior cerebral artery (PCA)
Event related potential (ERP)
Het verschilt tussen ouderen en jongeren. Er blijft wel een reactie, maar die curve is minder hoog. Maar ze laten discriminantie zien, dus ouderen kunnen nog steeds leren. Belangrijk dat het brein verandert in de loop der jaren.
Hoe weet je dat dit ERP’s zijn en geen EEG’s? Bij een ERP zie je componenten, pieken en dalen. Een EEG gaat alle kanten op. Dat kun je visueel meteen zien.
Mild Cognitive Impairment (MCI)
Tussenfase tussen normale ouderdom en dementie. Kunnen problemen zijn met geheugen, taal, denken, beoordelen, die groter zijn dan bij het normale ouder worden. MCI is risico voor ontwikkelen van dementie.
Vermindering van grijze stof in hippocampus
Cognitive reserve hypothesis
Brain reserve: hoeveel is er over van de grijze en witte stof (hardware)
Cognitive reserve: hoe werkt het samen (software). Hoe gebruik je hercencellen, wat je ermee doet .
Mensen met cognitieve reserve (IQ, opleiding, exercise, lifestyle) kunnen lang geen klachten hebben, maar als er teveel atrofie is wordt de diagnose wordt gesteld en gaan ze vaak snel achteruit
Hoe meet je het? Door premorbide IQ testen, de NLV, de best-performance method, years of education als maat van cognitive reserve, opleidingsniveau.
Bij brainreserve = hoeveel hercencellen er nog over zijn (hardware)
Biomarkers in AD
Die zijn al aanwezig in de pre-klinische fase (10-20 jaar voor de diagnose). Meten met een ruggenprik. Vroege ziekte herkenning.
Biomarker = T-tau, P-tau en AB42
Bij Alzheimer zijn er plaques en tangles. Dat leidt tot afsterven van hersencellen en het krimpen van het brein (atrofie)
Eerste klachten van dementie
- Concentratieproblemen of vergeetachtigheid
- Klachten van partner (verminderde interesse)
- Emotioneel labiel
- prikkelbaarheid
- sneller vermoeid, moeite met routines, angstiger en moeilijker ergens bij te betrekken
- woordvindingsproblemen of trage reacties bij vragen.
Prevalentie dementie
> 65 jaar: 1-5%
80 jaar: 10-20%
90 jaar: 40%
Meeste vormen zijn Alzheimer (60-80%)
Meestvoorkomende typen dementie
- Alzheimer
- Vasculaire dementie
- Lewy Body dementie
- Frontotemporal dementie
Alleen in vroeg stadium kun je onderscheid maken tussen de typen, daarna gaan ze allemaal op elkaar lijken
10 waarschuwingssignalen Alzheimer
Gekenmerkt door geheugenproblemen
- geheugenverlies
- moeite met uitvoeren van taken tegelijk
- taalproblemen
- disoriëntatie in tijd en plaats
- slecht oordeel
- problemen met abstract denken
- misplaatsing
- veranderingen in stemming of gedrag
- verandering in persoonlijkheid
- verlies van initiatief
Vasculaire dementie
laag tempo, verminderde EF, aandachtsproblemen, minder ernstige geheugenproblemen dan alzheimer.
Ongeveer 20% van de dementie cases. Meer mortaliteit dan bij AD, waarschijnlijk omdat atherosclerose overal in het lichaam zit.
Lewy body dementie
Drie hoofdaspecten:
- fluctuating cognition
- hallucinations
- parkinson symptoms
Geheugenprobleem en visuele constructieproblemen
Specifieke symptomen:
- klachten fluctueren, dagelijks, zelfs per uur
- Flauwvallen of “funny turns”
- visuele hallucinaties van mensen of dieren
- Overdag gemakkelijk in slaap vallen en verstoorde nachten met nachtmerries
Frontotemporele dementie
Begint met gedragsveranderingen, daarna cognitieve problemen in taal en EF. Geheugen blijft langer goed dan bij andere dementievormen. Geen rem hebben.
Vaak op wat jongere leeftijd (45-65 jaar), 25% is genetisch
Drie varianten:
- gedragsproblemen meest aanwezig
- taalsubtypes
- bewegings subtypes
Neuropsychologisch onderzoek voor AD
Cognitieve vragenlijsten: Mini Mental State Examination (MMSE) Clinical Dementia Rating Scale (CDR) CAMDEX Bredase/Amsterdamse Dementie Screening (BDS of ADS)
Funtionele vragenlijsten:
Functional Assessment Questionnaire (FAQ)
Instrumental Activities of Daily Living (IADL)
Vascular Cognitive Impairment
Lijkt op MCI, maar wordt veroorzaakt door de vaten. Klachten afhankelijk van de soort en locatie.
Twee belangrijkste oorzaken:
- White matter disease
- Lacunar infarcts
Babinski sign
Neurologische schade (als je snee hebt in je voet til je tenen op ipv naar beneden). Komt veel voor bij strokes.
Cerebrovasculair disease
aanwezigheid van hemiparesis, gezichtzwakte, Babinski sign, sensorisch tekort, hemianopsie (uitval gezichtsveld), dysartrie (spraakstoornis).
En bewijs van CVD via brain imaging.
Fronto temporale dementie symptomen
- sociaal ongeremd gedrag
- ongeremd seksueel gedrag
- Verminderd zorg over persoonlijke hygiëne
- Compulsief eten en orale fixatie
- Apathie, verminderde motivatie
- spraak en taalproblemen
- geheugenverlies
Mixed dementia
Komt vaker voor dan we denken. Twee typen hebben grotere invloed dan één type alleen.
Behandelingen voor de verschillende dementievormen
Alzheimer: pharmacologische behandeling en niet pharmacologische behandeling (therapie voor geheugen, taal-spraak, probleemoplossen,
Vasculaire: preventie van nieuwe strokes (aspirin en leefstijlveranderingen)
Lewy body: medicatie voor parkinsonisme en psychiatrische symptomen
FTD: antidepressiva (SSRI) en anti-psychotica
Into dementia
Het is een simulatie waarin je een half uur ervaart hoe het is om dementie te hebben. Daardoor krijg je meer inzicht in de gevoelens en gedachten van een dementerende. Leidt tot meer begrip en empathie, dat leidt tot minder stress en dat leidt tot een mindere zorglast, waardoor een mantelzorger het beter/langer volhoudt.
Over de hele groep gaat empathie niet vooruit, kan zijn dat het binnen een subgroep wel verschilt
Twee hoofdtypen CVA’s
- Cerebral infarct (meestvoorkomend). De cellen eromheen gaan dood, vanwege de netwerken zijn de problemen divers en ook in andere gebieden.
- Cerebral bleeding: dit is echt een bloeding
20% van stroke-patiënten heeft eerst een TIA gehad.
de FAST test
- Face
- Arm
- Speech
- Time
TIA
Minder dan 24 uur, vaak veel korter, bijv. minder dan een half uur. Plaque is losgeschoten. Embolism is een stukje dat losschiet en verder gaat in de bloedbaan (trombolism zit vast en geeft blokkade)
Enige verschil tussen TIA en stroke is tijd. Als je er vroeg genoeg bij bent kan een stroke voorkomen worden. 20% van strokes heeft eerst een TIA gehad.
Carotid stenosis
vernauwing in de halsslagader
Infarct types
- Cortical infarcts (large and surface)
- medial cerebral artery infarcts
- anterior cerebral artery infarcts
- posterior cerebral artery infarct
- Lacunar infarcts (small and deep)
- Brain stem infarcts and in the cerebellum (kleine hersenen)
The Oxford Stroke Classification
Een van de belangrijkste classificatieschalen
- TACI (total anterior)
- PACI (posterior anterior)
- POCI (posterior cerebral)
- LACI (lacunar cerebral)
Medial cerebral artery infarct
- Halfzijdige verlamming
- arm>leg
- gevoelsstoornissen
- gezichtsverlies
- afasie (LH)
- neglect (RH)
Anterior cerebral artery infarct
- halfzijdige verlamming
- leg>arm
- gedrags en emotionele stoornissen
communicatie tussen Broca en Wernicke is aangetast, conduction afasie
Posterior cerebral artery infarct
- zichtverlies aan één kant
- geheugenproblemen
- gedragsproblemen
Geheugenproblemen zijn typerend, vaak niet direct maar pas na 6 maanden
Lacunar infarct
Ze zijn klein, worden ook wel ‘silent strokes’ genoemd en zitten diep in het brein. Worden niet altijd ontdekt. Brein gaat op een gatenkaas lijken. Kan veel invloed hebben op functioneren, vooral op motor
White matter disease
Komt veel voor in gezonde ouderen. Het punt is: er zijn geen klachten. Is niet hetzelfde als silent stroke
Brainstem or cerebellar infarcts
Brainstem - ‘locked in sydrome’
Cerebellum - gelinkt met pathologisch lachen of huilen (PLC)
Subarchnoidal bleeding (SAB)
Veel serieuzer dan andere stroke, want er is veel mortaliteit (25-50% gaat dood). Diagnose is plotselinge hoofdpijn.
Wordt voor 85% veroorzaakt door een aneurisma
Fases na een stroke
- acute fase (time = brain)
- revalidatie (post-acute-fase) (medisch stabiel)
- chronische fase (acceptatie en aanpassing)
fasen zijn niet vaststaand
Young stroke
<50 jaar. Oorzaken zijn hetzelfde
Gender verschillen in strokes
Mannen>vrouwen
Maar, veranderd omdat vrouwen ook roken + ouder worden. Vrouwen hebben meer niet-specifieke symptomen, waardoor het minder snel herkend wordt. Daardoor minder snelle behandeling en slechter functioneren in het dagelijks leven.
Neurologische effecten van een stroke
- problemen in cognitief functioneren (belangrijk om te weten wat is aangetast en wat niet)
- emotionele veranderingen (bijv depressie)
- gedragsveranderingen
Vermoeidheid/verlies van energie is een van de meestvoorkomende klachten.
CHADS score
Is de link tussen hart en brein. Hoe hoger deze score, hoe meer kans je hebt om een stroke te krijgen
Het is een manier om de risico op een stroke te berekenen.
Barthel index activity
Ze krijgen een totaalscore, dat geeft een indicatie wat ze wel/niet kunnen, laat zien hoe iemand functioneert in het dagelijks leven (indicatie welke hulp nodig is)
Glasgow coma scale
mate van bewustzijn
Beste maat. Het is gestandaardiseerd, heeft een range, geeft een idee over de prognose en het klopt meestal.
Nadeel is dat het de tijd sinds het ongeluk niet meeneemt, het differentieert niet tussen diagnoses en het neemt alcohol en drugs niet mee. Alleen op basis van de score weet je de oorzaak niet.
Testen voor een stroke herkenning/progressie - post stroke
- WAIS
- Executief functioneren en (snelheid van) aandacht testen
- WMS (verbaal en visueel geheugen)
- NIH stroke scale
Depressie en stroke
Is veelvoorkomend na een stroke, in 18-78%.
Symptomen kunnen na 2 jaar nog steeds aanwezig zijn. Als je depressie hebt na stroke is de kans op mortaliteit groter. (vergeten medicatie, afspraken)
Biologische theorie: door de leasie is er deactivatie van frontosubcorticale circuit/serotonine hyporegulatie
Psychologische theorie: depressie is een stress-reactie op de moeilijkheden veroorzaakt door de stroke
Behandeling strokes
- thrombolysis (klonten in bloedvaten oplossen)
- brain cooling “hypothermia”
- medicatie
- SAB: clipping/coiling
Ook belangrijk om depressie/delier of andere complicaties te behandelen.
Sleutelzoektest
Geeft informatie over planningsvaardigheden en over ziekteinzicht
Neuro screenings
Zijn oriënterende gesprekken met patiënt en familie om te kijken wat er speelt
Neuropsychologisch onderzoek
- Anamnese en heteroanamnese (ivm verminderd ziekteinzicht)
- Niveau van functioneren
- Klachten en beloop van klachten
- Testonderzoek
- waarneming
- Motoriek
- Taal
- Aandacht
- Geheugen
- Visueel-ruimtelijke functies
- Executieve functies (alleen betrouwbare meting als waarneming, aandacht etc goed is)
Plasticiteit
Verandering, van de structuur, functie of organisatie van neuronen of zenuwcellen als gevolg van nieuwe ervaringen
- Bij het levensbegin
- Door de volwassenheid heen
- Bij hersenschade
Kritische periode
Als je binnen die periode bepaalde ervaringen niet krijgt, zul je bepaalde dingen niet ontwikkelen
Verhoogde sensitiviteit voor exogene stimuli.
(voorbeeld waarin 1 oog dichtgenaaid werd en er verbindingen tussen cellen en ogen verloren gingen)
Sensitieve periode
Daarin ben je het meest ontvankelijk om te leren, je systeem past zich het gemakkelijkst aan. Dat maakt een individu meer geneigd tot leren.
Ervaringsonafhankelijke plasticiteit
Genetisch gedreven, zonder invloed van buitenaf
Ervaringsverwachte plasticiteit
Systeem heeft input nodig om te ontwikkelen. Combi van genen en buitenaf.
Ervaringsafhankelijke plasticiteit
Afhankelijk van ervaring
Functionele plasticiteit
Verandering in de werking van het brein
Er is in een bepaald gebied daling van activatie. Een klein deel van de cellen gaat vuren als je een event regelmatig ervaart
Activatiestijging: activatie van bijkomende neuronen
Functionele herstructurering: herverdeling en herorganisatie
Structurele plasticiteit
Verandering in de fysieke structuur van het brein (grootte, vorm, densiteit, connectiviteit)
Bijvoorbeeld verandering in de hippocampus bij taxichauffeurs in Londen. Hoe langer taxichauffeur, hoe groter de hippocampus.
Grijze en witte stof
Grijze stof zijn cellen die verwerken informatie. De witte stof zorgt voor communicatie tussen de cellen. op beide niveaus kan plasticiteit zijn. Bij witte stof: aantal axonen, diameter, aantal gemyeliniseerde axonen en mate van myelinisatie
pruning
Eerste 2 jaar neemt de hoeveelheid neuronen toe (formation!). Na twee jaar neemt het af, dat wordt ‘pruning’ genoemd. De connecties die zwak zijn worden zwakker en de sterke connecties worden sterker.
Hebbiaans leren
Als twee neuronen vaal simultaan actief zijn, worden de connecties tussen die neuronen sterker. Als ze niet tegelijk actief zijn, wordt de verbinding zwakker.
Plasticiteit en leren
Na de training worden er andere gebieden betrokken (reorganisatie) er wordt een andere strategie toegepast (soms juist minder activatie nodig na training)
Contralaterale plasticiteit
Gebied dat links aanstuurt gaat ook rechts aansturen
Crossmodale plasticiteit
Een ander gebied gaat het overnemen. Bijv. een gebied voor zicht gaat een functie van spraak overnemen. Versterking van synapsen
PTA
lack of memory rond het ongeluk, voor en na. Dit kan lang of kort zijn
- gedisoriënteerd (niet weten hoe je heet, waar je bent, hoe laat het is etc) en geen dingen kunnen herinneren die na het ongeluk gebeurden
- kan retrograde of anterograde amnesie zijn
- het is vaak moeilijk te bepalen vanaf wanneer PTA is
Islands of memory
Losse perioden aan herinneringen. Korte perioden van helderheid. Dan weet je niet zo makkelijk wanneer de amnesia weg is
Diffuse Axonal Injury (DAI)
Ergste injury die je kunt hebben. Gevolgen op alle aspecten van het dagelijks leven. Als je hoofd schudt kunnen de axonen draaien en afsterven. Daarna is er geen connectie meer.
Belangrijkste klachten van traumatic brain injury
- Vergeetachtigheid
- Vermoeidheid
- Meer slaap nodig
- Prikkelbaar
- Trager
- Concentratieproblemen
Emotional disturbing
Daardoor ondernemen mensen met TBI weinig.
- stemmingswisselingen
- Self absortption (op zichzelf gericht)
- apathie
Whiplash
Vergelijkbare klachten met TBI. Acute symptoom is duizeligheid. Sommigen zien het als milde brain injury, anderen niet omdat het niet zichtbaar is op de scan.
Weken later kan de patiënt sneller moe zijn, vergeetachtig, slechte concentratie en snel afgeleid.
Onderscheid spatial en temporal resolution
Spatieel = hoe scherp is het beeld
Temporal - hoe snel kan het beeld veranderen
Structural imaging
Wat is het, de anatomische structuren en hun afwijkingen
Functional imaging
Activiteit van het brein vastleggen gedurende normaal en abnormaal functioneren
T1 en T2
T1 = “normale methode”, krijg je beeld van de anatomie
T2 = dan meet je specifiek iets, bijv neuronen
Afhankelijk van het doel gebruik je T1 of T2 methode
Valt onder MRI (magnetisch veld)
MRS
Vorm van MRI, maar is een specifiekere vorm. Gebruiken bij Alzheimer of MS. Daarmee kun je wat zeggen over afwijkingen in stofwisselingsprocessen, bijv transmitters als GABA, glia cellen of andere substanties.
DTI
Vorm van MRI, waarbij je onderscheid kunt maken tussen witte stof. Witte banen zorgen voor verbindingen, deze DTI brengt aandoeningen in deze witte stof aan het licht.
Bijv bij schizofrenie, alzheimer, MCI en OCD
Meting van diffusion anisotropy: fractional anisotropy (FA). In witte stof is FA hoog
PET
Activiteit en doorbloedingen opsporen. Labeled water, dat label geeft aan waar de vloeistof blijft.
Probleem: je kunt geen snelle veranderingen waarnemen.
Geeft inzicht in metabolische processen (zuurstof, glucose) of activiteit van een specifieke neurotransmitter (dopamine).
fMRI
Weergave anatomie + weergave van stofwisselingsprocessen. Je meet geen activiteit van neuronen, maar het zuurstofniveau. Zegt iets over bloedstromen. Indirecte maat van neuroniteit
Je ziet de puntjes die boven het significante niveau komen (ligt er dus aan wat je significante niveau is). Gaat er niet om welke delen van de cortex actief zijn, maar het gaat om de netwerken.
Activiteit verschuifd en wordt veel kleiner bij leereffect
Intelligente mensen hebben minder activiteit, betere circuits
Nieuwe opvatting hersenmodels
Netwerk-idee en hersenen kunnen zich aanpassen en herstellen. Letsel op plaats A creëer je ook letsels op afstand
In de toekomst:
- dynamische netwerken
- naar individu kijken ipv groep
3 problemen met hersenmodels
- Te simpel (vroegere modellen kloppen niet)
- Te complex (heb je tijdens operaties niets aan)
- Te statisch (tijd) (hersenen zijn niet statisch, ze veranderen de hele tijd)
Belangrijkste klachten van mensen na een hersenoperatie
- moeheid
- prikkels van buiten onderdrukken
Daar hebben we nog weinig grip op
Symptomen parkinson
- tremor
- voorovergebogen houding
- balansproblemen
- kleine schuifelende pasjes
- trage bewegingen
- klein en kriebelig schrijven
- starre gelaatsuitdrukking
- spraakstoornissen
Later:
- Cognitieve problemen
- depressiviteit
- dementie
Kenmerkend voor parkinson
- geleidelijk ontstaan
- asymmetrisch
- Geen andere neurologische symptomen
- langdurig levodopa effect (>5 jaar)
- MRI/CT scan normaal
- DAT - SPECT abnormaal
- BZM - SPECT normaal
- Gemiddelde overleving > 15 jaar
Parkinson op hersenniveau
Afwijking in de substantia nigra (ligt in het mesencefalon)
De uitlopers van die cellen hebben als neurotransmitter dopamine
SPECT bij parkinson
Mogelijk om isotopen en verbindingen te gebruiken die selectief in bepaalde afwijkingen worden opgenomen en die op andere wijze niet zichtbaar zijn te maken
Ook laat SPECT het functioneren (fysiologie) van organen zien, terwijl CT en MRI vooral gericht zijn op het in beeld brengen van de anatomie.