College 4 en 5 Flashcards

1
Q

Wanneer is moderne wetenschap ontstaan?

A

Tijdens de wetenschappelijke revolutie in Europa, 1500-1750

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat hield de copernicaanse revolutie in?

A

Verschuiving van het geocentrische naar het heliocentrische wereldbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer en waarom was de revolutie op zijn hoogst?

A

Isaac newton verbeterde Descartes en maakte een raamwerk voor wetenschap voor de volgende 200 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De laatste jaren is er opkomst van cognitieve wetenschap, wat bestuderen zij?

A

Aspecten van menselijke cognities zoals perceptie, geheugen, leren en redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stelde Karl Popper?

A

Een hypothse moet in principe falsifieerbaar zijn, anders is het pseudowetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat was kritiek op Popper?

A

Zijn criteria zijn te simplistisch, het is logisch dat wetenschappers hun theorie verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar houdt wetenschapsfilosofie zich mee bezig?

A

Kritisch onderzoek naar de veronderstellingen, de methoden en de resultaten van de wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is epistemologie?

A

De vraag of wetenschappelijke theorieën waar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is metafysica?

A

De vraag of wetenschappelijke entiteiten echt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Ethiek?

A

De vraag welke morele verplichtingen wetenschappers hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Hempel’s covering law model?

A

Een wetenschappelijke uitleg is meestal een antwoord op een waarom vraag, het heeft de logische structuur van een argument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een argument?

A

Een argument bevat een conclusie die ondersteund wordt door ten minste een premisse, een premisse geeft een reden om de conclusie te accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorwaarden aan de premissen?

A
  1. de premisse moet de conclusie met zich meebrengen, het argument moet deductief zijn.
  2. De premissen moeten waar zijn.
  3. De premissen moeten bestaan uit ten minste één algemene wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 begrippen vallen onder wetenschappelijk redeneren?

A

Deductief, inductief en abductief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is deductie?

A

Een manier van redeneren waarbij als premissen waar zijn, de conclusie ook waar moet zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is abductie?

A

Een conclusie trekken gebaseerd op de uitleg die het beste de stand van zaken uitlegt, in plaats van bewijs vormen op basis van premissen

16
Q

Wat is inductie?

A

Gebruik maken van eerdere ervaringen om de toekomst te voorspellen. het gaat niet om zekerheid maar voorspellingen

16
Q

hoe ziet het deductief- nomologische model eruit?

A

P1: Algemene wet (explanans)
P2: Specifiek feit (explanans)
C: het te verklaren fenomeen (explanandum)

17
Q

Waarin geloofde aanhangers van het empirisme?

A

Het is onmogelijk om causale verbanden te ervaren