College 2, hoe voed je op? Flashcards

1
Q

Life- span developmental psychology

A

domein binnen de psychologie waarin gekeken wordt naar zowel de constantheid, als veranderingen binnen het menselijk gedrag over de gehele levensduur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontwikkeling

A

Patronen van veranderingen- biologisch, sociaal, emotioneel of cognitief van aard- van bevruchting tot dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontwikkeling volgens Heinz Werner

A

Ontwikkeling verwijst alleen naar de veranderingen die bijdragen aan de organisatie van functionaliteit binnen een domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee processen die volgens Werner centraal staan bij ontwikkeling

A
  1. integratie: leren van nieuw gedrag op basis van al aangeleerd gedrag
  2. differentiatie: verfijnen van wat je al kunt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maturation (rijping)

A

een invalshoek waarbij de ontwikkeling wordt gezien als een resultaat van onze genen. de omvang waarin en de leeftijd waarop deze genetische bepaalde gedragingen tot uiting komt zijn afhankelijk van omgeving. Gesell aanhanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De 7 principes van de life span development volgens Baltes

A
  1. ontwikkeling vindt plaats tijdens het hele leven, in elke levensfase is ontwikkeling mogelijk.
  2. Binnen de ontwikkeling komen processen voor die soms nog niet bij de geboorte aanwezig waren. deze komen later in het leven.
  3. Ontwikkeling is multidimensionaal ( ontwikkeling kan niet beschreven worden aan de hand van een criterium, zoals gedrag)
    en multidirectioneel ( er is geen goed of normaal ontwikkelingspad, iedereen ontwikkelt zich op zijn eigen manier)
  4. winst en verval, bij ieder ontwikkelingsproces is er sprake van groei en van verval, wisselt per periode
  5. ontwikkeling is plastisch
  6. Ontwikkeling moet geplaatst worden in context en geschiedenis. heeft invloed.
  7. de studie naar ontwikkelingspsychologie is multidisciplinair, ieder vakgebied benadert het op zijn eigen manier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

continuïteit

A

ontwikkeling verloopt geleidelijk, er word voortgebouwd op wat al aanwezig is, steile lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

discontinuïteit

A

ontwikkeling verloopt in fases, gedrag en vaardigheden zijn vaak afhankelijk van een bepaalde leeftijd, trap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nature

A

genen worden gezien als primaire invloed op ontwikkeling, aanhanger is Gesell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nurture

A

Omgeving word gezien als primair verantwoordelijke voor de ontwikkeling. aanhanger is Watson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Organicism theorieen

A

theorieën waarbij het organisme, individu, centraal staat en deze zelf zorgt voor veranderingen in de ontwikkeling. De nadruk ligt op kwalitatieve kenmerken (= interpretaties/ ervaringen) van ontwikkelingsveranderingen. Individu speelt hier zelf dus actieve rol in ontwikkeling. Kwalitatieve veranderingen: er wordt iets nieuws gecreëerd. Het gaat om complexe veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mechanism theorieen

A

Theorieen waarbij de omgeving een grote invloed heeft op de ontwikkeling van het individu. Nadruk op kwantitatieve veranderingen (= er wordt voortgebouwd op) in het gedrag. Het individu wordt sterk beïnvloed door factoren waar het individu zelf geen invloed op heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Epigenitica

A

Het gebied binnen de biologie dat onderzoek doet naar de invloeden van de omgeving op de expressie van genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De 3 basisbehoeften van kinderen

A
  1. Basale behoeften
    (voeding, verzorging en fysiek veilige omgeving, bij het ontbreken, kan gezondheid, groei en ontwikkeling niet worden gewaarborgd)
  2. Emotionele ondersteuning
    Een warme relatie met ouders en een respectvolle houding ten aanzien van het kind bevordert het gevoel van eigenwaarde en heeft kind zelfvertrouwen nieuwe ervaringen op te doen
  3. Stimulatie
    Belangrijke factor
    - teveel gestimuleerd zorgt voor onveilig gehecht aan ouders
    gebrek ook niet goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belangrijkste doel van opvoeding ( volgens Martinus Langeveld)

A

Het kind ondersteunen om een moreel en betrouwbaar deelnemer te worden van de maatschappij, via een geleidelijk proces van stapsgewijs de verantwoordelijkheid voor deze morele keuzes aan het kind te laten, tot dat deze in staat is tot zelfverantwoordelijke zelfbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontwikkelingsopgaven

A

Vaardigheden die een kind moet leren beheersen of ontwikkelen

17
Q

Pedagogiek term: Sensitiviteit

A

Het afstemmen van het opvoedgedrag op de behoeften en signalen van een kind

18
Q

Belangrijkste ontwikkelingsopagve baby

A

opbouwen van gehechtheidsrelaties

19
Q

Veilige hechting

A

vertrouwen terug te kunnen vallen op hun verzorger als ze bijvoorbeeld verdrietig zijn

20
Q

Onveilig gehecht baby (3 vormen)

A
  1. Onveilig- ambivalent gehecht ( in stressvolle situaties maximaliseren zij het contact met ouder, omdat ouder wisselend blijkt in tegemoet komen)
  2. Onveilig- ambivalent gehecht ( vermijden van de verzorger in stressvolle situaties, en gericht op omgeving omdat ouder niet beschikbaar blijkt bij toenadering in eerder situaties)
  3. Gedesorganiseerde gehecht (geen strategie ontwikkeld voor onveilige situaties -> want gedrag ouder erg onvoorspelbaar en onherkenbaar (traumatisch) kinderen laten dan extreem angstig gedrag zien of tegenstrijdig
21
Q

Dreumes en peuter sensitief ouderschap

A

Kinderen krijgen ruimte om de wereld te ontdekken en de ouders vinden een balans tussen de autonomie van het kind en stellen grenzen. basis zelfvertrouwen kind

22
Q

Schoolkind wat leert het schoolkind?

A

langere tijd te kunnen concentreren en zich te verplaatsen in anderen, ook ontwikkeling meer wederkerige relaties

23
Q

Puber, wat is belangrijk in deze fase als ouder?

A

Kinderen zijn zoekende en onzeker in deze situatie. als ouder kind te ondersteunen maar ook nodige afstand en ruimte geven

24
Q

2 pijlers voor indelen opvoedstijlen

A
  1. warmte en 2. structuur (controle)
25
Q

Welke drie ( vier) opvoedstijlen zijn er volgens

A

Autoritatief: ouders zijn democratisch, zeer betrokken, veel aandacht behoeftes kind. Duidelijke regels en structuur

Autoritair: Duidelijke regels en structuur, weinige emotionele betrokkenheid. Psychologische controle: love withdrawal

permissief: weinig regels en veel rekening wensen en gevoelens kind

Door maccoby en Martin toegevoegd: Verwaarlozend
Ouders zijn niet betrokken, en geen regels

26
Q

Door welke 3 elementen word de kwaliteit van de opvoeding bepaald?

A
  • kenmerken van de ouders
  • kenmerken van het kind
  • bronnen van stress en en steun in omgeving gezin
27
Q

2 wederkerige modellen van opvoeding: vicieuze cirkel van dwang van Patterson en het transactioneel model van Sameroff en Chandler. Leg uit.

A
  1. Vicieuze cirkel van dwang: Hoe negatieve interactiepatronen tussen ouder en kind kunnen escaleren. @ uitkomsten: of kind wint en gaat dit vaker doen, of ouder wint en ouder word dus vaker boos.
  2. Transactioneel model: gericht op cognitieve processen en betekenisgeving die verandert op basis van onderlinge interacties/
28
Q

4 categorieën van opvoedingsproblemen waarvoor hulp kan worden ingeschakeld:

A
  1. Opvoedingsonzekerheid: specifieke praktische problemen
  2. Opvoedingsspanning:
    Voelen zich langere tijd ongerustheid is, of onzekerheid
  3. Opvoedingscrisis: wanneer problemen en spanningen zich verder opstapelen
  4. Opvoedingsnood: complexe problemen en situatie lijkt uitzichtloos