College 1 - Gezinsfunctioneren Flashcards

1
Q

Welke artikelen horen bij dit college?

A
  1. Epstein - McMaster model of family functioning
  2. Holtom-viesel - invloed van gezinsfunctioneren op eetstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de Pedagogische basisbehoeften (Maslow)?

A
  • Fysiologische behoeften
  • Veiligheid en zekerheid
  • Sociale ontwikkeling
  • Erkenning en waardering
  • Zelfactualisatie - persoonlijke groei

(Toezicht houden op het kind: normen waarden en regels)
(samen zijn = nodig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke taken heeft het gezin? (artikel epstein)

A
  1. Basale taken
  2. Ontwikkelingstaken
  3. Omgaan met challenges (hazardous tasks)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke subsystemen kan de gezinssysteemtheorie bestaan?

A
  1. individuen
  2. dyadisch subsysteem
  3. triadisch subsysteem
  4. tetrades
  5. het hele systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘gezinsfunctioneren’?

A

proces waardoor het gezin als geheel functioneert
+ het oplossen van problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 6 dimensies bevat het McMaster model? (artikel epstein)

A
  1. Probleem-oplossend vermogen
  2. Communicatie
  3. Rollen
  4. Affectieve responsiviteit
  5. Affectieve betrokkenheid
  6. Gedragscontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is affectieve responsiviteit?

A

Het vermogen van gezinsleden om op elkaar te reageren met passende emoties en de juiste intensiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is affectieve betrokkenheid?

A

De mate waarin gezinsleden interesse en waardering tonen voor elkaars activiteiten en zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 6 vormen van affectieve betrokkenheid zijn er? (welke is het meest effectief?)

A
  1. Gebrek aan betrokkenheid
  2. Betrokkenheid zonder gevoelens
  3. Narcistische betrokkenheid
  4. Empathische betrokkenheid (meest effectief)
  5. Overbetrokkenheid
  6. Symbiotische betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 vormen van gedragscontrole zijn er?

A
  1. Strenge gedragssturing (duidelijke regels, geen speling)
  2. Flexibele gedragssturing (duidelijke regels, enige speling)
  3. Laissez-faire gedragssturing (bijna geen regels)
  4. Chaotische gedragssturing (wisselen van bovenstaande)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe lossen we een probleem goed op? (7 stappen)

A
  1. Probleem identificeren
  2. Praten over het probleem met anderen
  3. Mogelijke oplossingen bedenken
  4. Besluiten wat de beste oplossing is
  5. Oplossing uitvoeren
  6. In de gaten houden of de oplossing goed wordt uitgevoerd
  7. Evalueren of het probleem is opgelost
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen problemen zijn er?
(2 antwoorden)

A
  1. Materieel/ instrumenteel = financiën en huishouden
  2. Affectief = steun en begrip tonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen communicatie zijn er? (2 antwoorden)

A
  1. Materieel/ instrumenteel = “Nova is ziek, kun jij thuisblijven van je werk?”
  2. Affectief = “Ik heb het gevoel dat ik alle zorg voor Nova op me neem, de taken zijn niet eerlijk verdeeld.”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vorm van communicatie gaat vaak beter?

A

Materiële/instrumentele communicatie gaat beter, want is duidelijker en niet impliciet (affectieve communicatie is vaker impliciet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer gaat communicatie goed?
(2 antwoorden)

A
  1. duidelijk (geen dubbele lading/vaagheid)
  2. direct (richt de boodschap tot de persoon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vormen van rollen zijn er? (2 antwoorden)

A
  1. Materieel/ instrumenteel = voorzien van basisbehoeften
  2. Affectief = verzorgen, troosten en steunen
17
Q

Als materiële/instrumentele en affectieve rollen samen gaan, wat gebeurt er? (2 antwoorden)

A
  1. Life skills development (carriere/opleiding kind)
  2. Gezinssysteem wordt in tact gehouden
18
Q

Welke emoties zijn er? (2 antwoorden)

A
  1. Welfare feelings: liefde, tederheid, blijdschap
  2. Emergency feelings: angst, boosheid, verdriet, teleurstelling, depressie
19
Q

Welke eigenschappen heeft een kluwengezin? (4 antwoorden)

A
  1. overbetrokken en overbeschermend
  2. rol-omkering
  3. intrusief
  4. weinig privacy
20
Q

Wat is een 7e dimensie van het McModel?

A

Algemeen gezinsfunctioneren

21
Q

Wat zijn psychosomatische gezinnen? (2 antwoorden)

A
  1. conflictvermijdend
  2. rigide/streng