College 1 Flashcards

1
Q

Fraude: meerdere verschijningsvormen

A
  • Verslaggevingsfraude -> Meestal gepleegd door directie (directiefraude)/het hogere management binnen de organisatie.
  • Oneigenlijke toe-eigening van activa -> Meestal gepleegd door werknemers (werknemersfraude). Gaat vaak om zaken als diefstal van geld/goederen/tijd en niet-ambtelijke omkoping (kick backs).
  • Strafrecht -> Diefstal, verduistering, valsheid in geschrifte, verduistering, corruptie, handel met voorkennis etc.
  • Naar de aard -> Belastingfraude, faillissementsfraude, beursfraude, bouwfraude, beleggingsfraude etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taak fraudepreventie en -detectie

A

Primair ondernemingsleiding onder toezicht van RvC (RvT) mede ter bescherming van de belangen van de organisatie.

Denk aan:

  • werknemers
  • leveranciers
  • afnemers
  • financiers
  • aandeelhouders
  • leden met een belangrijke rol voor interne functies zoals interne controle, risk management compliance en uiteraard de externe accountant.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Houvast in accountancy-regelgeving (NV COS 240)

A

‘De primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en detecteren van fraude berust bij de met governance belaste personen en het management van de entiteit.
Het is van belang dat het management, onder toezicht van de met governance belaste personen, sterk de nadruk legt op het voorkomen van fraude, waardoor de gelegenheden tot het plegen van fraude kunnen afnemen, alsmede op het ontmoedigen daarvan, waardoor personen ervan kunnen worden weerhouden om fraude te plegen wegens de waarschijnlijkheid dat die fraude wordt gedetecteerd en bestraft.’ (NV COS 240.4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NV COS 240.4 Verantwoordelijkheid RvC

A

Streven naar een cultuur van integriteit en ethisch gedrag, wat kan worden versterkt door actief toezicht door RvC.
Hierbij houdt de RvC onder meer rekening met de mogelijkheid om interne beheersingsmaatregelen te doorbreken of andere vormen van beïnvloeding van financial reporting cycle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

NV COS 240.5 Verantwoordelijkheid accountant

A

Verantwoordelijk voor:
- verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid dat de financiële overzichten als geheel geen afwijkingen van materieel belang bevatten die het gevolg zijn van fraude of fouten.
Door de inherente beperkingen van een controle bestaat er een onvermijdbaar risico dat sommige afwijkingen van materieel belang in de financiële overzichten niet worden gedetecteerd, ook al is de controle naar behoren gepland en overeenkomstig de Standaarden uitgevoerd.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NV COS 240.6

Inherente beperkingen

A

Effecten van inherente beperkingen bijzonder significant in geval van afwijking die resultaat is van fraude.

Het risico dat een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude niet wordt gedetecteerd is groter dan het risico dat een afwijking van materieel
belang als gevolg van fouten niet wordt gedetecteerd.

Dit komt omdat fraude gepaard kan gaan met geraffineerde en zorgvuldig opgezette plannen om de fraude te verhullen, zoals valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen of het opzettelijk aan de accountant verkeerd voorstellen van zaken.
Dergelijke pogingen om fraude te verhullen kunnen zelfs nog moeilijker te detecteren zijn wanneer ze gepaard gaan met samenspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

NV COS 240.7 Werknemersfraude makkelijker te detecteren dan directiefraude

A

Het risico dat de accountant een afwijking van materieel belang niet detecteert is in geval van managementfraude groter dan bij personeelsfraude, omdat managers vaak in een positie verkeren die hen in staat stelt:

  • op directe of indirecte wijze de administratieve vastleggingen te manipuleren
  • frauduleuze financiële gegevens te presenteren of
  • interne beheersingsmaatregelen te doorbreken die zijn opgezet om soortgelijke fraude door andere werknemers te voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fraudemelden

Wettelijke verplichting geworden -> WTA

A

Bij een wettelijke controle (niet oob) waarbij een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang tav financiële verantwoording van de klant -> melden aan de opsporingsambtenaar art 141 wet Sr. (Art. 26 lid 2 WTA)

  • Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:
    > Wat wordt verstaan onder fraude van
    materieel belang
    > Bepalen regels omtrent het tijdstip en de wijze waarop de melding, cf lid 2, plaatsvindt.
  • De externe accountant die melding doet, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Besluit Toezicht Accountantsorganisaties

A
  • Fraude van materieel belang (art 26, lid 3): een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen en waarbij de aard of de omvang zodanig is dat beslissingen die in het maatschappelijk verkeer worden genomen op grond van de financiële
    verantwoording van de controlecliënt zouden kunnen worden beïnvloed door die misleiding. (art 36 BTA)
  • Een melding als bedoeld in art. 26 lid 2 kan achterwege blijven, indien:
    a. de klant, nadat de acc hem heeft gewezen op zijn redelijk vermoeden van fraude van materieel belang, daarnaar onderzoek verricht en obv dat een schriftelijk plan opstelt, incl:
    1. de maatregelen die de klant zal nemen om de gevolgen van de fraude, voor zover mogelijk, ongedaan te maken en om herhaling van zodanige fraude te voorkomen; en
    2. de termijn waarbinnen de klant de maatregelen zal hebben uitgevoerd;
    b. de externe accountant, binnen vier weken nadat het plan is opgesteld, heeft geoordeeld dat het in onderdeel a bedoelde plan toereikend is; en
    c. de externe accountant heeft vastgesteld dat de controlecliënt binnen de in onderdeel a, onder 2, bedoelde termijn de in het plan opgenomen maatregelen in voldoende mate heeft uitgevoerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerkende elementen fraude

A
  • Opzettelijk handelen
  • Misleidende voorstelling van zaken
  • Doel is economisch voordeel
  • Er is een benadeelde
  • Onrechtmatig of onwettig handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Communicatie door accountant bij fraude

A
  • In geval van werknemersfraude -> Management / directie

- In geval van directiefraude -> Toezichtsorgaan (RvC/RvT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intrekken verklaring (BW 2:362 lid 6)

A
  • De JRK wordt vastgesteld (financiele toestand in achtneming)
  • Indien ernstige mate tekortschiet -> mededeling ten kantore handelsregister met een accountantsverklaring erbij
  • Als de JRK nog niet is vastgesteld door AVA of ledenvergadering -> nieuwe JRK opstellen, openbaar maken en een nieuwe accountantsverklaring erbij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opvatting prof. Hoogendoorn/Van Geffen

intrekken verklaring

A
  • Indien jaarrekening nog niet is vastgesteld (en gedeponeerd), is een mededeling ex artikel BW2:362 lid 6 niet aan de orde.
  • Bestuur moet dan nieuwe jaarrekening opmaken met een andere (latere) datum.
  • Nieuwe opdracht tot accountantscontrole en nieuwe accountantsverklaring.
  • Nieuw opgemaakte en gecontroleerde jaarrekening ter vaststelling (aan AvA/Ledenraad) voorleggen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Escalatieladder COS 240 – BELANGRIJK

A
  1. Frauderisico’s bij opzet controle in kaart brengen.
  2. Nader onderzoek door de accountant bij aanwijzingen voor fraude.
  3. Redres-traject (retrospectief/prospectief) bij redelijk vermoeden van fraude.
  4. Teruggeven opdracht bij onvoldoende redres.
  5. Melden bij wettelijke controleopdrachten.
  6. Teruggeven opdracht bij beoordelings- en samenstellingsopdrachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dividendbeleid belangrijke graadmeter (cash is a fact, profit is an opinion)

A
  • Beperkte dividenduitbetaling als ‘red flag’.
  • ‘Dividends are cash, and therefore impossible to fake.’
  • ‘A company that is paying half or more of its reported income as dividends needs to generate cash, not just paper profits. Otherwise its bank account will quickly run dry.’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Creative accounting (CA) soorten

A
  • Income smoothing & cookie jar reserves
  • Big bath accounting
  • Premature revenue recognition
  • Channel stuffing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Income smoothing & cookie jar reserves

A
  • In feite gaat het hier om winstegalisatie.
    In goede tijden wordt een ‘appeltje voor de dorst’ weggezet om dat vervolgens te gebruiken in tijden dat het minder gaat.
  • Op deze wijze kunnen de winsten relatief egaal of zelfs in een stijgende lijn worden gepresenteerd.
  • Jaarrekeningposten die hiervoor worden gebruikt, zijn bijvoorbeeld de voorziening dubieuze debiteuren en de garantievoorziening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Big bath accounting

A
  • Deze methode wordt toegepast om de balans op te schonen.
  • Extra afschrijvingen en het treffen van reorganisatie- of herstructureringsvoorzieningen zijn prima instrumenten om het resultaat te verlagen.
  • Reden -> Door in een jaar waarin het toch al slecht gaat ‘extra ellende’ te nemen, wordt het waarschijnlijker dat voor de komende jaren een resultaatverbetering kan worden getoond.
  • Deze methode kan worden gebruikt door aantredend management.
  • Zij verschuiven dan de pijn naar het oude management, geven hen de schuld, en stellen vervolgens zelf verantwoordelijk te zijn voor het resultaatherstel.
  • Het is ook mogelijk dat aftredend management – al dan niet met het oog op bonussen vertrekregelingen – kosten naar de toekomst verschuift, waardoor de resultaten feitelijk te hoog worden voorgesteld.
  • Toekomstige winsten – waarvoor het aantredend management verantwoordelijk wordt – zullen daardoor lager uitvallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Premature revenue recognition

A
  • Hier gaat het om het te vroeg verantwoorden van omzet.

- Goederen die feitelijk en juridisch bezien nog niet zijn geleverd, worden wel als zodanig verantwoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Channel stuffing

A
  • Betreft een variant op het vorige punt.
  • In geval van channel stuffing vinden er ongevraagd – bijv door extra goederen te
    leveren bij door afnemers bestelde goederen – leveranties plaats.
  • De getoonde omzet wordt vergroot en de debiteurenpositie stijgt.
  • Omdat het om ongevraagde leveranties gaat, dienen de transacties in latere perioden – uiteraard na de verslagleggingstermijn – te worden teruggedraaid.
  • Het kan ook gaan om het doen van verkopen op basis van ongebruikelijk hoge kortingen.
  • Op deze wijze wordt omzet als het ware ‘gestolen’ van de toekomst, omdat afnemers dan voorlopig genoeg voorraad hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Creative accounting redenen

A

De beloning van de ondernemingsleiding is (gedeeltelijk) winstafhankelijk.

  • Het verhullen van een zwakke performance van de ondernemingsleiding.
  • Fiscale argumenten.
  • Het voldoen aan de druk en verwachtingen van (institutionele) beleggers.
  • Ten behoeve van ratio’s die bijvoorbeeld bij het aantrekken van vreemd vermogen van belang zijn.
  • Het beïnvloeden van (potentiële) aandeelhouders en financiële analisten.
  • Het verminderen van onzekerheid en risico -> Ivm rendement etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Professioneel kritische instelling

A

Een houding die onder meer gekenmerkt wordt door:

  • een onderzoekende instelling
  • het alert zijn op omstandigheden die kunnen duiden op eventuele afwijkingen die het gevolg zijn van fouten of fraude
  • een kritische evaluatie van controle-informatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bedreigingen professioneel kritische instelling

A
  • Doelredeneren -> Te snel concluderen.
  • Tunnelvisie.
  • Zelfoverschatting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Frauderisicofactoren

A

Gebeurtenissen of omstandigheden die wijzen op een frauderisico.

  • Gelegenheid (Positie, leemte in AO/IB)
  • Rationalisatie (iedereen doet het/het is tijdelijk)
  • Druk/drijfveer (omgeving, financieel, emotioneel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Gelegenheid

A

> Een ondoeltreffende interne beheersingsomgeving.
Significante transacties met verbonden partijen buiten het kader van de normale
bedrijfsvoering.
Activa, verplichtingen, opbrengsten of lasten die gebaseerd zijn op significante
schattingen die steunen op moeilijk te staven subjectieve oordeelsvormingen of
onzekerheden.
Significante activiteiten in het buitenland of grensoverschrijdende activiteiten in jurisdicties waar andere bedrijfsomgevingen en -culturen bestaan.
De inschakeling van zakelijke tussenpersonen waarvoor geen duidelijke zakelijke reden lijkt te bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Rationalisatie

A

> Ineffectieve communicatie, implementatie, ondersteuning of handhaving van de waarden of ethische voorschriften van de entiteit door het management, of de communicatie van ongepaste waarden of ethische voorschriften (tone at the top).
De eigenaar-bestuurder maakt geen onderscheid tussen transacties van zakelijke en private aard.
Negatieve publiciteit over organisaties en/of de sector waar de organisaties in actief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Druk/drijfveer

A

> De noodzaak om aan de verwachtingen van derden te voldoen om via de uitgifte van eigen aandelen aanvullende financiering te verkrijgen kan iemand onder druk zetten om fraude te plegen.
De toekenning van aanzienlijke bonussen indien onrealistische winstdoelstellingen worden bereikt kan iemand ertoe aanzetten om fraude te plegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Stappen in het forensisch onderzoek

A
  1. Opdrachtbevestiging en scope van het onderzoek.
  2. Bepalen van het doel van de opdracht, inclusief mogelijk te nemen juridische stappen
  3. Inventariseren en veiligstellen van relevante brongegevens.
  4. Verantwoorden waarom en hoe naar bepaalde informatie op zoek gegaan wordt
    (Proportionaliteits-, subsidiariteits- en fair play beginsel).
  5. Openbare bronnenonderzoek.
  6. Voeren van interviews (op basis van vrijwilligheid en met het principe van hoor en wederhoor).
  7. Rapportage en beperking van de verspreidingskring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Proportionaliteit(beginsel)

A

houdt in dat de door de accountant gehanteerde

onderzoeksmethode in een redelijke verhouding behoort te staan tot het doel van de opdracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Subsidiariteitbeginsel

A

Betekent dat van de accountant mag worden verwacht dat hij die onderzoeksmethode kiest die zo min mogelijk bezwarend voor betrokkene(n) en derden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Fair play beginsel

A

De accountant mag bij zijn onderzoek geen gebruik maken van bedrog, listen, trucs of valse beloften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Persoonsgerichte onderzoeken

A

Aan een accountant verleende opdracht waarvan het object bestaat uit het functioneren, handelen of nalaten van handelen van een (rechts)persoon, voor de uitvoering waarvan werkzaamheden met een verifiërend karakter worden verricht, onder andere bestaande uit het verzamelen en analyseren van al dan niet financiële gegevens en het rapporteren van de uitkomsten

  • > Uitgangspunten:
  • Algemene uitgangspunten.
  • Hoor en wederhoor.
  • Proportionaliteits-, subsidiariteits- en fair playbeginsel.
  • Interviews.
  • Bedreigingen en waarborgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Soorten fraudeonderzoeken

A
  • Onderzoek ter ondersteuning van de vaststelling van fraude.
  • Onderzoek naar de mogelijke omvang van fraude.
  • Onderzoek naar de omstandigheden die fraude mogelijk hebben gemaakt of niet hebben kunnen voorkomen.
  • Onderzoek naar maatregelen ter voorkoming van fraude.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

In opdrachtbevestiging opgenomen aspecten

A

opdrachtbevestiging volgende aspecten:

  • Aard van de opdracht.
  • Omschrijving doelstelling opdracht.
  • Verantwoordelijkheid van de opdrachtgever.
  • Aard, tijdfasering en omvang van de uit te voeren werkzaamheden.
  • Eventueel specifieke vragen waar de opdrachtgever een antwoord op verwacht.
  • Te verwachten vorm van het rapport van feitelijke bevindingen.
  • Beperkingen in verspreiding van de rapportage.
  • Vermelding dat anderen inzage kunnen krijgen in het rapport.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoor en wederhoor

A

Hoor: Het in het kader van een onderzoek aan betrokkenen en/of derden mondeling of schriftelijk vragen om informatie.
Wederhoor : Het in de gelegenheid stellen van een betrokkene kennis te nemen van en te reageren op de bevindingen uit een op hem betrekking hebbend onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Fundamentele beginselen (VGC)

A
  • Integriteit.
  • Objectiviteit.
  • Deskundigheid en zorgvuldigheid.
  • Vertrouwelijkheid
  • Professionaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Nieuwe wet- en regelgeving

A
  • Sarbanes-Oxley wet -> Belangrijkste bepalingen:
    > Nieuwe straffen voor belemmering van de rechtsgang door vernietiging van
    documenten.
    > Nieuwe straffen voor het bedriegen van aandeelhouders van beursgenoteerde ondernemingen.
    > Verhoging straffen voor witteboordencriminaliteit.
    > Nieuwe beschermingsmaatregelen voor ‘klokkenluiders’.
  • Code-Tabaksblat -> Verhouding checks en balances verbeterd.
    > Rol externe accountant voor toezicht.
    > In verband met te dominante houding bestuur.
  • Wet Toezicht Accountantsorganisaties. Zelfregulering en vrije karakter van
    accountantsberoep aan banden.
  • Artikel 336 Wetboek van Strafrecht. Het openbaar maken van een onware jaarrekening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Conclusies nieuwe wet- en regelgeving

A
  • Belang adequaat extern toezicht.
  • Belang van medewerkers die hun rug rechten.
  • Belang en nut van goede klokkenluidersregeling.
  • Bovenstaande drie maken zware wet- en regelgeving overbodig.
  • Vraagtekens bij effectiviteit regelgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Aantal oplossingen vergroten fraudedectectie

A
  • Gebruik checklists (kan wel het kritisch denkvermogen beperken)
  • Standaard-controleplannen (kan minder effectieve controleprocedures veroorzaken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat doen accountants?

Stappenplan

A
  • Bij opdrachtacceptatie:
    1. Onderzoeken betrouwbaarheid en integriteit cliënt (inclusief interne en externe informatie).
    2. Contact opnemen met voorgaande accountant.
    3. Bij grote integriteitsrisico’s: Opdracht slechts accepteren onder voorwaarden.
  • Bij risico-analyse:
    4. Frauderisicofactoren in kaart brengen.
    5. Kennis nemen van de beschouwing van de frauderisico’s door de cliënt zelf.
    6. Communiceren met management en/of interne toezichthouders over relevante fraude en frauderisico’s.
  • Tijdens de controle:
    7. Passende controlewerkzaamheden vaststellen, die zijn gericht op het ondervangen van frauderisico’s.
    8. Alert zijn op mogelijke aanwijzingen voor fraude.
    9. Altijd controlewerkzaamheden op risico op het doorbreken van interne beheersing door management.
  • Bij aanwijzingen:
    10. Bij aanwijzing van mogelijke fraude-> Concrete actie ondernemen -> Niet wegkijken of wegredeneren.
    11. Laagdrempelige helpdesk- of consultatiefunctie bij mogelijk vermoeden van fraude.
    12. Bespreken van elke aanwijzing van fraude met de bestuurders en/of interne toezichthouder.
  • Bij fraude:
    13. Accountants blijven betrokken bij het onderzoek naar de aard en omvang van de fraude.
    14. Bij fraude: Cliënt zorgt voor plan van aanpak voor redres -> Zorgen voor herstel.
    15. Beoordelen toereikendheid herstelplan -> Als geen onderzoek en/of ontoereikend herstelplan -> Melden bij opsporingsdienst.
    16. Overwegen welke gevolgen de gesignaleerde integriteitsrisico’s hebben voor de opdracht.
  • Meldingen:
    17. Ongebruikelijke transacties worden zo snel mogelijk gemeld bij FIU-NL.
    18. Incidenten en tussentijds beëindigen wordt gemeld bij AFM.
  • Transparantie:
    19. Bij publiek belang -> Relevante informatie wordt gedeeld met buitenwereld.
    20. Accountant is en blijft verantwoordelijk voor de controle van het financiële overzicht.
    21. Open zijn over frauderisico’s met een opvolgend accountant.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Doel van NBA handreiking 1112 (Persoonsgerichte onderzoeken)

A
  • Positieve bijdrage aan kwaliteit dienstverlening.
  • Duidelijkheid scheppen voor alle betrokken partijen.
  • Bereiken dat accountant op een adequate wijze rekening houdt met de belangen van een betrokkene.
  • Onnodige reputatieschade voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Aandachtspunten bij persoonsgericht onderzoek

A
  • Opdrachtaanvaarding.
  • Planning.
  • Uitvoering.
  • Rapportering.
  • Documentatie.
  • Honorering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Conclusie onderzoek ‘ Financial Statement Fraud: Insights from the Academic Literature

A
  • De nadruk op het risico op het doorbreken van beheersingsmaatregelen door management is gerechtvaardigd.
  • De bruikbaarheid van checklists voor fraudedetectie is gemixt.
  • Accountants hebben de behoefte om de prikkels van het management te verbinden met de type risico’s die als hoog moeten worden ingeschat.
  • Accountants brengen geen significante veranderingen aan in hun controle-aanpak bij een hoge frauderisico inschatting.
  • Er moet meer onderzoek komen naar het gebruik van andere gereedschappen in het detecteren van fraude.
  • Er is meer onderzoek nodig om te weten te komen of het toevoegen van specifieke controle werkzaamheden behorend bij standaard risico’s de fraude detectie zouden verbeteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

White Collar Crime (definities)

A

Een vorm van criminaliteit die – in tegenstelling tot blauweboordencriminaliteit
– vaak wordt gepleegd door daders uit hogere sociale klassen.
- Een hoge sociale status bracht traditioneel met zich mee dat voer het algemeen een lichte tint overhemd werd gedragen -> Duidelijk anders dan de blauwe overall van werklieden.
- Witteboordencriminaliteit richt zich meestal niet op individuen maar eerder op het benadelen van grote instanties zoals overheden, banken en verzekeraars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Sutherland kenmerken denkwijze

A
  • Jaren dertig onderzoek 70 van de grootste ondernemingen.
  • Systematisch overtredingen van sociaal-economische wetgeving.
  • Overtredingen niet een bad apple, maar hele mand of de boomgaard is aangetast.
  • Slachtoffers -> Consumenten, concurrenten, aandeelhouders en werknemers.
  • Indien detectie (door toezichthouders) -> Boetes maar recidive 97,1% (vallen weer in oude fouten).
  • Strafrecht speelt nauwelijks een rol.
  • Ondernemers (fraudeurs) verliezen geen status in de zakenwereld.
  • Ondernemers hebben een negatief gevoel over wet- en regelgeving, toezichthouders en overheidsfunctionarissen.
  • Ook al overtreden zij de wet dan ervaren zij dat niet als ‘crimineel’ -> ‘The businessman Thinks of himself as a respectable citizen and, by and large, is so regarded by the general public’.
  • Ook het grote publiek ziet hen niet als crimineel -> Criminelen zijn bijvoorbeeld Holleeder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe wordt je een white collar criminal?

A
  • Door te leren van de mensen met wie je omgaat, de cultuur in een team of een organisatie.
  • Differtentiële Associatie Theorie.
  • Jonge beurshandelaren leren van senior collega’s hoe investeerders met welk soort van motiverende verhalen over de streek te trekken om te werken (inclusief frauduleuze technieken).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Overeenkomsten politie en accountants

A
  • Zowel de politie als de accountancy produceren dag in dag uit (controle)rapporten, dossiers (gesprek)verslagen, processen-verbaal en jaarrekeningen.
  • Hiervoor bestaan (wettelijke) voorschriften en zijn binnen beide beroepsgroepen methoden en technieken ontwikkeld. De productie van geschreven bronnen voldoet daardoor aan hoge, vaak wettelijk verplichte, vorm- en inhoud vereisten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

VGBA beginselen

A
  • Professionaliteit.
  • Integriteit.
  • Objectiviteit.
  • Vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
  • Vertrouwelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welk beginsel bij fraude en witwassen van VGBA?

A

Bij fraude en witwassen spelen vooral het integriteitsbeginsel en artikel 7 een rol: de accountant die betrokken is bij of in verband wordt gebracht met niet integer handelen van anderen, moet maatregelen nemen om (te proberen) een einde te maken aan dat handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Normatief kader (VGBA)

A
  • Volgens artikel 8 moet een accountant ook handelen als hij of zij vermoedt dat de organisatie waaraan hij of zij verbonden is niet integer handelt.
  • Wat het professionaliteitsbeginsel betreft moet de accountant zich conform artikel 4 onthouden van elk handelen of nalaten waarvan hij of zij weet of behoort te weten dat dit het accountantsberoep in diskrediet brengt of kan brengen. Uit hoofde van het vakbekwaamheids- en zorgvuldigheidsbeginsel en artikel 13 lid 1 moet de accountant de wet en regelgeving toepassen die van belang is voor de professionele dienst die hij of zij levert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Red Flags -> Frauderisico indicatoren. Verhullingstechnieken:

A
> Opmaken frauduleuze verklaringen.
> Veranderen bestaande documenten.
> Frauduleuze transacties in accounting systeem invoeren.
> Wijzigingen in accounting systeem.
> Wijzigen elektronische documenten.
> Frauduleuze journaalposten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Zijn accountants scherp genoeg op red flags?

A
  • Accountants laten zich bij ‘red flags’ vaak te gemakkelijk met een kluitje in het riet sturen
    door de directie. Zij zouden vaker vooraf moeten bedenken hoe er fraude kan worden gepleegd bij de klant. Als fraudeonderzoeker moeten zij niet de hypothese van de opdrachtgever volgen. En in hun rapporten voor de rechter moeten zij de cijfers duiden.
  • “Accountants kennen de frauderisicofactoren meestal wel, maar zien fraudesignalen in de praktijk toch vaak over het hoofd. Zij hebben namelijk te weinig incentives om echt kritisch naar mogelijke signalen van fraude en corruptie te kijken”, zegt forensisch registeraccountant Joeri Frietman (BDO).
  • “Ik doe dit spel (verplaats je in de fraudeur) vaak met accountants. Ik hoop dat zij hierdoor vaker nadenken over wat er mis kan gaan bij de klant en dat zij hun werkzaamheden daaraan aanpassen. Als zij bij aanwijzingen voor mogelijke fraude een lastig besluit moeten nemen, dan raad ik ze aan de basiswaarden in ogenschouw te nemen: de vijf fundamentele beginselen uit de VGBA. En als zesde waarde: een professioneel kritische instelling.”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

’ Een greep’

A
  • Het ontbreken van een inkoop en aanbestedingsbeleid.
  • Het ontbreken van een inkoop begroting.
  • Het ontbreken van een naam nummercontrole.
  • Het ontbreken van een functie scheiding tussen het muteren in het crediteuren stambestand
    en het verwerken van inkoopfacturen in de crediteuren administratie.
  • Medewerkers van de financiële administratie kunnen zowel facturen boeken als bank rekeningnummers van crediteuren aanpassen.
  • Inkoper zegt jarenlang dat hij bij zijn vorige baas ‘personeels kortingen’ krijgt, terwijl die kortingen fors zijn en ook gelden voor zijn huidige werkgever.
  • Nota’s komen van een bedrijf dat niet (meer) bestaat; KvK nummer ontbreekt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Ideale geldman (white collar crime) vs. ideale (gewone) crimineel:

A
  • White collar crime is net als ‘gewone’ criminaliteit structureel.
  • De omvang van illegaal gedrag is veel groter dan de officiële statistieken aangeven.
  • White collar criminals verliezen hun sociale status niet als zijn financieel-economische regelgeving overtreden -> Vaak juist waardering en bewondering.
  • Beide minachting voor de wet, voor de overheid en overheidspersoneel.
  • Beide vormen van criminaliteit hebben een georganiseerd karakter.
  • Het bedrijfsleven creëert een goede naam en een goed imago door belangenverenigingen op te richten en gedragscodes op te stellen -> De traditionele crimineel is hierin minder bedreven.
  • Traditionele crimineel weet dat hij een crimineel is, de white collar criminal beschouwt zichzelf niet als crimineel.
  • Beiden hebben een mondstuk -> Traditionele crimineel heeft advocaat en white collar criminal heeft daarnaast ook nog andere soorten zoals pr-afdelingen en anderen.
  • Bij traditionele criminaliteit duidelijke relatie tussen dader, daad en slachtoffer, bij white collar crime is deze relatie vaak lastiger te onderscheiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Problemen en controverses omtrent de theorie van Sutherland

A
  • De bronnen zijn gefragmenteerd en/of afgeschermd.
  • Er is sprake van een ‘definitiestrijd’ omtrent het begrip white collar crime.
  • De onderzoeken van criminologie focussen zich vaak niet op deze ‘brave’ criminologie.
  • De ideologische strijd met de hoofdvraag ‘Is het wel criminaliteit?’
  • Er bestaan binnen de literatuur veel verschillende verklaringen.
  • Tweeslachtig begrip -> Wordt gebruik voor illegaal gedrag door de onderneming, maar ook door werknemers.
  • Ambivalente reacties -> Weinig toezicht, waardoor white collar crime juist eerder wordt gedaan dan traditionele criminaliteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Goffman -> onderscheid twee soorten spelers

A
  • Oprechte mens: gelooft in de woorden die hij spreekt en de voorstelling in haar geheel
  • Cynicus: staat cynisch tegenover de dramaturgische handeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Façades

A

Dat deel van de voorstelling die het individu geregeld een algemeen en blijvend houvast geeft voor definities van de situatie ten behoeve van degenen die de voorstelling bijwonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Dubbelzinnige deelnemers: hebben door hun rol en functie zicht op de kloof tussen publieke taal en werkelijkheid

A
  • Verklikkers: Iemand die tegenover de deelnemers van de voorstelling pretendeert een lid van het team te zijn en verzamelt daar destructieve informatie
  • Lokvogels: Personen die zich gedragen alsof zij een gewoon lid zijn van het publiek. Overigens spannen ze samen met diegenen die de voorstelling geven.
  • Tussenpersonen: weten geheimen van verschillende partijen en geeft hun de indruk dat hij die geheimen zal bewaren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Belangrijke problemen binnen de accountancy

A
  • Effecten van het verdien- en businessmodel op gedrag en cultuur binnen organisaties.
  • Het partnermodel en het intern verrekenmodel tussen de advies- en controlepraktijk.
  • Het vinden van een evenwichtige en geloofwaardige balans tussen cliëntbelang en publiek belang.
  • De benadering door en de rol van de accountant ten aanzien van het fraudevraagstuk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Lessen uit fraudeonderzoeken

A
  • Variaties op een thema.
  • Controle en toezicht niet afdoende.
  • Niet alleen financiële schade -> Ook bv. imago of emotioneel.
  • Fraude was te vermijden geweest.
  • Ontbrekend schuld- en normbesef.
  • Te weinig alert en assertief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Artikel 23 lid 7 Wetboek van strafrecht (Sr) per 1-1-2015

A

Bij veroordeling van een rechtspersoon:
Als er voor het feit bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing is -> Geldboete opleggen ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie.
Als dit niet passend is kan ook geldboete tot ten hoogste van 10% van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaand aan de uitspraak.

62
Q

Legaliteitsbeginsel

A

Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling (art. 16 GW, art 1 lid 1 Sr)

63
Q

Wanneer is er sprake van een misdrijf?

A
  • WvSr -> Plaats waarin de gedraging is opgenomen (boek 2 of 3).
  • IN andere wet in formele zin -> Dan aangegeven in wettekst zelf;
  • Wetten in materiële zin (b.v. AMVB, verordening): altijd een overtreding.
64
Q

Elementen van een strafbaar feit

A
  • Menselijke gedraging.
    >Er moet een causaal verband bestaan tussen de gedraging en het gevolg.
    >Geldt voor zowel handelen als nalaten.
    >Commissiedelict -> Actieve gedraging die strafbaar is gesteld.
    >Zuiver omissiedelict -> Passieve gedraging die strafbaar is gesteld.
    >Onzuiver omissiedelict -> Strafbare actieve gedraging die wordt vervuld door nalaten.
  • Wettelijke delictsomschrijving -> Delictsomschrijvingen bestaan uit verschillende
    bestanddelen. Pas als alle bestanddelen zijn vervuld is (het nalaten van) de gedraging strafbaar.
    Zie b.v. art. 180 Sr: ‘Hij die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, of tegen personen die hem daarbij krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verlenen, wordt als schuldig aan wederspannigheid gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.’
  • Wederrechtelijkheid -> In strijd met het recht. Als een gedraging onrechtmatig is en dus tegen het recht indruist, dan is zij wederrechtelijk verricht.
  • Schuld -> Schuld in de zin van verwijtbaarheid. Als iemand geen verwijt kan worden gemaakt van zijn gedrag, mag hij voor dat gedrag niet gestraft worden.
65
Q

Opbouw van de wettelijke strafbepaling

A
  • Norm: delictsomschrijving, 1 of meer bestanddelen
  • Kwalificatie: naam van het strafbaar feit
  • Sanctie: straf die op het strafbaar feit staat
66
Q

Verschoningsrecht

A
  • Art. 217 Sv -> Familiair verschoningsrecht.
  • Art. 218 Sv -> Functioneel verschoningsrecht (art. 98 Sv: IBN en doorzoeking bij
    geheimhouders) .
  • Art. 219 Sv -> Gevaar op strafvervolging.
  • Art. 219a / 219 b Sv -> Niet relevant (bedreigde / afgeschermde getuige).
67
Q

Tuchtrecht

A

Een stelsel van normen en mechanismen van normhandhaving dat is gericht op het beïnvloeden, beoordelen en – in geval van overtreding van een norm – sanctioneren van handelen van leden van een bepaalde beroepsgroep of vereniging.

68
Q

Vrijwillig tuchtrecht

A

O.a. belastingadviseurs NOB/RB, organisatiekundigen, bankiers, KNVB, architecten, kerk, makelaars, taxateurs, journalisten, sociaal-agogen.

69
Q

Hiërarchisch tuchtrecht

A

O.a. militairen, politie(ambtenaren), gedetineerden, NS-personeel

70
Q

Bedreiging VGBA

A

Onaanvaardbaar risico dat de accountant zich niet houdt aan de fundamentele beginselen als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie.

71
Q

Fundamentele beginselen

A
  • Professionaliteit: Als de accountant weet of behoort te weten dat het handelen of nalaten het accountantsberoep in diskrediet kan brengen.
  • > Als vermoeden dat cliënt wet- en regelgeving niet naleeft -> Maatregel treffen.
  • Integriteit: Eerlijk en oprecht. Maatregelen nemen bij vermoeden niet-integer handelen.
  • Objectiviteit: Bij afwegingen niet ongepast beïnvloeden.
  • Vakbekwaamheid en zorgvuldigheid : Op niveau voor uitvoeren professionele diensten. -> Conform wet- en regelgeving en nauwgezet, grondig en tijdig.
  • Vertrouwelijkheid: Geheimhoudingsplicht. Gegevens alleen verstrekken als het echt moet -> Niet voor eigen gewin of het gewin van een derde.
72
Q

Hoofdvragen Alan Kabki

A
  • Hoe zien de modi operandi van de pleger van beleggingsfraude, faillissementsfraude en bankfraude eruit?
  • Is het mogelijk om de mogelijke drijfveren van de plegers van deze verschijningsvormen van fraude te achterhalen?
  • Welke aangrijpingspunten kunnen worden afgeleid uit deze modi operandi en drijfveren ten behoeve van een betere herkenning, preventie, opsporing en vervolging?
73
Q

Deelvragen Alan Kabki

A
  • Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de modi operandi van de plegers van de drie verschijningsvormen?
  • In hoeverre verschillen de achtergronden, kennis, vaardigheden en kenmerken van plegers van de drie verschijningsvormen?
  • Zijn er verschillen in de mogelijke drijfveren bij de drie verschijningsvormen?
  • Welke afweermaatregelen hebben de plegers getroffen om te voorkomen dat de fraude mislukt of (voortijdig) ontdekt wordt?
  • Hoe en in welke mate hebben de plegers van deze feiten geprobeerd de naspeuring van het buitgemaakte geld te verhinderen?
74
Q

Modus operandi van fraudeurs

A
  • Routine activiteitenbenadering (Cohen & Felson, 1979).
     Gemotiveerde dader.
     Geschikt doelwit.
     Gebrek aan guardianship.
  • Rationele keuzebenadering (Kleemans, 2001).
     Kennis en mogelijkheden.
75
Q

Gemotiveerde dader

A
  • Wie zijn fraudeurs?
     Vooral (blanke) mannen.
     Gemiddelde leeftijd midden 30  Bankfraudeurs laagste gemiddelde.
     Ondernemers, in loondienst, werkloos.
  • Persoonlijkheidskenmerken van de fraudeurs:
     Slechts in 5 van de 41 bestudeerde zaken een psychologisch onderzoek verricht.
     1 bankfraudeur op basis psychologisch onderzoek van rechtsvervolging ontslagen.
     4 volledig toerekeningsvatbaar.
76
Q

Totstandkoming van de fraude (kennis en mogelijkheden)

A

 Bankfraudeurs -> Mogelijkheid door dienstverband bank
 Faillissementsfraudeurs -> Kennis hoe faillissementsfraude te plegen.
 Beleggingsfraudeurs -> Kennis (over beleggingsproducten en overtuigingstactieken) en mogelijkheid (om inleggers te werven).

77
Q

Risicobeheersing van de fraudeurs

A

 Laag -> Beleggingsfraudeurs (oa benadeling familie, vrienden en relaties).
 Middel -> Bankfraudeurs (hoog: gebruik inlogpasjes, werkpasjes en inlogschermen van anderen / laag: op spel zetten baan).
 Hoog -> Faillissementsfraudeurs (gebruik van katvangers).

78
Q

Afsluiting van de fraude

A

 Bankfraude en belegginsfraude worden vroeg of laat ontdekt.
 Vormgeving fraude gericht op overhouden van geld na ontdekking en straf.
 Bankfraudeurs verliezen baan.
 Faillissementsfraudeurs worden niet altijd gepakt door inzet katvangers.

79
Q

Wie zijn de slachtoffers van fraude?

A

 Bankfraude  Klanten van de bank en de bank.
 Beleggingsfraude  Natuurlijke personen (waaronder hoog opgeleiden).
 Faillissementsfraude  Schuldeisers (waaronder de Belastingdienst).

80
Q

Reactie van de slachtoffer op de fraude

A

 Slachtoffers van beleggingsfraude blijven geloven in de fraudeur.
 Opsporingsinstanties krijgen schuld van verlies.

81
Q

Gebrek aan guardianship

A
  • Bestuurlijke guardianship:
     Activiteiten toezichthouders met als doel controle op naleving wet- en regelgeving.
     Fraudeurs zijn in staat guardianship te omzeilen.
     Bankfraudeurs hebben geen ‘last’ van bestuurlijke guardianship.
  • Private guardianship:
     Private partijen en instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan vermindering van
    fraude.
     Compliance afdelingen, curatoren, notarissen, accountants.
     AO/IB en sociale controle.
     Ontbreken guardianship kan fraudeur motiveren.
     Fraudeurs zijn in staat om guardianship te omzeilen.
  • Strafrechtelijke guardianship:
     Openbaar ministerie en opsporingsdiensten.
     Als andere vormen van guardianship niet hebben gewerkt.
     Straf en ontneming.
     Combinatie bestuurlijk en strafrechtelijk guardianship effectief.
82
Q

Drijfveren van fraudeurs

A
  • Drijfveren kunnen niet rechtstreeks worden waargenomen.
  • Worden geconstrueerd uit de waargenomen gedragingen van fraudeurs.
     Inhoud van de opsporingsonderzoeken.
     Vraaggesprekken met betrokken experts.
     Wat fraudeurs willen bereiken met de opbrengsten van de fraude.
  • Drijfveren:
     Materieel.
     Immaterieel.
     Invloed van individuele factoren (psychologische en persoonlijkheidskenmerken).
83
Q

Materiële drijfveren

A
  • Geld op zich.
     Bijna de helft van de fraudeurs heeft geld overgehouden aan de fraude.  Witgewassen.
     Weggesluisd of anderszins veiliggesteld.
  • Geld om van te leven.
     Overgrote deel van de fraudeurs heeft deel buit uitgegeven aan levensonderhoud.
  • Geld voor noodzakelijk levensonderhoud.
     Vooral katvangers in faillissementsfraude.
  • Verslaving en/of vermaak  Drugs, gokken en seks.
     Vooral gebleken bij faillissements- en beleggingsfraudeurs.
     In mindere mate bij bankfraudeurs.
  • Draaiende houden onderneming fraudeur.
     In beleggings- en faillissementsfraudes óók werktuig voor voortzetting fraude.
     Niet van toepassing op bankfraudeurs.
84
Q

Immateriele drijfveren

A
  • Status en aanzien.
     Maatschappelijke activiteiten  Goede doelen, sponsoring, etc.
     Zichtbare luxe.
  • Dreiging verlies werk en positie.
     Geldt vooral voor mensen in hoge posities (Duffield & Grabosky, 2001).
  • Invloed van individuele factoren.
     Vertonen risicogedrag (Trimpop, 1994).
     Narcistische persoonlijkheidskenmerken (Rijsenbilt, 2011).
85
Q

Fraude komt tot stand wanneer

A
  • Er sprake is van een gemotiveerde fraudeur omwille van zijn materiële en immateriële
    drijfveren;
  • Die beschikt over kennis over en mogelijkheden tot fraude;
  • Er geschikte doelwitten en slachtoffers voorhanden zijn en;
  • Er een effectieve guardianship ontbreekt.
86
Q

Vijf categorieën fraudeurs

A
  1. Gelegenheidspakkers.
  2. Crisisgedreven.
  3. Witte boorden/zonnekoningen.
  4. Gelegenheidszoekers.
  5. Stereotypische criminelen.
87
Q

Aanpak per categorie fraudeur

A

 Witte boorden/zonnekoningen  Maatregelen gericht op schade aan hun imago.
 Gelegenheidspakkers en crisisgedreven  Verminderen van gelegenheden en/of
vergroten rol van (interne) guardianship.
 Stereotypische criminelen  Bestuurs- en/of aandeelhoudersverbod.
 Gelegenheidszoekers  Ontnemingsmaatregelen.

88
Q

Externe accountant als guardian

A
  • Externe bevestiging vragen (banken, advocaten, leveranciers, afnemers). - Deskundigen inschakelen.
  • Openbare bronnen (internet, KvK).
  • Juridische structuur buiten de controlekring onderzoeken.
  • Management verzoeken om inlichtingen.
  • Levensstijl management onderzoeken.
  • Juridische adviezen winnen (niet integer gedrag management).
  • Ongebruikelijke transacties melden (Wwft).
  • Fraude melden.
  • Opdracht teruggeven.
89
Q

Belastingdienst als guardian

A
- Gebruik maken van werk externe accountant. - Boekenonderzoeken.
 Bedrijf.
 Bestuurder.
- Derdenonderzoeken.
 Administratieplichtigen.
 Particulieren  Op basis van vrijwilligheid.
 Banken.
 Informatie van notarissen met betrekking tot geldstromen over derdenrekening.
- Buitenland.
 Multilaterale controles.
 Verdragen.
 TIEA’s.
90
Q

Joost van Onna: fraudedelicten waarmee het vertrouwen is geschaad van

A
  • Overheid  Bijvoorbeeld belastingfraude.
  • Burgers of bedrijven  Bijvoorbeeld beleggingsfraude.
  • Overheid en burgers en bedrijven  Bijvoorbeeld faillissementsfraude.
91
Q

Dader-benadering

A

Fraudeurs die bestuurs- of andere vertrouwensposities binnen bedrijven of organisaties bekleden.

92
Q

Levensloop van fraudeurs, verschillende ontwikkelpaden

A
  • Stereotype witteboordencriminelen en volwassen starters.
     Pas in volwassenheid in aanraking met justitie.
     Laagfrequent crimineel gedrag.
     Vooral belasting- en faillissementsfraude.
     Stereotype witteboordencriminelen versus volwassen starters:
     Stereotype witteboordencriminelen zijn minder crimineel acties en meer gespecialiseerd in fraude.
     Stereotype witteboordencriminelen hebben een hogere maatschappelijke status.
  • Volwassen-doorzetters en stereotype criminelen.
     In de jeugd al in aanraking met justitie.
     Frequent en minder gespecialiseerd crimineel gedrag.
     In volwassenheid overstap naar fraude, vooral oplichting en creditcardfraude.
93
Q

Criminogene individuele factoren fraudeurs

A
  • Fraudeurs begaan in verhoogde mate inkomstenbelasting- en verkeersovertredingen.
  • Individuen in vertrouwensposities (fraudeurs en niet-fraudeurs) plegen meer overtredingen dan individuen die niet in vertrouwensposities zitten.
  • Binnen de groep vertrouwensposities begaan fraudeurs in verhoogde mate inkomstenbelasting- en verkeersovertredingen.
  • Conclusie  Aannemelijk is dat de persoonlijke neiging om regels te overtreden een rol speelt in regelovertreding op het werk.
94
Q

Drie fasen fraudeurs doorlopen

A
  1. Verandering in het sociale of economische leven.
  2. Leidend tot een vorm van druk  Verleiding, economische druk of sociale druk.
  3. Gebruik maken van gelegenheidsstructuren of zoeken naar gelegenheden om te
    frauderen.
95
Q

Morele mechanismen die fraude mogelijk maken, vergroten of aanmoedigen

A

 Morele nonchalance  Fraude niet uitsluiten op morele gronden.
 Toon, herhaald gedrag, instrumentele benadering, overtuiging dat anderen ook de
wet overtreden.
 Superieur moreel oordeel  Moreel oordeel over de wereld, overheid en het systeem is
scheidsrechter voor gedrag.
 Overtuigingen over wat rechtvaardig is.
 Morele nonchalance is flexibele morele kompas, hier wijst naald ‘stabiel’ af van de
wet.
 Morele blokkade  Emoties (boosheid, weerstand, bitterheid) blokkeren morele
benadering.
 Negatieve oorsprong maar ook positieve emoties bij fraude.
 Aangepast moreel zelfbeeld  Identiteit heeft verschillende kanten waaronder morele.
 Zelfbeeld is niet geheel prosociaal.
 Verandering en continuïteit.

96
Q

Drie-factor raamwerk wat fraude helpt verklaren

A
  • Verzwakte sociale banden.
  • Aangepaste moraliteit.
  • Criminogene omstandigheden.
97
Q

Aanbeveling (Onna)

A
  1. Selectie aan de poort
  2. Preventieve periodieke monitoring
  3. Risico-analyse
  4. Maatregelen gericht op binding
98
Q

Aanbeveling Onna: 1. Selectie aan de poort

A

 Voorkomen dat crimineel actieve fraudeurs vertrouwensposities in bedrijven bekleden (bijv. bestuursverbod, ontnemen vergunning, rol JUSTIS, TRACK).
 Personen zonder strafblad kunnen ook verhoogde kans op regelovertreding hebben.
 Voorkomen dat personen met deviante of flexibele normen en zwakke bindingen
vertrouwensposities binnen bedrijven of overheden bereiken.

99
Q

Aanbeveling Onna: 2. Preventieve periodieke monitoring

A

 Fraude is een proces, velen plegen fraude vanuit vertrouwenspositie, omstandigheden veranderen.
 Toezicht op rechtspersonen en bestuurders: Justis en Belastingdienst.
 Monitor binding en morele opvattingen van individuen (bijv. na ingrijpende
gebeurtenissen).
 Organisaties verantwoordelijk voor gezond werkklimaat in bedrijf/sector.
 Toezicht op cultuur en klimaat van organisaties.
 Selectie, sanctie en communicatie door OM.

100
Q

Aanbeveling Onna: 3. Risico-analyse

A

 Handhavingssysteem op basis van vertrouwen moet ook krachtige formele handhaving
hebben.
 Risicoanalyse  Fraude begint vaak klein, beroepsfraudeurs, etc.

101
Q

Aanbeveling Onna: 4. Maatregelen gericht op binding

A

 Gericht op het herstellen en verbeteren sociale en morele binding met maatschappij
(bijv. via maatregelen, voorwaarden voor voorwaardelijke straf of schikking).
 Grotere rol van Reclassering bij fraudeverdachten: vaker advies vragen,
verbeteren/aanpassen diagnostiek, maatregelen/ gedragsinterventies.
 Reintegrative shaming.

102
Q

Gelegenheidstheorie

A

Mensen worden zich tijdens ‘normale’ activiteiten bewust van de ‘gelegenheiden’ voor criminaliteit

103
Q

Bestuurlijke guardianship

A

Alle activiteiten van de overheden en de toezichthouders die tot doel hebben naleving van regels te controleren

104
Q

Private guardianship

A

Alle private partijen en instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van fraude.

105
Q

Strafrechtelijke guardianship

A

Alle activiteiten door de politie, andere opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie  Pas aan de orde als andere vormen van guardianship niet effectief zijn gebleken.

106
Q

Gevolgen fraude (ernstig maatschappelijk probleem) - Blurred Lines

A
  • Financiële schade voor burgers, bedrijven en overheden.
  • Oneerlijke concurrentie.
  • Aantasting maatschappelijk vertrouwen.
  • Ondermijnt sociale, normatieve en economische structuren in de samenleving.
107
Q

Verklaringen van vormen van volwassencriminaliteit

A
  • Statische theorieën  Criminogene stabiele factoren (bv. karakterkenmerken) verhogen de
    kans op deviant en crimineel gedrag in volwassenheid.
  • Dynamische theorieën  Veranderingen in iemands leven kan de kans op regelovertredend
    gedrag doen toenemen.
108
Q

4 onderzoeken (Blurred Lines)

A
  1. Fraudeurs in NL  Heterogene dadergroep wat betreft achtergrondkenmerken, criminele
    voorgeschiedenis en type fraudedelicten.
  2. Het is op zijn minst aannemelijk dat de persoonlijke neiging om regels te overtreden ook een
    rol speelt in regelovertreding op het werk.
  3. Fraudeurs hebben een relatief zwakke binding in het sociale en het economische
    levensdomein.
  4. Interviews met veroordeelde fraudeurs  Drie stappen in aanloop tot fraude:
     Verandering in sociale of economische leven.
     Dit leidt tot een vorm van druk.
     Daarna toegegeven aan fraude door gelegenheidsstructuur.
109
Q

4 mechanismen die de kans op fraude vergroten (Blurred Lines)

A
  • Morele nonchalance  Een flexibel morel kompas.
  • Superieur moreel oordeel  Persoonlijke opvattingen zijn ultieme scheidsrechter om wet
    (niet) na te leven.
  • Morele blokkade  Emotionele staat verhinderd morele benadering van fraude.
  • Aangepast moreel zelfbeeld  Regulerende functie van het morele zelfbeeld is verlaagd.
110
Q

Toevoegingen aan de literatuur door Blurred Lines proefschrift

A
  • Een nieuw raamwerk van drie factoren (verzwakte bindingen, aangepaste morele
    opvattingen en criminogene situationele omstandigheden) dat helpt om te verklaren hoe en
    waarom fraudeurs zich inlaten met fraude.
  • Het proefschrift laat zien dat de betrokkenheid bij fraude het resultaat is van een
    ontwikkelingsproces dat voor de meerderheid van de fraudeurs begint in volwassenheid.
  • Het proefschrift laat het belang zijn van de rol van maatschappelijke binding en persoonlijke
    morele opvattingen bij fraude.
  • Het proefschrift biedt nieuwe kennis over hoe groepen fraudeurs van elkaar verschillen dan
    wel op elkaar lijken.
     Delict-benadering  Personen die een fraudedelict hebben gepleegd, ongeacht de
    positie binnen bedrijven of organisaties.
     Dader-benadering  Personen die witteboordenposities binnen bedrijven en
    organisaties bekleden.
  • Nieuwe kennis voor de levensloopcriminologie  In het bijzonder wat betreft het ontstaan
    en voortbestaan van crimineel gedrag in (laat)volwassenheid, een relatief weinig onderzocht onderzoeksterrein.
111
Q

Aanmeldingscriteria (Protocol AAFD)

A
  • Bij nadeelbedrag van > 100.000: zaak aanmelden voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling als sprake is van een vermoeden van opzet.
  • Bij nadeelbedrag van <100.000 :zaak aanmelden voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling als sprake is van een vermoeden van opzet en als een of meerdere van de aanvullende wegingscriteria daartoe aanleiding geeft, bijv:
  • Mate van impact op de maatschappij en evenwichtige rechtshandhaving
  • Status verdachte/voorbeeldfunctie.
  • Recidive (Al eerder in de afgelopen vijf jaar veroordeeld)
  • Medewerking adviseur, deskundige derde of douane-expediteur.
  • Slagvaardigheid: Als te voorzien is dat een strafrechtelijk onderzoek zo lang zal duren,
    dat het beter is een bestuurlijke boete op te leggen.
112
Q

Operationele definitie witwassen

A
  • Omzetting van illegaal naar legaal vermogen. - Illegaal vermogen een legale status geven.
113
Q

Drie fasen witwassen

A
  1. Voorwas  Placement  Plaatsing  Illegaal.
  2. Hoofdwas  Layering  Stapelen  Omzetting.
  3. Nawas  Integration  Rechtvaardiging  Legaal.
114
Q

Witwassen wordt vaak niet voltooid:

A
  • Het is niet nodig dat alle fasen worden doorlopen alvorens tot melding over te gaan.
  • Voorbeeld  Back-to-back loans.
  • Het is zelfs niet nodig dat er echt wordt witgewassen om voor dit delict te worden
    veroordeeld  Het gaat om het verhelen cq. Verhullen van de herkomst van de gelden (zie 420 bis WvSr).
115
Q

Art. 420 bis Wetboek van Strafrecht

A
  1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van max 6 jaar of geldboete van de 5e categorie:
    a. Hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
    b. Hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
116
Q

Boete rechtspersonen  Art. 23 lid 7 wetboek van strafrecht:

A
  • Geldboete tot ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie.
  • Indien dit geen passend bestraffing is, kan een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste 10% van de jaaromzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaande aan de uitspraak of strafbeschikking.
117
Q

Juridische definitie witwassen (FIOD)

A

Het (doen) verrichten van handelingen, waardoor een voor de wet verzwegen vermogensaanwas ogenschijnlijk een legale oorsprong krijgt. Het doel van witwassen is het versluieren van de herkomst van geld’

118
Q

Verschil operationeel en juridische definitie witwassen

A

Operationeel: moeilijker te bewijzen, omzetting (stap 2) ook te bewijzen

Juridisch: makkelijker te bewijzen, allen verborgenheid bewijzen.

119
Q

Voorbeelden witwassen C. Schaap

A
  1. Het ‘op papier’ beneden de economische waarde aankopen van een onroerend goed, terwijl
    het overige onder tafel wordt betaald. Vervolgens het onroerend goed, na het al dan niet
    ‘zwart’ te hebben opgeknapt, verkopen voor de werkelijke prijs.
  2. Omzetmanipulatie  Het mengen van legale cash-inkomsten van allerlei op kasbasis
    werkende bedrijven en bedrijfjes met criminele opbrengsten en het geheel verantwoorden
    aan de fiscale overheid als legale inkomsten.
  3. Het (schijn-)spelen in een casino en vervolgens een hoeveelheid cashgeld naar buiten toe
    verantwoorden als speelwinst.
  4. Het voor een hoger bedrag kopen van winnende loten van de loterij of op de renbaan.
  5. Fictieve prestaties  Criminele opbrengsten verantwoorden als de inkomsten van een
    adviesbedrijf, ander dienstverlenend bedrijf of bijvoorbeeld een software- ontwikkelingsbureau (de toegevoegde waarde is of subjectief en/of niet te controleren dan wel alleen door zeer terzake kundigen vast te stellen).
120
Q

EU-richtlijn 91/308  Criminele activiteit

A
  • Druggerelateerde criminaliteit (conform Verdrag van Wenen; is ondergrens).
  • Elke andere criminele activiteit die voor deze richtlijn door iedere lidstaat als zodanig is
    beschreven (dus  Discretionaire bevoegdheid lidstaten).
121
Q

EU-richtlijn 2001/97 -> Verbreding begrip criminele activiteit tot domein van ‘ernstige strafbare feiten

A
  • Druggerelateerd.
  • Aangewezen activiteiten van criminele organisaties.
  • Ernstige fraude.
  • Corruptie.
  • Strafbare feiten die hoge opbrengsten kunnen opleveren en waar zware gevangenisstraf op
    staat (discretionaire bevoegdheid lidstaten).
122
Q

EU-richtlijn 2001/97 -> Uitbreiding groep meldingsplichtigen

A
  • Handelaren in goederen van grote waarde, zoals edelstenen en -metalen, kunstwerken en
    veilingmeesters (in NL bijvoorbeeld ook schepen en voertuigen).
  • Vrije beroepsbeoefenaren  Accountants en belastingadviseurs en advocaten en notarissen.
123
Q

Objectieve indicator

A

ontante transacties -> Transacties boven XXX euro betaald aan of betaald door tussenkomst van de beroepsbeoefenaar in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen.

124
Q

Subjectieve indicator

A

Vermoedelijke witwastransacties -> Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.

125
Q

Zwartwassen vs witwassen

A
  • ‘Zwartwassen’ staat gelijk aan witwassen vanwege de verhullende handelingen die
    plaatsvinden.
  • Zwartwassen  Verplaatsen en niet boeken in de omzet  Verbergen.
  • Voldoet wel aan juridische definitie, maar niet aan operationeel.
  • Niet illegaal verkregen.
126
Q

ING affaire -> Strafrechtelijk onderzoek ‘Houston’

A
  • Aanleiding:
     In meerdere strafrechtelijke onderzoeken van de politie en de FIOD naar corruptie en witwassen kwam naar voren dat verdachte (rechts)personen één of meer bankrekeningen aanhielden bij ING NL.
     Op basis van deze bevindingen ontstond het redelijk vermoeden dat ING NL meerdere artikelen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna Wwft) zou hebben overtreden en zich schuldig zou hebben gemaakt aan (schuld)witwassen.
     Door dit handelen ontstond het vermoeden dat ING NL witwassen door haar cliënten (mede) mogelijk zou hebben gemaakt.
  • Strafrechtelijk onderzoek:
     Op 18 februari 2016 is de FIOD onder leiding van het Functioneel Parket en het Landelijk
    Parket van het OM gestart met een strafrechtelijk onderzoek naar ING NL onder de naam
    ‘Houston’.
     In het kader van dit onderzoek is op 1 maart 2016 een eerste doorzoeking bij ING Bank
    N.V. gedaan. In de periode die daarop volgde, hebben nog diverse inbeslagnames plaatsgevonden bij ING Bank NV.
127
Q

WWFT ontstaan

A
  • De Wwft vindt haar oorsprong in aanbevelingen ter bestrijding van witwassen van de
    Financial Action Tast Force on money laudering (FATF), een internationaal
    samenwerkingsverband dat in 1989 is opgericht door de G7.
  • Het werd cruciaal geacht dat kanalen waarlangs het witwasproces zich kan voltrekken
    beschermd werden tegen misbruik voor criminele doeleinden.
  • Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders in
    staat om ongestoord van dit vergaarde vermogen te genieten en dit heeft een ondermijnend effect op de samenleving
128
Q

WWFT ondermijnend, omdat

A
  • Ambtenaar kan worden omgekocht: Tast het gezag van de staat aan.
  • Wit geld en fout geld wordt gemengd -> Hierdoor corruptie van geldwereld.
  • Ondermijning gezag vrije beroepsbeoefenaren en daarmee de economie.
129
Q

Uitgangspunt WWFT art 2a

A
  • Clientonderzoek

- Melden (ongebruikelijke) transacties

130
Q

Vier kernverplichtingen WWFT

A
  1. Het op basis van een risicoafweging verrichten van een gedegen cliëntenonderzoek.
  2. Het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit Nederland.
  3. Het aanbieden van periodieke opleidingen aan medewerkers zodat zij ongebruikelijke transacties kunnen herkennen en een cliëntenonderzoek goed en volledig kunnen uitvoeren.
  4. Het adequaat vastleggen van de resultaten van de risicobeoordeling om op verzoek te verstrekken aan de toezichthouders.
131
Q

Melders (wwft) zijn poortwachters:

A
  • Dienstverlenende instellingen hebben een rol om het financiële systeem tegen witwassen en financieren van terrorisme te beschermen en hierdoor de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen.
  • Deze instellingen fungeren als ‘poortwachters’ die de integriteit, stabiliteit en reputatie van de financiële sector beschermen.
132
Q

Three lines of defence (ING)

A
  • Bij de totstandkoming en de uitvoering van het FEC CDD beleid wordt door ING NL gebruik gemaakt van het ‘three lines of defence’ model.
  • De ‘first line’ bestaat uit de afdelingen binnen de organisatie die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de primaire processen, de ‘second line’ is de afdeling compliance en de ‘third line’ is de interne audit dienst (CAS).
  • De first line is verantwoordelijk voor de uitvoering van het CDD-proces, waarbij controle plaatsvindt door zowel de second als de third line.
133
Q

Transaction Monitoring (ING)

A
  • Voor het monitoren van transacties van cliënten maakt ING NL gebruik van een geautomatiseerd systeem, genaamd ‘Financial Crime &; Risk Management’ (hierna: FCRM).
  • In dit systeem bepalen vastgelegde criteria, genaamd ‘riskviews’ en ‘alert definities’, of transacties worden geselecteerd voor nader onderzoek, waarna het systeem een zogenaamde ‘alert’ creëert, een signaal dat duidt op een mogelijk ongebruikelijke transactie (bijvoorbeeld een witwassignaal).
  • Deze alerts worden vervolgens door afhandelaars nader onderzocht, waarbij handmatig bekeken wordt of de transactie daadwerkelijk als ongebruikelijk bestempeld dient te worden.
  • Daarna eventueel melding bij FIU.
134
Q

Aangetroffen tekortkomingen (ING?)

A
  1. Het ontbreken of onvolledig zijn van CDD-dossiers.
  2. Het toekennen van onjuiste risicoclassificaties.
  3. Het niet op orde hebben van het (periodieke) CDD-reviewproces.
  4. Het niet tijdig beëindigen van zakelijke relaties.
  5. Het onvoldoende functioneren van het post transactie monitoringsysteem.
  6. Het in verkeerde segmenten indelen van cliënten.
  7. Het onvoldoende beschikken over kwalitatieve en kwantitatieve personele capaciteit.
135
Q

Witwassen drie fasen

A

Het vermengen van illegale geldstromen met legale geldstromen, met als doel dat de illegale geldstromen een legale status verkrijgen

  1. Placement -> Het in het (girale) geldverkeer brengen van door misdrijf verkregen vermogen.
  2. Layering -> Het op elkaar stapelen van (financiële) transacties teneinde de criminele
    herkomst van het vermogen te versluieren.
  3. Integration -> Het integreren van het vermogen in de legale economie.
136
Q

Witwasmethoden

A
  • Witwassen via betaalmiddelen  Contant geld, virtuele data, prepaid betaalkaarten.
  • Witwassen via witwasconstructies  Loan back-constructie, stapelen van rechtspersonen,
    offshore-constructies, ABC-constructies, beleggingsconstructies.
  • Trade Based Money Laundering (TBML).
  • Identiteit verhullen middels stromannen en katvangers.
  • Misbruik van stichtingen.
137
Q

Jurisprudentie witwassen

A
  • 28-9-2004  Voor veroordeling wegen witwassen  Voldoende als bewezen wordt dat geld
    (vermoedelijk) afkomstig is uit een misdrijf  Uit de bewijsmiddelen hoeft niet te kunnen worden afgeleid:
     Dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf en;
     Door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan.
  • 7-10-2008  Fiscale fraude  Vorm van witwassen.
  • 26-10-2010  Hypotheekfraude  Ook onder witwasbepalingen.
138
Q

Doel wwft

A

Het witwassen van opbrengsten uit misdrijven en het financieren van terrorisme tegengaan  Meldingsplicht voor accountants

139
Q

Objectieve indicatoren wwft

A

 Transacties van € 10.000 of meer betaald aan of door tussenkomst van de vrije
beroepsbeoefenaar in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald
betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke middelen.
 Een transactie van of ten behoeve van een (rechts)persoon die woonachtig of gevestigd
is of zijn zetel heeft in een staat die op grond van artikel 9 van de vierde anti- witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie is aangewezen als een staat met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme valt ook onder de objectieve indicator.

140
Q

Subjectieve indicator wwft

A

Transacties waarbij de meldingsplichtige aanleiding heeft te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.

141
Q

Doel rapport FATF (Financial Action Task Force)

A

Vaststellen op welke wijze juridische dienstverleners betrokken kunnen zijn bij witwassen.
- Misbruik van juridische dienstverlener kan op verschillende manieren:
 Misbruik van de derdengeldenrekening.
 Verrichten van vastgoedtransacties.
 Oprichten van bedrijven of holdingmaatschappijen.
 Besturen van bedrijven of holdingmaatschappijen.
 Begeleiden van zaken van cliënten en het introduceren van cliënten bij derden.
 Optreden in geschillen.

142
Q

Terrorisme

A

Het nastreven van doelen dan wel het verrichten van handelingen ertoe strekkende om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen

143
Q

Het financieren van terrorisme

A

Hij die zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen verzamelt, verwerft, voorhanden heeft of aan een ander verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf

144
Q

Belangrijke wijzigingen UBO’s

A
  • Het percentage van meer dan 25% van de aandelen of stemrechten is indicatief, ook in andere gevallen kan sprake zijn van een UBO.
  • In uitzonderingsgevallen kan iemand van het hoger leidinggevend personeel als UBO worden aangemerkt, ook al heeft deze persoon geen aandelenbelang.
145
Q

UBO

A

Elke natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of uiteindelijke zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht.

146
Q

Factoren en soorten bewijs van potentieel lager risico:

A
  1. Clientgebonden risicofactoren
  2. Product-, dienst-, transactie-, of leveringskanaalgebonden risicofactoren
  3. Geografische risicofactoren
147
Q

Cliëntgebonden risicofactoren

A

 Beursgenoteerde vennootschappen die onderworpen zijn aan informatievereisten (op grond van het beursreglement of krachtens wettelijke of afdwingbare middelen) welke voorschriften omvatten om toereikende transparantie betreffende de uiteindelijk begunstigden te garanderen.
 Overheden of overheidsbedrijven.
 Cliënten die inwoner zijn van geografische gebieden met een lager risico.

148
Q

Product-, dienst-, transactie- of leveringskanaalgebonden risicofactoren

A

 Levensverzekeringspolissen met een lage premie.
 Pensioenverzekeringsovereenkomsten die geen afkoopclausule bevatten en niet als zekerheidstelling kunnen dienen
 Een pensioenstelsel, een pensioenfonds of een soortgelijk stelsel dat pensioenen uitkeert aan werknemers, waarbij de bijdragen worden ingehouden op het loon en de regels van het stelsel de deelnemers niet toestaan hun rechten uit hoofde van het stelsel over te dragen.
 Financiële producten of diensten die op passende wijze bepaalde en beperkte diensten voor bepaalde soorten cliënten omvatten, om voor financiële inclusiedoeleinden de toegang te vergroten.
 Producten waarbij het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering wordt beheerd door andere factoren zoals bestedingslimieten of transparantie van eigendom (bijvoorbeeld bepaalde soorten elektronisch geld).

149
Q

Geografische risicofactoren

A

 Lidstaten.
 Derde landen met doeltreffende AML/CFT-systemen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering.
 Derde landen die volgens geloofwaardige bronnen een laag niveau van corruptie of andere criminele activiteit hebben.
 Derde landen die volgens geloofwaardige bronnen zoals wederzijdse beoordelingen gedetailleerde evaluatierapporten, of gepubliceerde follow-uprapporten, voorschriften inzake de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering hebben die beantwoorden aan de herziene FATF-aanbevelingen en die voorschriften effectief ten uitvoer leggen.

150
Q

Three lines of defence

A

Verschillende niveaus waarin de compliance van wet- en regelgeving wordt geborgd.

  • Wordt gevormd door de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de dienstverlening van de instelling en het interne controlesysteem dat deze medewerkers toepassen.
  • Compliance functie  Deze monitort of in de dagelijkse praktijk van de instelling gehandeld wordt volgens de interne procedures, maatregelen en afspraken én volgens de wettelijke voorschriften.
  • Auditfunctie  Deze is belast met de periodieke beoordeling van de effectiviteit van de organisatie-inrichting, de in de bedrijfsprocessen van de instelling geïntegreerde procedures en maatregelen én de compliance functie.
151
Q

High risk areas

A
  • Revenue recognition
  • Significant or unusual accruals
  • Related parties
  • Fair value estimates
  • Quarterly financial information and unusual journal entries