coderen Flashcards
kenmerken van multivariate technieken
- kwantitatief
- toetsend of explorerend
- datareductie of modeltoetsing
• Modeltoetsing: bepaalde uitkomstmaten kijken, waar we de relaties veronderstellen tussen die uitkomstmaten en verschillende oorzakelijke factoren. We onderzoeken vervolgens hoe die relaties liggen en of de verbanden überhaupt aanwezig zijn en of zij dezelfde richting hebben als we theoretisch veronderstellen - hoog versus laag
voorspelling versus samenhang
Univariate technieken
technieken die slechts 1 variabele gebruiken
- descriptieve maten gebruiken
bivariate technieken
technieken met 2 variabelen
- correlaionele mate gebruiken
Multivariate technieken
3 of meer variabelen gebruiken
-geintegreerde analyse
codeboek
= technisch verslag waarbij je duidelijk maakt hoe je van een varzglijst naar een databestand gaat
Coderen: bijkomende punten en samenvattende regels
- overzichtelijke vragenlijst (genummerd)
- duidelijk en consequent codeboek (‘veldcoderen’ uitsluiten)
- afspraken voor ‘weet niet’ (7, 77,…), ‘geen antwoord’ (8, 88,…), ‘niet van toepassing’ (9, 99,…): zie bv. codeboek SCV survey
- afspraken voor filtervragen
- afspraken voor onduidelijke antwoorden
- afspraken verwerking meerdere antwoordmogelijkheden
data-entry
data-cleaning
rol van statistiek
- inferentiële: modelleren van onzekerheid. hoe waarschijnlijk is een resultaat onder een bepaalde veronderstelling van een resultaat, wetenschap probaliteit
- beschrijvende statistiek
Modellen
beangrijkste structuur van een fenomeen weergeven
- structuurovereenkomst met de werkelijkheid die ze beschrijven
onafhankelijk van de werkelijkheid
Bivariaat symmetrische technieken
= verband beschrijven
- pearson correlatie (metrç’sch)
- spearman en kendall tau (ordinaal)
- kruistabbelen, chi² en odds ratio (nominaal)
Pearson Correlatiecoëfficient
- som v/d afwijkingen van de individuele score van het gemiddelde op variabele X
- maal de afwijking van de individuele score van het gemiddelde op variabele Y
- gedeeld door de standaarddeviaties van X en Y
- gecorrigeerd door de steekproefgrootte
Pearson correlatiecoëfficient oppassen
- uitschieters
- lineaire verdeling noet kwadratisch of longitudinaal
Chi² oppassen
- geen observaties => hercoderen en minder categoreën
- kleine steekproeven (N<20) fisher exact test
- 2x2 tabel: continuity correction (indien de verwachte waarde in 1 of meer <5
- 20% of meer cellen een verwachte frequentie <5
Odds ratio
= verhouding relatief risico
-hoeverre een score op de ene variabele een risicoverhoging geeft voor een score op de andere variabel
gebruikt
- logistischeregressie analyse
- beter pearson als de gegevens scheef verdeeld zijn
Parametrische toetsen met 2 groepen
assumptie
- gelijke verdeling van de populatie
- afhanekelijk variabel is een continu metrische
types
- onafhankelijke steekproeven
- varianties van beide populaties zijn gelijk
- varianties van beide populaties zijn nier gelijk
=> alternatieve berekeing van t en df
- afhankelijke steekproeven
=> geen varuiantie berkenene: gaan ervan uit bij dezelfde groep dat deze veranderd is
Niet-parametrische toetsen met twee groepen
Assumptie
- vervalt
Mann Whitney test
parametrische toetsen met meer dan twee groepen
assumptie
- normaal verdeeld in de populatie
- afhankelijke variable is een continu metrische variabele
afhankelijke
- anova: analyse of variance, F-toets, variantieanalyse
F-toets
- groter naarmate de between en de within variantie kleiner worden
- between: afwijking of verschillen tussen gemiddelde van de 3 groepen
- within: de variantie van de groepen zelf
sneller significant
- verschillen gemiddelden vrij groot en de spreiding tussen de groepen zeer klein zijn
=> conclusie globaal => tussen 2 groepen doen moet je een post hoc test doen
Niet parametrische toetsen met meer den twee groepen
assumptie
- afhankelijke variabel is ordinaal of metrisch
- niet-normaal verdeelde variabel
test
- kruskall wallis
likertschaal
- s reeks vragen/stellingen
- meten van concepten
- 4/5 tot 7 antwoordcatagorieën
- positie op een continu kenmerk weergeeft
schaaltechnieken
schaal als verzameling van items die geacht worden eenzelfde eigenschap te meten
cronbachs alpha
maat van intern consistentie waarbij er gekeken wordt naar de globale samenhang tussen variabelen
- variabelen of items in de schaal zijn ongeveer gelijk
- doel achterliggende houding, trak, attutude, …
wie hoog scoort op ene item, scoort hoog op het andere item
belangrijk
- over hetzelfde onderwerp
- schaal bevat voldoende items
- vragen andersom formuleren en dit afwisselend
relatieve maat: het varieert doordat het aan de hand van gemiddelde correlatiecoëfficient berekend is
0-1
- ondergrens .60-.80 => afhanekelijk van aantal items
weinig interne samenhang
1 schaal tweedmimensioneel
2 invers geformuleerde vragen
3 construct meerdere schale of dimensie bevat