Co Morbiditeit Flashcards

Meerdere ziektes te gelijk

1
Q

Co morbiditeit

A

Meerdere ziektes tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Defectparadigma

A

Nadruk op verschillen tussen mensen met en zonder beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Burgerschapsapradigma

A

Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten en regie over eigen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ziektewinst

A

Wat levert de ziekte op?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Theory of mind

A

Zwakke theorie ober de gedachten van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

RET

A

Van irrationele gedachtes naar rationele gedachtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stepped care

A

Minimaal aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 G’s

A

Gevoel, gedachten, gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Community reinforcement approach

A

Zoeken in de omgeving naar mogelijkheden waardoor mensen zich kunnen laten motiveren (zoeken naar beloners in de omgeving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve gedragstherapie

A

Disfunctionele gedachten ombuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom werkt psychotherapie?

A
Clientfactoren
Therapeutische relatie
Therapeutfactoren
Placebo effect
Therapeutische modellen en technieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Meta analyse

A

Al het wetenschappelijk onderzoek op een hoop gooien en daar een analyse van maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Big five

A

Openess to experience (open-gesloten)
Consientiousness (betrouwbaar/zorgvuldig-onbetrouwbaar/chaotisch)
Extraversion (extravert-introvert)
Agreeableness (warm/vertrouwd-koel/achterdochtig)
Neuroticism (gelijkmatig/zelfverzekerd - nerveus/temperamentvol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intern werkmodel

A

De manier van je denken, voelen, kijken, handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Basale assumpties

A

Automatische gedachtes over jezelf, anderen en de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Conditionele assumpties

A

Als, dan..

17
Q

Instrumentele assumpties

A

Ik moet/moet niet

Regels voor jezelf maken

18
Q

Persoonlijkheidsstoornissen

Cluster A

A

Vreemd/excentriek gedrag
Paranoide ps
Schizoide ps
Schizotypische ps

19
Q

Persoonlijkheidsstoornissen

Cluster B

A
Agressie/emotioneel/impulsief gedrag (meest bekend)
Anti sociale ps
Borderline ps
Histrionische ps
Narcistische ps
20
Q

Persoonlijkheidsstoornissen

Cluster C

A

Gespannen/angstig
Ontwijkende ps
Afhankelijke ps
Dwangmatige ps

21
Q

PS NAO

A

Niet anders omschreven

Rare fratsen, maar valt niet onder de andere clusters

22
Q

Schematherapie

A

Maakt je bewust van je gedachten

Helpt patronen te doorbreken

23
Q

Hoe ontstaan psychische stoornissen?

Biopsychosociale model

A

Gaat ervan uit dat het ontstaan, voortbestaan en herstel van een klacht de uitkomst is van biologische, psychologische en sociale factoren

24
Q

Diathese stressmodel

A

Diathese + stress = ontwikkeling van de stoornis

Diathese = geërfde aanleg voor ontwikkeling van de stoornis

25
Schizoïde ps
Afstandelijkheid in sociale relaties | Wil alles alleen doen
26
Schizotypische ps
Erg angstig en achterdochtig | Moeite met intieme relaties
27
Antisociale ps
Aanwezig vanaf 15 jaar | Onbetrouwbaar, geen berouw, impulsiviteit
28
Primaire emoties
Direct gevolg van de situatie | Woede, angst, walging, vreugde, verbazing, verdriet
29
Secundaire emoties
Wat de situatie met je doet | Trots, jaloezie, afgunst, schuld, schaamte, medelijden
30
Selectief mutisme
Kind kan in sommige gevallen niet meer praten
31
Compulsie
Dwangmatige handeling
32
Agorafobie
Bepaalde situaties vermijden omdat je bang bent voor paniek aanvallen
33
Gegeneraliseerde angststoornis 1 (vrees)
Rusteloosheid, vlug vermoeid, concentratieproblemen, geïrriteerdheid, spierspanning, slaapstoornissen
34
Prodromale fase, schizofrenie
Eerste fase met voortekenen van schizofrenie
35
Progressieve fase, schizofrenie
Fase 2 Mannen rond 20-25 jr Vrouwen rond 25-35 jr
36
Stabiele fase met terugvallen, schizofrenie
Fase 3
37
Depressie
5 of meer symptomen aanwezig en wijken af van het eerdere functioneren. Naar schattig ruim 20% vd mensen langer dan 2 jaar last (bij jeugdigen 1 jaar) Bij 50% vd mensen gaat depressie binnen 3 maanden over. Anders na 6 maanden door behandeling of spontaan Bij ong de helft komt de depressie terug na herstel
38
Manische episode
Alles overdreven Bijkomend: Opgeblazen gevoel van eigenwaarde, afgenomen slaap, spreekdrang, gedachtevlucht
39
Hypomanische episode
Zelfde als bij manische episode alleen geen psychotische verschijnselen en opname is niet noodzakelijk