Class Phrase Flashcards

1
Q

To shout

A

Schreeuwt . Gillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Impressive

A

Indrukwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Especially

A

Vooral

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

I do not understand

A

Ik begrijp het niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Confusing

A

Verwarrend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Annoying

A

Vervelend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Different

A

Verschillende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dangerous

A

Gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ongezellig

A

Uncomfortable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Net als ik

A

Just like me

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

The same

A

Hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

My topic is the same as her

A

Mijn onderwerp is hetzelfde als haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3時まで

A

Tot drie uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

After the lesson

A

Na de les

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

To sign up

A

Zich aangemeld voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rules

A

De regel /regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Levels

A

Niveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Forbidden

A

Verboden/ verbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Request

A

Het verzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Food nutrition

A

De voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Lover of

A

De liefhebber van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Knowledge expertise

A

De kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Average

A

Gemiddeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Quiet, softly

A

Zacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

To be unsure

A

Twijfel tussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Sex

A

Het geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Stupid

A

Dom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

To spoil

A

Verwennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Every now and then

A

Af en toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

To move exercise

A

Bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Attention

A

De aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noisy

A

Luidruchtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

At least

A

Ten minste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

May I borrow from someone

A

zou ik van iemand mogen lenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

houd het een beetje rustig

A

Keep it calm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

On the way to

A

Op weg naar hun werk. Ze kijken op hun telefoon. Of ze lezen de krant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Is is Actually still too early to drink

A

Het is eigenlijk nog te vroeg om te drinken. Maar ze verlangt naar alcohol. Ze pakt het flesje en neemt een slok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

No one knew why it did not work

A

Maar niemand wist waarom het niet lukte.iedereen zei je bent nog jong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

He often said we are still happy together. That’s not enough?

A

Hij zei vaak :we zijn toch gelukkig samen? Dat is toch genoeg?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

I had dream about ur breast. I want u. When I see you.

A

Ik heb vannacht van je borsten gedroomd. Ik verlang naar je. Wanner zie ik je wee?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

You are addicted to alcohol

A

Je bent verslaafd aan alcohol. Ze dronk inderdaad te veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

An acquaintance from before

A

Een kennis van vroeger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

All curtains r closed

A

Alle gordijnen zijn dicht.

44
Q

Geduldig genoeg

A

Patient enough

45
Q

Heb je geheimen voor mij?
Wat dacht je?

A

Do you have secrect for me? What did u think

46
Q

Ze hielp me met Verhuizen

A

She helped me with moving

47
Q

Nooit aan gedacht ook

A

Never thought about that either.

48
Q

Nooit aan gedacht ook

A

Never thought about that either.

49
Q

Luister nou even

A

Listen now

50
Q

ik kon dat geld goed gebruiken

A

I could really use that money

51
Q

Zeker nu

A

Essentially now

52
Q

wat hoor ik toch

A

What do I hear

53
Q

blijf maar. Ik ga wel

A

Just stay.

54
Q

Goed lijf heb je.

55
Q

Ik had een afspraak me pa, maar hij kwam niet opdagen. We kunnen jou ook niet bereiken.

A

He did joy show up. Could not reach u.

56
Q

I am so glad u came along

A

ik ben zo blij dat je bent meegegaan. Ik ook. Gelukkig.

57
Q

Reis door Nederland maken

A

Travel through

58
Q

Het is groen en het zingt. Wat is het? Het is een groene vogel. Zal ik het zeggen?

A

Green and sing. Green bird. Shall I say?

59
Q

Wat geloof jij

A

What you believe

60
Q

We think that she has homesick.

A

We denken dat ze heimwee heeft.

61
Q

het is nu onduidelijk of ik in nl blijf.
Ik weet niet hoelang ik in Nederland wil blijven.

A

it is now unclear whether i will stay in nl

62
Q

i wonder where the museum is

A

ik vraag me af waar het museum is

63
Q

ze twijfelt wat ze moet doen

A

she is unsure what to do

64
Q

liefde alles overwint

A

love conquers all

65
Q

Royoko heeft gevraagd waarom ik dat vuurwerk zo erg find

A

I find fireworks so bad

66
Q

Ik vroeg wat de afstand tot de luchthaven is.

A

What the distance to the airport is.

67
Q

don’t you remember that anymore

A

weet je dat niet meer

68
Q

maar ze schaamde zich altijd heel erg

A

but she was always very ashamed

69
Q

ze wacht tot Tom terugbelt

A

she waits for Tom to call back

70
Q

er is iets aan de hand

A

something is wrong here

71
Q

Ik heb dat geprobeerd

72
Q

Cathy heeft gelijk

A

Cathy is right

73
Q

he’s probably still angry

A

hij is vast nog steeds boos

74
Q

je was er slecht

A

you were bad there

75
Q

ik klaag niet

A

i’m not complaining

76
Q

heerlijk mensen ontmoet

A

met lovely people

77
Q

ik ze nu niet meer kwijt wil

A

I don’t want to lose them now

78
Q

dat gaat maar door

A

It just goes on and on

79
Q

Dat gaat maar door

A

it just goes on and on

80
Q

you’re saying it out loud now

A

je zegt het nu toch hardop

81
Q

how do you say in netherlands

A

hoe zeg je in nederland

82
Q

hoe heten ze

A

what are their names

83
Q

misschien heb ik toch mijn hoofd te hard gestoten

A

maybe I hit my head too hard

84
Q

I’m going to take a shower

A

ik ga even douche

85
Q

how can this be

A

hoe kan dit

86
Q

what are you doing

A

waar ben je mee bezig

87
Q

you have no friends at all

A

je hebt helemaal geen vrienden

88
Q

how did you know where i was

A

hoe wist je waar ik was

89
Q

your passport was not in the drawer

A

je paspoort lag niet in het laatje

90
Q

they talked about it with their wives

A

ze hebben het er met hun vrouw over gehad

91
Q

I sometimes drink more than I can handle

A

ik af en toe meer zuip dan ik nog aankan

92
Q

you never go anywhere alone

A

je gaat nooit alleen ergens heen

93
Q

hurry up

94
Q

it’s up to you

A

het is aan je

95
Q

you can’t even wait until we get home

A

je kan niet eens wachten tot we thuis zijn

96
Q

is that a good spot

A

is dat een goed plekje

97
Q

wait a minute. this is pointless.

A

wacht nou even. dit heeft geen zin.

98
Q

i wont force you to do anything. i will make sure you dont do anything stupid.

A

ik dwing je nergens toe. ik zorg dat je geen domme dingen doet.

99
Q

what is this about

A

waar gaat dit over

100
Q

I am pleasant company and I am funny

A

ik ben prettig gezelschap en ik ben grappig

101
Q

I do and I mean that as a compliment

A

ik wel en dat bedoel ik als compliment

103
Q

Wennen aan
Ze is eraan gewend (geraakt)

104
Q

we were really surprised

A

we waren echt verrast

105
Q

we dicht bij huis waren

A

we were close to home