Class 1 Flashcards
1
Q
bestemming
A
destination
2
Q
vertrek
A
departures
3
Q
reisschema
A
itinerary
4
Q
reisbegeleider
A
tour guide
5
Q
plaats aan het gangpad op het vliegtuig
A
aisle seat
6
Q
accomodatie
A
accomodation
7
Q
een perron
A
a platform
8
Q
overzetboot
A
ferry
9
Q
bezichtingingstour
A
sight-seeing tour
10
Q
cruise
A
cruise
11
Q
money you pay for your journey
A
a fine
12
Q
keuken (figuurlijk)
A
cuisine
13
Q
afdingen
A
to haggle
14
Q
een dubieuze kamer
A
a double room
15
Q
tweepersoonskamer (kleiner)
A
twin room