Chemie Als Wetenschap Flashcards

1
Q

Suikerwater m of a

A

Molecule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Water m of a

A

Atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gasmengsel m of a

A

Atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verbranden van benzine in een wagen f of c

A

Chemisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vorming van een regenboog f of c

A

Fysisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verteren van voedsel f of c

A

Chemisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Koffie zetten f of c

A

Fysisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bakken van koekjes f of c

A

Chemisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ijskristallen op een raam f of c

A

Fysisch verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

❗️

A

Irriterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

πŸ’£

A

Explosief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

☠️

A

Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

🐟

A

Milieu gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

πŸ§ͺπŸ–πŸ½

A

Bijtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

πŸ“›

A

Ontvlambaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

πŸ“›β™¨οΈ

A

Brand bevorderend

17
Q

🍾

A

Gassen onder druk

18
Q

πŸ¦ πŸ™πŸ½β€β™‚οΈ

A

Schadelijk voor gezondheid

19
Q

H zinnen

A

Hazard, gevaren

20
Q

P zinnen

A

Precausium, vooraf

21
Q

Cola z of m

A

Mengsel

22
Q

Goud z of m

A

Zuivere stof

23
Q

Zuiker z of m

A

Zuivere stof

24
Q

Gas ↩️β†ͺ️ vloeistof

A

Verdampen, condensteren

25
Q

Vloeistof ↩️β†ͺ️

A

Smelten, stollen

26
Q

Vast↩️β†ͺ️gas

A

Sublimeren, desublimeren

27
Q

Zuivere stoffen

A

Bestaan uit precies een soort stof

28
Q

Mengsels

A

Zijn meerdere zuivere stoffen samen

29
Q

Mengsels bestaan uit

A

Bestanddelen

30
Q

Heterogene mengsels

A

Je kan de bestanddelen onderscheiden.

31
Q

Homogene mengsels

A

Je kan de bestanddelen niet van elkaar onderscheiden.