chapter 7 Flashcards

1
Q

de twee belangrijkste criteria voor de toepasbaarheid van een methode om de structuur en activiteit van de brein te bekijken zijn:

A

spatiele resolutie: de mate waarin verschillende hersendelen van elkaar kunnen worden onderscheiden
temporele resolutie: de mate waarin men snelle activiteitsveranderingen van elkaar kan onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

elektrische/magnestische registratie van de hersenen: noem 2 punten en de toepassing:

A

maakt specifieke rol van individuele neuronen tijdens cognitieve activiteit duidelijk
uitstekende T en P resolutie
toepassing: wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EEG= Electro-encefalogram: temporele en spatiele resolutie is?

A

registratie elektrische activiteit van grote corticale neuronen
geeft inzicht in anatomische en functionele afwijkingen van de cortex
de temporele resolutie is goed, de spatiele is matig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toepassing van de EEG

A

neurologisch diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ERP’s =

A

event-related potentials

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een ERP is een:

A

registratie van kortdurende verandering in corticale activiteit als respons op een sensorische stimulus of voorbereiding motorische handeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een ERP bestaat uit:

A

aantal negative en positieve golven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een ERP als reactie op een auditieve stimulus bestaat uit: noem 3 dingen

A

zeer vroege componenten (10ms na aanbieding)
vroege en late corticale componenten (10-100ms)
cognitieve componenten (100-500 ms)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De vroege en late corticale componenten zijn:

A

automatische reacties op de stimulus

aandacht is niet strikt vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cognitieve componenten zijn:

A

bewuste, cognitieve reacties op de stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Topographic mapping

A

is een potentiaalverdeling van een ERP over de cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ERP’s hebben (zeg iets over de t en s resolutie)

A

goede T en matige S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MEG = magneet- encefalogram, voordeel is:

A

geen vervorming van signalen door electrische weerstand van huid, schadel en hersenvliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MEG (zeg iets over T en S resolutie)

A

Goede T en zeer goede S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deep brain stimulation wordt gebruikt voor:

en het heeft een goede …. resolutie

A

bepaling van corticale functies tijdens hersenoperaties. en ook voor therapie: parkinson, epilepsie
goede Spatiele resolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

TMS= transcraniale magnetische stimulatie heeft een … spatiele resolutie

A

matige

17
Q

neuro-imaging :onderscheid tussen anatomische en functionele technieken uitleggen:

A

anatomisch= bepalen van de anatomsiche structuur van hersenen
functionele: bepalen van de dynamische activiteit van de hersenen

18
Q

MRI, heeft zeer goede

A

spatiele resolutie

19
Q

MRI is weergave op basis van:

A

verschillen in dichtheid van waterstofatomen tussen verschillende structuren

20
Q

MRS= magnetic resonance spectroscopy

A

is voor de weergave van specifieke substanties in neuronen: DNA, RNA
gliacellen

21
Q

MRS geeft inzicht in

A

afwijkingen van hersencellen en gliacellen : Alzheimer en MS

22
Q

DTI= diffusion tensor imaging is een MRI- methode om:

A

selectief zenuwvezels (witte stof) weer te geven. (MS)

23
Q

PET= positron emission tomography is registratie door:

A

opname van radioactief materiaal.

24
Q

Bij PET geldt: hoe groter de opname op een bepaalde locatie ->

A

hoe sterker de bloedstroom, en dus hoe sterker de locale hersenactiviteit

25
Q

PET heeft een goede … maar slechte … resolutie

A

goede spatiel, maar slechte Temporele resolutie

26
Q

FMRI= functional magnetic resonance is voor de

A

registratie van zuurstofgebruik

27
Q

FRMI heeft een zeer goede … maar matige …

A

spatiele R maar slechte T