CHAPTER 6 (TRAVEL) Flashcards
aankomen
to arrive
aankomsttijd,de
arrival time
aanstaande
coming
als
when
bad
bath
bedoelen
to mean
bedrag
amount
beeldscherm
screen
bellen
to call
betaalpas
bank card
bezoek
visit
bushalte
bus stop
contant
money
dicht bij
close
duren
to last for
duur
expensive
eigenlijk
actually
enkeltje
single ticket
geld
money
honger
hunger
horen
to hear
houden
to hold
inchecken
to check in
informatie
information
inpakken
to pack
instappen
to get in
insteken
to put in
invoeren
to enter
kaartlezer
card reader
kapot
broken
kiezen
to choose
knippen
to cut
koffer
suitcase
korting
discount
komen
to come
kwijt
lost
leggen
to lay
makkelijk
easy
missen
to miss
medewerker
employee
normaal
usually
noteren
to note down
omdat
because
ophalen
to pick up
opladen
to upload
oplossing
solution
overstappen
to change
perron
platform
plannen
to plan
nemen
to take
reis
trip
reiziger
passenger
reserveren
to make a reservation
retourtje
return ticket
schuiven
to move/to shove
schrikken
be surprised
snappen
to understand
spoor
track
stoel
chair
tafel
table
tegenover
across from
terug
back
tot slot
finally
treinkaartje
train ticket
uitchecken
to check out
uitnemen
to take out
uitstappen
to get out
vaak
often
vandaag
today
verder
then
vertraging
delay
vertrekken
to leave
vertrektijd
departure time
vervolgens
next
vliegen
to fly
vliegtuig
airplane
vol
full
volgen
to follow
volgend
next
waarom
why
wachten
to wait
weleens
ever
weten
to know
zitten
to sit
zetten
to put
zonder
witjout