Chapter 3

Question 1

Conditie

Answer 1

Een mogelijk level van een variabele

Question 2

Gemeten variabele

Answer 2

Afhankelijke variabele, de variabele die wordt gemeten en vastgelegd in een onderzoek.

Question 3

Gemanipuleerde variabele

Answer 3

Onafhankelijke variabele, de variabele waarover de onderzoeker controle heeft.

Question 4

Construct

Answer 4

De variabele waar we interesse in hebben in een abstracte manier geformuleerd.

Question 5

Conceptuele variabele

Answer 5

Een variabele beschreven op een gesprekkelijk niveau.

Question 6

Operationele definitie

Answer 6

Het operationaliseren van een variabele, dit houdt in dat we de variabele omzetten naar iets dat gemeten of gemanipuleerd kan worden in een onderzoek.

Question 7

Frequentieclaim

Answer 7

Een claim die een bepaald deel van een enkele variabele beschrijft.

Question 8

Associatieclaim

Answer 8

Twee variabelen die van elkaar afhangen.

Question 9

Correleren

Answer 9

Samen voorkomen of variëren

Question 10

Correlationeel onderzoek

Answer 10

Onderzoeken met 2 of meer variabelen, alle variabelen worden gemeten, nodig om een associatieclaim te ondersteunen.

Question 11

Positieve associatie

Answer 11

Dit houdt in dat hoge levels van de ene variabele ook hoge levels van de andere oplevert. Geldt ook voor lage levels.

Question 12

Negatieve associatie

Answer 12

Hoge levels gaan samen met lage levels van de andere variabele, of lage levels van de een gaan samen met hoge levels van de ander.

Question 13

Causale claim

Answer 13

Een verandering in de ene variabele is verantwoordelijk voor het beïnvloeden van de andere variabele.