Chapter 22 Flashcards
1
Q
Competitie
A
League
2
Q
Zich houden aan
A
To keep to/ to stick to
3
Q
Zich houden aan
A
To comply with/ to observe
4
Q
Sportief
A
Fair
5
Q
Invaller/ vervanger
A
Substitute
6
Q
Partij/ gelijke
A
Match
7
Q
Bond
A
Association
8
Q
Voordeel
A
Advantage
9
Q
Nadeel
A
Disadvantage/ drawback
10
Q
Inschrijving/ deelnemer
A
Entry
11
Q
Ten gunste van
A
In favour of
12
Q
Uithoudingsvermogen
A
Endurange/ stamina
13
Q
Diskwalificeren
A
To disqualify
14
Q
Voorziening/ faciliteit
A
Facility
15
Q
Overeenkomst
A
Agreement