Chantier 3 (p. 128-129) Flashcards
1
Q
de lift
A
l’ascenseur
2
Q
het strijkijzer
A
le fer à repasser
3
Q
het speelgoed
A
le jouet
4
Q
het parket
A
le parquet
5
Q
de platendraaier
A
le tourne-disque
6
Q
het kenmerk
A
la caractéristique
7
Q
de ruzie
A
la dispute
8
Q
de indruk
A
l’impression
9
Q
de levering
A
la livraison
10
Q
attent
A
attentionné(e)
11
Q
warm, hartelijk
A
chaleureux, chaleureuse
12
Q
nieuwsgierig
A
curieux, curieuse
13
Q
vindingrijk, een plantrekker / pienter, slim
A
débrouillard(e)
14
Q
beschikbaar
A
disponible
15
Q
afstandelijk
A
distant(e)
16
Q
kwaad, boos
A
fâché(e)
17
Q
moe, vermoeid
A
fatigué(e)
18
Q
kil
A
froid(e)
19
Q
ongeïnteresseerd, onverschillig
A
indifférent(e)
20
Q
bescheiden
A
modeste
21
Q
zeldzaam, ongewoon
A
rare
22
Q
sociaal [voor een persoon]
A
sociable
23
Q
met een glimlach, lachend
A
souriant(e)
24
Q
verlegen
A
timide
25
Q
ouderwets en hip
A
vintage
26
Q
gebruikt
A
utilisé(e)