Cerebrale Parese Flashcards

1
Q

Welk percentage patiënten met CP haalt de volwassen leeftijd?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar overlijdt 60% van CP patiënten aan?

A

Respiratoire problemen (longontstekingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is Cerebrale Parese een aandoening?

A

Nee, een verzamelnaam voor een groep aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CP heeft met name invloed op…

A

De motoriek (houding en bewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaat CP?

A

Door hersenschade in het onontwikkelde brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de drie momenten waarop CP kan ontstaan? Noem ook de percentuele kans

A

Prenataal 51%, perinataal 36% en postnataal 14% (<=12 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wordt CP na verloop van tijd erger?

A

Nee, CP is stationair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de prevalentie van CP?

A

1 op de 500 kinderen in NL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie typen CP. Noem ook de kans% binnen CP.

A
Spastische CP (70-80%)
Dyskinetische CP (6%)
Atactische CP (6%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf het verschil tussen Bilaterale spastische CP en Unilaterale spastische CP

A

Unilateraal betekent dat één zijde van het lichaam aangetast is. Bilateraal beide zijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn de armen of benen bij CP meer aangedaan?

A

Benen zijn het meest aangedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn symptomen van dyskinetische CP?

A
  • Dystoon (wisselende tonus, spierspanning valt soms weg en neemt soms toe)
  • Choro (dansende bewegingen van armen en benen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De onderste extremiteiten zijn de … en de bovenste extremiteiten zijn …

A
Onderste = benen
Bovenste = armen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf symptomen van atactische CP

A
  • Symptomen zijn subtiel
  • Kleine hersenen aangedaan
  • Trilling in de motoriek
  • Ziet eruit als een dronkenmansgang van lopen
  • Patiënten kunnen over het algemeen alle bewegingen maken maar de bewegingen zijn wat minder fraai.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke classificatie gebruikt men voor het in beeld brengen van de grofmotorische bewegingsmogelijkheid van het kind met CP?

A

GMFCS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een kind scoort een IV op de GMFCS, wat kan dit kind?

A

Hulpmiddelgebonden, bijvoorbeeld een looprek of elektrische rolstoel. Het kind kan wel zelf het hoofd in balans op de romp houden.

17
Q

Wat meet met met de MACS?

A

Fijne motoriek van de hand en armen.

18
Q

Welke classificatie wordt gebruikt voor eten en drinken?

19
Q

Waarop meet de EDACS?

A

De veiligheid en doelmatigheid tijdens het eten en drinken.

20
Q

Welke test m.b.t. spraak wordt momenteel in NL getoetst voor goedkeuring?

A

Viking speech scale.

21
Q

Ondervoeding komt behoorlijk vaak voor bij CP, hoe vaak?

A

Tussen de 20 en 40%

22
Q

Er is een verband tussen voedingstoestand en … bij CP. Beschrijf hoe dit komt.

A

Eet- en drinkvaardigheid.
Kip-ei verhaal. Door gelimiteerde eet- en drinkvaardigheid eet het kind minder en is men meer afhankelijk van anderen.
Echter ook andersom, omdat het kind minder eet leert het ook minder eet- en drinkvaardigheden.

23
Q

10% van CP patiënten overlijdt aan…

24
Q

Op welke drie facetten vindt logopedisch onderzoek plaats bij kinderen met CP?

A
  • Communicatie
  • Eten, drinken en slikken
  • Speekselverlies
25
Q

Wat gebruikt men om de mate van speekselverlies te bepalen?

A

Drooling quotiënt

26
Q

Wat doet men bij logopedisch onderzoek m.b.t. eten, drinken en slikken?

A
  • Bepalen of en waar het kind achterloopt op normale ontwikkeling
  • Observeren (houding, kauwen, lepelen, drinken)
  • Onderzoek naar reflexen-tonus en responsiviteit
  • Cervicale Ausculatie
  • DDS (dysphagia disorder survey)
  • Klinisch onderzoek (slikvideo en FEES)
27
Q

Wat zijn mogelijke problemen in de mondzorg bij kinderen met CP?

A
  • Beperkte mototiek van de tong
  • Reflux
  • Medicatie
  • Verminderd aantal slikacts
    • Speekselverlies
    • Speekselstase - geur
  • Responsiviteitsproblemen
    • Voelt niet dat er wat zit
    • Weerstand op tandenpoetsen