Cellen, Weefsels en Structuren Flashcards
Cel is…
- is een levend organisme op zichzelf
- voortplanten door deling
- voedingsstoffen naar energie
Deling cel
Moedercel (1) > Kerndeling > Celdeling > Plasmagroei (2)
Heel veel cellen bij elkaar noem je een…
weefsel
Verschillende soorten cellen..
vetcel, epithiale cel, zenuwcel, wortel haarcel, rode bloedcellen, spiercel, eicel, zaadcel etc.
Een onderdeel in een cel noem je een…
organel(len)
De celonderdelen
- celkern (nucleus)
- Ribosomen (maken eiwitten)
- vacuole (reservestoffen magazijn)
- Endoplastich reticulum
- Golgicomplex / apparaat
- Mitochondriën (vorming ATP)
- Lysosomen (opruimen)
- Cytoplasma (vulling cel)
- Plasmamembraan (rand om de cel heen)
Er is … nodig voor vorming ATP
Glucose
ATP zorgt ervoor dat …
de cellen opgewekt worden
Functies nucleus (celkern)…
- iedere celkern heeft er 1
- grootste organel van een cel
- stuur stofwisselingsactiviteiten in de cel aan.
- bevat erfelijke eigenschappen (DNA)
- is omgeven door kernmembraam.
Kopie van DNA is … als het naar een nieuwe cel gaat.
RNA
RNA zorgt voor …
de creatie van een nieuwe cel.
DNA
- Touwladder
- In alle cellen (behalve rode bloedcellen en voortplantingscellen)
- celkern bevat 23 chromosoomparen (46 chromosomen)
- Alle paren gelijk behalve de laatste (XY / XX)
DNA kopiëren naar een nieuwe cel noemen we
transcriptie
translatie
aanmaken van eiwit in een nieuwe cel
Genen
Bouwmateriaal DNA
Enzymen zijn…
altijd eiwitten, maar eiwitten zijn nooit enzymen
Actief en passief
Twee manieren hoe cellen de bloedbaan verlaten
Passief transport
2 manieren (kost cel geen energie)
1. Diffusie
2. Osmose
Diffusie (verspreiden)
gelijke concentratie verplaatst de cel van hoog naar laag (deeltjes zijn overal even groot)
Osmose
concentratie water verplaatst zich van hoog naar laag door het vlies
Actief transport
transport van stoffen in en uit de cel dat de cel energie kost. (blaasjestransport en enzymatische pomp)
Fosfolipiden (2 lagen van het plasmamembraan)
een vettige stof die zorgt voor:
1. waterafstotende barrière
2. immunologische identiteit
3. receptoren
4. enzymen
5. transport eiwitten
Epitheelweefel
- Epitheel / Bind / Orgaan
- Licht dicht tegen elkaar aan
- geen tussencelstof
- geen bloedvaten
- vrije- en vaste kant
- bescherming, transport, afvoeren
Steunweefsel
- verbindende, steunende of verzorgende functie
- cellen liggen los van elkaar of via dunne uitlopers verbonden
- incl. tussencelstof
- bindweefsel
- kraakbeenweefsel
- botweefsel
- vloeibaar steunweefsel
Spierweefsel
- laat het lichaam bewegen
- samentrekken en ontspannen
- drie typen spierweefsel
- dwarsgestreept spierweefsel
- glad spierweefsel
- hartspierweefsel (kan continue bewegen)
zenuwweefsel
- gespecialiseerd in het geleiden van kleine elektrische signalen
- impulsen door het hele lichaam
- 98% in de hersenen en het ruggenmerg
- 2 soorten cellen waar zenuwweefsel van gemaakt is:
- zenuwcel
- steuncel
intracellulaire ruimte
de ruimte binnen de cel
blaasjestransport
transport van de stoffen in en uit de cel waarbij een stukje celmembraan rondom het te transporteren deeltje stulpt en een blaasje vormt
enzymatische pomp
transportmechanisme in en uit de cel, waarbij vervoersenzymen de stoffen door de celmembraan loodsen
exocytose
blaasjestransport van binnen naar buiten de cel
fagocytose
endocytose van vaste stoffen
pinocytose
endocytose van vloeistoffen
adenosinedifosfaat
ADP; stof in de cel die met energie opgeladen kan worden
adenosinetrifosfaat
ATP; stof in de cel die met energie is opgeladen
aerobe dissimilatie
verbranding; afbraak van energierijke stoffen in aanwezigheid van zuurstof
afbraakreacties
reacties waarbij een energierijke stof in kleinere moleculen wordt afgebroken; hierbij komt energie vrij
anaerobe dissimilatie
afbraak van energierijke stoffen zonder dat daar zuurstof bij wordt gebruikt
assimiliatie
opbouwstofwisseling
co-enzym
stof die nodig is voor de werking van een enzym
dissimilatie
afbraakstofwisseling
enzymen
door het lichaam gemaakte eiwitten die stofwisselingsreacties in het lichaam sneller laten verlopen
stofwisseling
metabolisme; alle scheikundige reacties in levende cellen
verbranding
aerobe dissimilatie; afbraak van energierijke stoffen waarbij zuurstof gebruikt wordt
drie levensfases cel
delingsfase, groeifase en functionele fase
Mitose
celdeling
Mitose (stappen)
- chromosomen verdubbeld
- chromosomen precies door de helt.
- 2 nieuwe cellen krijgen dezelfde chromosomen als moedercel.
Groeifase
cel krijgt dezelfde afmetingen waar hij uit is ontstaan
Functionele fase
cel krijgt zijn nieuwe bestemming
Differentiatie cel
krijgen van bepaalde bouw cel en grootte.
Specialisatie cel
is het kunnen uitvoeren van bepaalde taken
Stamcellen
niet gedifferentieerde cellen
centromeer
plaats waar twee identieke chromatiden tijdens mitose aan elkaar blijven.
chromatiden
dochterchromosoom; elke chromosoom bij mitose krijgt twee dezelfde chromatiden die tijdens de celdeling uit elkaar worden getrokken.
spoeldraden
plasmadraden die tijdens mitose door centrosomen gevormd worden.