Cellen Flashcards

1
Q

Kanker

A

Is de celdeling van een cel ontregeld en onstaan een gezwel

Kwaadaardige tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Goedaardige tumor

A

Geen gevolg van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biopsie

A

Het verzamelen van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij cellen van planten en dieren is een aantal van deze structuren te zien met wat?

A

Lichtmicroscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cellen zijn omgeven door….

A

Een celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een celmembraan ?

A

Het celmembraan scheidt het inwendige van de cel af van zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de overeenkomsten van dieren en planten

A

Ze zijn eukaryoten en hebben een celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een cytoplasma?

A

Gescheiden can het milieu buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zit erin het cytoplasma?

A

Water met daarin organellen en een grote hoeveelheid opgeloste stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat light bij planten om het celmembraan?

A

Een celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De grote centrale vacuole speelt een belangrijke rol bij het

A

Stevigheid van plantaardige cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 typen plastiden

A

Chloroplasten
Chromoplasten
Leukplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stamcellen

A

Zijn cellen die zich nog niet hebben ontwikkeld tot een bepaalde type cel en nog geen specifieke functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Embryonale stamcellen

A

Cellen van Een embryo kunnen uitgroeien tot allerlei verschillende type cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Adulte stamcellen

A

Stamcellen die kunnen uitgroeien tot verschillende bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Weefsel

A

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dekweefsel

A

Omsluit delen van een organisme of het hele organisme

Zoals huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een tussencelstof bij weefsels?

A

Kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In het kern membraan bevindt wat ?..

A

Kernporien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kernporien

A

Regelt het transport van stoffen in en uit de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De belangrijkste celorganellen

A

Celkern

Cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat bevat de celkern?

A

DNA, Chromosomen

23
Q

Cytoplasma

A

Transport systeem binnen een cel

Endoplastmatische

24
Q

Wat moet getransporteerd worden?

A

De chromosoom informatie

25
Waar wordt eiwitten gemaakt?
In het ribosoom
26
Waar ontstaat eiwitsynthese?
In de ribosoom
27
Secretie?
Afgeven van stoffen door cellen
28
Wat is een mitochondrien?
Bolvormige organel. | Verbrandings organellen die zorgen voor energie
29
Van het endoplasmatische reticulum snoeren zich wat af?
Blaasjes
30
Dese blaasjes versmelt met....
Het golgisysteem
31
Doel van het golgisysteem?
Krijgen de eiwitmoleculen hun uiteindelijk vorm.
32
Andere blaasjes die van het golgisysteem afsnoeren Is...
Lysosomen
33
Lysosomen
Bevatten enzymen die stoffen afbreken.
34
Cellen nemen stoffen uit hun omgeven en geven stoffen aan hun omgeving af. Deze passeren door....
Het celmembraan
35
Een celmembraan bestaat uit?...
Dubbele laag fosfolipiden
36
Fosfolipiden is aan de ene kant..
Hydrofiel en de andere kant hydrofoob.
37
Cholesterol speelt een grote rol in het celmembraan voor...
Het stevigheid van de membraan
38
Wat kan passeren door de membraan
Zuurstof Stikstof Koolstofdioxide
39
Bepaalde stoffen wel en andere niet doorlaten noemen we
Selectief permeabel
40
Bij het transport van stoffen zijn er 2 belangrijke processen
Diffusie | Osmose
41
Concentratie
De hoeveelheid opgeloste stof.
42
Een oplossing bestaat uit...
Een oplosmiddel | Opgeloste stoffen.
43
Oplosmiddel bij organisme is
Water
44
Diffusie
Ontstaat door de beweging van moleculen. Het is de verplaatsing van een stof van een hoge hoge concentratie naar een lage concentratie. Het vindt plaats in gassen en vloeistoffen
45
Osmose
Transport van water
46
Enkele functie van membraaneiwitten zijn
Transport Enzymen Receptor Celherkenning
47
Transport kun je indelen in...
Passief transport | Actief transport
48
Passief transport
Geen energie nodig Verloopt van hoge naar lage concentratie Voorbeelden zijn diffusie en osmose
49
Actief transport
Heeft energie nodig | Transport bindt plaatsnemen de concentratiegradient
50
Wanneer voedsel wordt opgenomen vis blaasje noem je dat...
Fagocytose
51
Fagocytose
Is een actief proces.
52
Moedercel
De cel die zich reproduceert
53
Dochtercellen
De cellen die ontstaan
54
Na de reproductie is...
Is de Moedercel verdwenen en ontstaan 2 Dochtercellen