CB5602 - Filosofie van de cultuurwetenschappen Flashcards

1
Q

KAVV-analyses zijn belangrijk voor het begrip van filosofische teksten

Waar staat KAVV voor?

Alleen de afkorting, niet de toepassing

A

Kerncitaat, argument, verband, vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschapsfilosofie

Begrip

A

Sub-discipline van de filosofie waarin wordt onderzocht wanneer onderzoek wetenschappelijk is en hoe het te werk zou moeten gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Humanioria

Begrip

A

geestes- of cultuurwetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wetenschap

Begrip volgens de Van Dale

A

“het systematisch geordende geheel van het weten en van de regels waarmee verder kennis verkregen kan worden.”

Van Dale. Groot woordenboek van de Nederlandse taal (16e herziene druk; Utrecht en Antwerpen 2022) 4942.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Empirie

Begrip

A

gegevens uit zintuiglijke waarneming en ervaring

‘Empirie’ komt van het Griekse empeiria, wat ‘ervaring’ betekent, en heeft betrekking op alles wat we kunnen waarnemen. Deze waarnemingen worden meestal niet zomaar aangetroffen, maar gericht gezocht en vervolgens systematisch verwerkt, de methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Methode

Begrip

A

systematische en beredeneerde werkwijze om iets (in de wetenschappen: betrouwbare kennis) te bereiken

‘Methode’ gaat ook terug op het Grieks, op méthodos, wat op het volgen van een weg duidt. Deze weg loopt via redeneringen en gevolgtrekkingen die moeten voldoen aan de regels van de logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Logica

Begrip

A

filosofische sub-discipline die de geldigheid van redeneringen onderzoekt

logica’ komt van het Griekse logos, dat veel dingen betekent, onder andere ‘verzameling’, ‘taal’ en ‘denken’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theorie

Begrip

A

samenhangend geheel van (vooronder)stellingen die wetten of empirische regelmatigheden formuleren

Het verzamelen en verwerken van gegevens vindt plaats op basis van uitgangspunten en binnen het kader van een theorie – ook al Grieks: theooria, beschouwing – een logisch geordend model van veronderstellingen die het vertrekpunt van het wetenschappelijk onderzoek vormen. Dergelijke theorieën worden ontwikkeld binnen de traditie van een discipline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Discipline

Begrip

A

domein van onderzoek met eigen werkwijzen en methoden, zoals letterkunde, kunstgeschiedenis, enzovoorts.

Dergelijke theorieën worden ontwikkeld binnen de traditie van een discipline – dat woord stamt bij wijze van variatie uit het Latijn: disciplina, onderwijs – en het geheel van basisideeën in zo’n discipline wordt een paradigma genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Paradigma

Begrip

A

voorbeeld van goede wetenschapsbeoefening binnen een bepaalde discipline; geheel van uitgangspunten, theorieën en methoden die binnen zo’n discipline als standaard worden gehanteerd

en het geheel van basisideeën in zo’n discipline wordt een paradigma genoemd, en dat komt weer van het Grieks: paradeigma, voorbeeld. Eigenlijk slaat ‘paradigma’ zowel op het wereldbeeld of de filosofische grondgedachten waar de theorieën van een discipline op berusten, als op de voorbeelden waarmee een leraar aan haar/zijn leerlingen laat zien hoe een ware wetenschapper te werk gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Medium

Begrip

A

(meervoud: media) uitdrukkingsmiddel dat in de kunsten en andere culturele uitingen wordt gebruikt; communicatiemiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gender

Begrip

A

culturele opvattingen en betekenissen die worden gegeven aan het biologisch onderscheid tussen de seksen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houd het postkolonialisme in binnen de cultuurwetenschappen?

Hoofdstuk 1.4

A

cultuurwetenschappelijke stroming die de doorwerking van koloniale verhoudingen in culturele uitingen en verhoudingen onderzoekt en onder kritiek stelt

Het omvat alternatieve perspectieven op, bijvoorbeeld, de verhouding tussen groepen mensen met verschillende huidskleur en hoe je die kunt benoemen – zo staat hier bijvoorbeeld het woord ‘ras’ ter discussie. Ook de verschillende perspectieven op koloniale geschiedenis en slavernijgeschiedenis worden steeds nadrukkelijker met elkaar vergeleken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interdisciplinair

Begrip

A

onderzoek waarbij verschillende disciplines met elkaar samenwerken

wat de verhoudingen tussen de verschillende soorten wetenschappen en disciplines nog ingewikkelder maakt, is dat er in de afgelopen decennia steeds meer aandacht is gekomen voor het belang van samenwerking over de grenzen van de verschillende disciplines heen; in twee woorden: voor interdisciplinair onderzoek. Ook de grenzen tussen enerzijds natuurwetenschappelijke disciplines en nieuwe technologieën en anderzijds de traditionele cultuurwetenschappen kunnen worden overbrugd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

epistèmè

Begrip

A

in Griekse filosofie van de oudheid: ware kennis (tegenover meningen en opinies); in Foucault: grotendeels onbewuste dieptestructuur van kennis in een bepaald tijdperk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Propositie

Begrip

A

term uit de logica; stelling die in één zin wordt uitgedrukt

Het Organon van Aristoteles was een verzameling van zes vakken:
– Categoriae, een classificatie van dingen en hun eigenschappen, onderverdeeld naar hoe zij subject of predicaat van een propositie (onderwerp of kenmerk daarvan in een stelling) kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prescriptief

Begrip

A

voorschrijvend, normatief

Tegenover descriptief

Om te beginnen de poetica, waar opnieuw Aristoteles maatgevend is geworden. Hij bespreekt meerdere talige kunstvormen: drama (tragedie en komedie), lyrische poëzie en epiek. Hiervan beschrijft hij meerdere, vooral algemene, regels, waaraan deze kunsten moeten voldoen. Later heeft de Romein Horatius in zijn Ars poetica hier veel van overgenomen en er meer een prescriptieve discipline van gemaakt. Deze regels hebben eeuwenlang als norm gegolden voor het schrijven van theater en poëzie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Descriptief

Begrip

A

beschrijvend

tegenover prescriptief of normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Belangrijkste voorlopende disciplines op de huidige cultuur- en geesteswetenschappen?

Hoofdtuk 2.1

A

Poetica, filologie, retorica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Poetica

Discipline

Hoofdstuk 2.1

A

de (ambachtelijke) voorschriften waaraan kunstwerken dienen te voldoen. In de moderne tijd doelt de term op de creatieve normen van individuele kunstenaars.

Om te beginnen de poetica, waar opnieuw Aristoteles maatgevend is geworden. Hij bespreekt meerdere talige kunstvormen: drama (tragedie en komedie), lyrische poëzie en epiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Filologie

Discipline

Hoofdstuk 2.1

A

Een filoloog bestudeert de taal- en letterkunde van volkeren door middel van overgeleverde geschriften, in samenhang met de cultuurgeschiedenis van een volk. Door zorgvuldige studie wordt getracht de context en oorsprong van woorden, zin en betekenis van taaluitingen te verklaren.

de filologie. In de loop der eeuwen waren veel geschriften overgeleverd die geordend en geïnterpreteerd moesten worden. Met name de oprichting van de bibliotheek van Alexandrië heeft hier een belangrijke rol gespeeld. Er werden honderdduizenden geschriften verzameld, bijna altijd in verschillende versies, omdat het overschrijven zelden foutloos verliep. De filologen richtten zich daarom vooral op de reconstructie van de oorspronkelijke tekst. Hiervoor werd onder anderen een analogische methode ontworpen. Wanneer woorden een onbekende vorm hadden gekregen vanwege kopieerfouten, werden ze vergeleken met bekende woorden en kon de fout worden hersteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Retorica

Discipline

Hoofdstuk 2.1

A

letterlijk redenaarskunst, of welsprekendheid, is de kunst van het spreken in het openbaar. Retorica verwijst zowel naar de retorische theorie – de leer van overtuigend spreken en schrijven, de ars rhetorica – als naar de retorische praktijk, het in het openbaar spreken, de eloquentia.

Daarnaast was de retorica, de kunst van het overtuigen, in de oudheid een belangrijke wetenschap. Plato staat vooral bekend als criticus van de retorica. In zijn Gorgias bekritiseert hij alle retorica als de kunst van het overtuigen van onwetende massa’s. In andere dialogen zoals de Phaedrus is hij ook kritisch, maar minder negatief. Voor Plato is het vooral belangrijk om de filosofie, die zoekt naar ware kennis, te onderscheiden van de sofistiek die gericht is op het overtuigen van een publiek.

Aristoteles was positiever over retorica en heeft deze discipline uitgebreid beschreven als een kunde van bewijsvoering, vanuit het perspectief van spreker, argumentatie en publiek. De bewijsvoering moet worden afgestemd op het beoogde publiek en is opgebouwd met enthymemen. Deze zijn vergelijkbaar met de syllogismen of redeneerregels uit de logica, nu echter niet gericht op de waarheid maar op de aannemelijkheid van een uitspraak. Aristoteles bespreekt in zijn Retorica veel voorbeelden en regels om tot een overtuigende bewijsvoering te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

encyclios paideia

Termonologie

Hoofdstuk 2.1

A

Griekse onderwijsprogramma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar werdt encyclios paideia in omgezet?

Hoofdstuk 2.1

A

Artes liberales

‘vrije kunsten’ of ‘vrije kundes’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar werdt de artes liberales in onderverdeeld?

Hoofdtuk 2.1

A

trivium en quadrivium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat hield het trivium in?

Hoodstuk 2.1

A

grammatica, dialectica (logica) en retorica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat hield het quadrivium in?

Hoofdstuk 2.1

A

aritmetica (wiskunde), geometria (meetkunde), astronomie en muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hermeneutiek

begrip

A

interpretatieleer, in de oudheid ontstaan als hulpwetenschap binnen onder andere theologie en rechtsleer; in de negentiende eeuw uitgegroeid tot filosofie van de cultuurwetenschappen; in de twintigste eeuw tot filosofische stroming die alle ervaringen en handelingen als interpretatie beschouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Socrates heeft vanuit de etymologie van Hermes 2 betekenissen gekoppeld

Welke betekenissen gaf Socrates aan de naam Hermes?

En waarom?

Hoofdstuk 2.2

A

Een boodschapper van de goden, maar ook een bedrieger die zelf iets verzint.
Hij is een tolk (hermèneus), een boodschapper, een dief, een bedrieger met taal, een sjacheraar, allemaal activiteiten waarbij het om de macht van het woord gaat. Eiren betekent dat je de taal gebruikt, en emèsato dat je listen bedenkt. Vanuit dit stamt de naam Eiremès, tegenwoordig Hermes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de hoofdbetekenis van hermeneuein?

Hoofdstuk 2.2

A

Uitdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

allegorie

Begrip

A

verhaal dat symbool staat voor iets anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het onderscheid tussen het innerlijke en het uiterlijke woord binnen de theologie?

Hoofdstuk 2.2

A

Het innerlijke woord is wat God bedoelt heeft, en het uiterlijke woord is de interpretatie hiervan.

Het hier genoemde vraagstuk van de verhouding tussen de joodse en christelijke geschriften is slechts één voorbeeld van een dieper liggend theologisch probleem: als God onfeilbaar is, hoe komt het dan dat zijn openbaring zo raadselachtig is? De kerkvader en filosoof Aurelius Augustinus (354-430) heeft hierover geschreven dat met Gods Woord niets mis is, maar dat wij aardse en zondige lezers te gebrekkig zijn om het goed te begrijpen. Hij maakte onderscheid tussen het innerlijk en het uiterlijk woord. Het innerlijk woord is de boodschap zoals God die bedoeld heeft; het uiterlijk woord is de tekst zoals wij die begrijpen. De interpreet moet dus op zoek naar het innerlijk woord, de ware betekenis van de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke betekenissen kennen we binnen het Christelijke theologie?

Hoofdstuk 2.2

A
  1. de letterlijke betekenis (Wat is er gebeurd?)
  2. de dogmatische betekenis (Wat moet ik geloven?; hier wordt vaak een allegorische uitleg vereist.)
  3. de morele betekenis (Wat moet ik doen?)
  4. de anagogische of eschatologische betekenis (Wat mag ik hopen, waar moet ik naar streven?).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Scopus

Begrip

A

het oogmerk of de doelstelling waarmee een tekst is geschreven

De scopus van een tekst betreft het oogmerk: met het oog waarop is een tekst geschreven? De verschillende onderdelen van een tekst kunnen dan vanuit deze bedoeling begrepen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hermeneutische cirkel

Begrip

A

wederzijdse afhankelijkheid en voortdurende interactie van geheel en delen, op verschillende niveaus

De hermeneutische cirkel houdt allereerst in dat een woord begrepen moet worden vanuit de context van de zin waarin het woord wordt gebruikt. Tegelijk is de zin alleen begrijpelijk als we de betekenissen van de woorden kennen. Woord en zin vooronderstellen elkaar dus en hebben elkaar nodig om betekenis te genereren. Deze cirkel is onvermijdelijk, vanwege de dubbelzinnigheid van taal. Omdat woorden meerdere betekenissen kunnen hebben (één blik in een woordenboek maakt dit direct duidelijk), is de keuze uit deze betekenissen allereerst afhankelijk van de manier waarop het woord in een zin wordt gebruikt.

Een vergelijkbare circulaire werking vindt plaats op andere niveaus: de betekenis van een zin is mede afhankelijk van de context waarin deze zin wordt gebruikt, zowel de talige context (alinea, paragraaf) als de praktische context; en deze context is weer betekenisvol dank zij de zin die er deel van uitmaakt. Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen paragraaf en hoofdstuk, hoofdstuk en boek, boek en serie, genre, oeuvre, enzovoorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

subtilitas intelligendi

Termonologie

A

Begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

subtilitas explicandi

Termonologie

A

Uitleg

38
Q

subtilitas applicandi

Termonologie

A

Toepassing

39
Q

Wat vond Maarten Luther van de bijbel?

In de context van theologie

Hoofdstuk 2.3

A

Hij wilde de bijbel ontdoen van verschillende interpretatiemethoden. Gods openbaring was voor alle geloven begrijpelijk, en had daarom geen wetenschappelijke verklaring nodig, waarin alleen de letterlijke betekenis voldoende zou moeten zijn.

40
Q

De bijbel werd beschreven als sola scriptura.

Wat hield dit in?

Hoofdstuk 2.3

A

Dat de alleen de bijbel zelf goddelijk gezag had.

Alleen de Bijbel zelf had goddelijk gezag (sola scriptura). Een consequentie hiervan was dat bij het lezen van moeilijke passages alleen de Bijbel zelf te hulp kon worden geroepen. Ingewikkelde en duistere passages moesten worden uitgelegd door ze te vergelijken met delen die gemakkelijker te begrijpen waren. De Bijbel was sui ipsius interpres, haar eigen uitlegger.

41
Q

sui ipsius interpres

Termonologie

A

Het heilige schrift is haar eigen uitlegger

42
Q

Secularisatie

Termonologie

A

Proces waarbij het maatschappelijk leven zich steeds meer gescheiden ontwikkeld van de kerk en het geloof

Synoniem: ontkerkelijking

43
Q

Wat was de inleiding voor de secularisatie van Europa gezorgd?

Hoofdstuk 2.3

A

Het kritisch onderzoek die humanisten uitvoerde. Deze beperkte zich niet alleen tot historische literatuur, maar ook tot de theologische teksten. Hierdoor kwam er kritiek op de teksten wat zichzelf uiteindelijk heeft vormgegeven als secularisatie.

44
Q

Historisering

Begrip

A

visie waarbij iets wordt begrepen vanuit zijn historische ontwikkeling

45
Q

Wat is het verschil tussen de hermeneutische cirkel in zijn orspronkelijke vorm en de vorm die tegenwoordig wordt gewaarborgd?

A

In eerst instantie werd de hermeneutische cirkel alleen gebruikt in de context van schrift. Dit is echter uitgebreid naar een context die slaat op alle mangemaakte producten en media.

46
Q

Querelles des anciens et des modernes

Termonologie

A

een gekrakeel tussen antieken en modernen

47
Q

Historisch besef

Begrip

A

een in de moderne tijd ontstane houding en visie die het eigen bestaan opvat als onderdeel van en bepaald door een omvattende historische ontwikkeling

de ervaring deel uit te maken van een lineaire geschiedenis die een beginpunt en een eindpunt heeft en waarin iets werkelijk nieuws kan gebeuren.

48
Q

Giambattista Vico kan worden gezien als beginpunt van cultuurwetenschap

Wat was Vico’s meest bekende standpunt, zoals benoemd in Scienza nuova?

A

dat wij cultuur en geschiedenis beter kunnen begrijpen dan de natuur, omdat wij de eerste zelf hebben voortgebracht en ons erin kunnen herkennen; verum quia factum

49
Q

verum quia factum

Termonologie

A

Iets is waar omdat het gemaakt is

50
Q

Verlichting

Begrip

A

filosofische en culturele stroming uit de achttiende eeuw

de achttiende eeuwse stroming die de christelijke religie en traditie als geheel ter discussie stelde en onder rationele kritiek plaatste.

51
Q

epistemologie

Begrip

A

kennisleer, sub-discipline in de filosofie die vraagt naar aard, oorsprong, reikwijdte en rechtvaardiging van kennis

52
Q

rationalisme

Begrip

A

filosofische stroming die het denken als voornaamste bron en rechtvaardiging van kennis ziet

53
Q

empirisme

begrip

A

filosofische stroming die waarneming en ervaring als voornaamste bron en rechtvaardiging van kennis ziet

54
Q

ideeën

Begrip

A

bij Plato: essenties van alle dingen, alleen voor het denken toegankelijk; bij Hegel: denkbeelden die via uitdrukking in de werkelijkheid tot verdere ontwikkeling en inzicht komen

55
Q

esthetica

begrip

A

letterlijk: waarnemingsleer; verwijst meestal naar schoonheidsleer of kunstfilosofie; filosofische subdiscipline die vraagt naar aard, betekenis en rechtvaardiging van schoonheid en van kunst

56
Q

transcendentale filosofie

begrip

A

filosofie die vraagt naar mogelijkheidsvoorwaarden

Ten eerste zien we hier het begin van wat transcendentale filosofie wordt genoemd. Dit betekent kort gezegd dat er naar mogelijkheidsvoorwaarden wordt gevraagd: wat zijn de noodzakelijke vooronderstellingen die iets mogelijk maken? Kant vindt de mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis in het menselijk bewustzijn. Het gaat om formele kenmerken van ons kenvermogen, die vervolgens op vele manieren kunnen worden ingevuld.

57
Q

romantiek

begrip

A

culturele stroming uit eind achttiende en negentiende eeuw

een culturele stroming die tegenover de rationele uiteenzettingen van de ratio meer nadruk legde op gevoel, emoties, traditie, eenheid en samenhang. Mensen zijn volgens de romantiek niet alleen rationele wezens maar hebben vele talenten die idealiter allemaal in harmonie ontplooid worden. De romantiek heeft niet alleen een kritiek op de verlichting, maar bouwt er ook op voort. Zij heeft de menselijke vrijheid nog steeds hoog in het vaandel.

58
Q

geist

begrip

A

letterlijk: geest; dit verwijst niet alleen naar de individuele menselijke geest, maar ook naar zijn culturele expressies die het individuele overstijgen; andere mogelijke vertaling: cultuur

De historicus en filosoof Johann Gottfried Herder (1744-1803) was een voorloper en inspirator voor de romantiek. Hij zag in taal en traditie de wortels van een culturele identiteit die hij verwoordde als Geist, geest. Dit duidt op de eenheid en samenhang van een volk en zijn cultuur is gegrond in de gedeelde taal. Deze betekenis van ‘geest’ kent het Nederlands nog in de uitdrukking ‘tijdgeest’. Hier komt ook de latere benaming ‘geesteswetenschappen’ vandaan.

59
Q

Dialectiek

A

denkwijze die ontwikkeling via tegenstellingen onderzoekt; bij Hegel: denkwijze die vooruitgang door verzoening van tegenstellingen voltrekt; bij Adorno: denkwijze die verstrikt raakt in tegenstellingen; bij Ricoeur: denkwijze die spanningen blootlegt tussen polen die elkaar vooronderstellen maar niet tot elkaar herleidbaar zijn

60
Q

Waarmee werd de Franse civilisation geassocieerd?

A

rationaliteit, etiquette en hoffelijkheid

61
Q

Waarmee werd de Duitse Kultur geassocieerd?

A

Meer dieptegang en tradietie ten opzicht van de Franse civilisation

62
Q

Bildung

Begrip

A

bij Humboldt e.a.: brede vorming die alle intellectuele en andere talenten ontplooit

In 1809 stelde de taal- en cultuurwetenschapper Wilhelm von Humboldt (1767-1835), in dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Pruisen, een onderwijshervorming in gang, waarin het begrip Bildung centraal stond. Deze hervorming werd van staatswege ingevoerd in het basis-, middelbaar en universitair onderwijs. Dit onderwijs werd niet meer voornamelijk gericht op beroep en carrière, maar op Bildung, op een brede persoonlijke vorming. ‘Bildung’ betekent letterlijk vorming en behelst de ontwikkeling van alle talenten die een mens heeft: niet alleen intellectualiteit, inzicht, oordeelsvermogen, maar ook tact, moreel gevoel en goede smaak.

63
Q

Een eenvoudige lijst van maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuurwetenschappen mede hebben vormgegeven.

A
  • de opkomst van de burgerij
  • de opkomst van de natiestaat
  • de opkomst van het nationalisme
  • de opkomst van het kolonialisme
  • de hervorming aan de Duitse universiteiten.
64
Q

In heel Europa (Duitsland) was de geschiedschrijving sterk in opkomst

Wat werdt deze ook?

A

Wetenschappelijker

65
Q

In heel Europa (Duitsland) was de geschiedschrijving sterk in opkomst

Wie was de bekenste onderzoeker van de Duitse Historische School?

A

Leopold von Ranke (1795-1886)

66
Q

positivisme

Begrip

A

filosofische stroming uit de negentiende en twintigste eeuw die stelt dat alleen objectieve feiten ware kennis kunnen opleveren; wetenschappelijk onderzoek zou daarom alleen onbevooroordeeld feiten moeten vaststellen

Met ‘positief’ wordt hier gedoeld op het poneren van feiten. Positivisme is een denkwijze die niet uitgaat van idealistische principes, maar van vaststaande feiten, liefst wetenschappelijk vastgestelde feiten. Die feiten worden dan gezien als objectieve gegevens, waaruit via inductie, generalisering op basis van een optelsom van empirische waarnemingen, algemene conclusies kunnen worden getrokken. Comte combineert deze benadering met een sterk vooruitgangsgeloof. Met zijn positivistische methode probeert hij de rationele opbouw van de samenleving vast te stellen, en op grond daarvan ook een betere, meer rationele inrichting van diezelfde samenleving te bewerkstelligen. Zijn positivistische sociologie moet zo bijdragen aan ‘orde en vooruitgang’, en dat is nog steeds het motto dat op de Braziliaanse vlag prijkt. Deze nieuwe wetenschap is veel meer geënt op een natuurwetenschappelijke benadering dan op de cultuur- en geesteswetenschappen die vernieuwend voortbouwen op de traditie van de humaniora. Iets dergelijks geldt ook voor de latere sociologie van een andere Fransman, Émile Durkheim (1858-1917). Hij stelde dat de samenleving een eigen grootheid is, die bestaat uit sociale feiten, en die niet gereduceerd kan worden tot iets anders. In het werk van de Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) kan vervolgens een combinatie worden gezien van deze eigen benadering van de samenleving met de ‘verstehende’ methode van de historici.

67
Q

Waar was Von Ranke kritisch over?

A

Hegels al te rationele kijk op de geschiedenis. Hij zag deze als een logisch ontwikkelende eenheid

Hij was kritisch over Hegels al te rationele kijk op de geschiedenis als een zich logisch ontwikkelende eenheid die uiteindelijk was gericht op volledig zelfinzicht van de mensheid. In plaats daarvan pleitte hij voor een positivistische opvatting waarin de historicus niet van een vooropgezette visie op de geschiedenis als geheel moet uitgaan, maar gewoon de feiten moet beschrijven zoals ze gebeurd zijn

68
Q

(das) Verstehen/verstehen

Begrip

A

in hermeneutiek: methode of activiteit van interpreteren die de verschijningsvorm ziet als uitdrukking van een innerlijke betekenis, of een deel begrijpt vanuit de positie in een groter geheel

De nieuwe cultuurwetenschappen worden expliciet afgescheiden van de natuurwetenschappen. Onder geschiedenis verstaat Droysen verschijningen van de ‘zedelijke’, ethische wereld en vooral de vooruitgang die hierin te herkennen is. De subjectieve opvattingen die hier worden aangetroffen, moeten door de historische wetenschap worden omgevormd tot objectieve kennis. De historische methode die hiervoor wordt gebruikt, is die van het ‘forschend zu verstehen’, het onderzoekend begrijpen. Met ‘Verstehen’, meestal vertaald als verstaan of begrijpen, bedoelt hij dat mensen elkaars uitingen kunnen herkennen, omdat het uitdrukkingen zijn van dezelfde gedachten, ideeën, emoties, enzovoorts. De individuele uitingen zijn bovendien onderdeel van een groter geheel (familie, volk, staat) van waaruit zij begrepen moeten worden. Dit verstaan moet in een kritisch methodologische uitwerking objectief worden.

69
Q

Wat beschreef Johann Gustav Droysen (1808-1884) in zijn boek “Grundriss der Historik” (1858)?

A

een wijsgerige verantwoording en methodologie van de geschiedschrijving gegeven. In feite neemt Droysen hier de werkwijze van de filologische reconstructie, de historische zienswijze van Vico en Herder, en de hermeneutiek van Schleiermacher samen tot een nieuwe vorm van hermeneutiek die nu een methodologie van historisch onderzoek is geworden.

70
Q

Wat zijn de 4 stappen volgens Droysen voor een historisch onderzoek?

A
  1. Heuristik: het ontwerpen van de juiste onderzoeksvraag en het verzamelen van historische bronnen
  2. Kritik: schifting en ordening van de historische bronnen
  3. Interpretation: de duiding van feiten, omstandigheden, bedoelingen, ideeën, enz.
  4. Darstellung: de presentatie van de onderzoeksresultaten.
71
Q

Causaal

Begrip

A

oorzakelijk

Droysen maakt een strikt onderscheid tussen de natuurwetenschappen en geesteswetenschappen. Hij verwoordt dit als het verschil tussen Erklären en Verstehen. Het eerste staat voor de natuurwetenschappelijke methode van de causale verklaring, het tweede voor het interpreterend begrijpen, wat we in het Nederlands ook met ‘verstaan’ kunnen vertalen.

72
Q

Erklären en Verstehen

Termonologie

A

Erklären is de natuurwetenschappelijke methode van een causale verklaring.

Verstehen staat voor het interpreterend begrijpen wat de in de geesteswetenschappen belangrijker is.

Droysen maakt een strikt onderscheid tussen de natuurwetenschappen en geesteswetenschappen. Hij verwoordt dit als het verschil tussen Erklären en Verstehen. Het eerste staat voor de natuurwetenschappelijke methode van de causale verklaring, het tweede voor het interpreterend begrijpen, wat we in het Nederlands ook met ‘verstaan’ kunnen vertalen.

73
Q

Historisme

Begrip

A

filosofische stroming uit de negentiende eeuw die stelt dat elke historische periode uniek is en vanuit zichzelf moet worden begrepen; die stelt dat alles vanuit zijn historische wording moet worden begrepen

Ondanks de nadruk op de objectiviteit van historische kennis is Droysen zich ervan bewust dat niet alleen de historische en onderzochte personen kinderen van hun tijd zijn, maar dat ook de historicus zelf mede door haar tijd en cultuur bepaald is. Dit is wat in de negentiende eeuw bekend wordt als één van de problemen van het historisme: als het historisch onderzoek zelf historisch bepaald is, hoe kan het dan nog objectief zijn? Deze en andere vraagstukken van de nieuwe cultuurwetenschappen geven volgens Droysen aan dat de cultuurwetenschappen, overigens net als de natuurwetenschappen, altijd in ontwikkeling blijven en dat het werken aan een Historik dus een blijvende opgave is.

74
Q

Eurocentrisme

Begrip

A

denkwijze die de Europese culturen en waarden universele geldigheid toekent en ze daarmee boven andere culturen stelt

75
Q

Cyclisch tijdbeeld

Termonologie

A

Een beeld die uit de oudheid stamt, die cultuur net zoals de seizoenen of dag en nacht ziet; iets wat komt, bloeit en vervolgens vervalt, waarin de zelfde cyclus zichzelf voordoet. Deze vormen een vast patroon.

76
Q

Historisch relativisme

Termonologie

A

Wanneer elk tijdsperk andere waardes en normen heeft over wat goed en slecht is, heeft dit ook consequenties voor de cultuur zelf. Ook de waarde die we hechten aan goede bronnen zijn deels bepaald door de waarden en normen van de historicus zelf. Hierdoor ondermijnt historisme zichzelf.

77
Q

Welke verschillende zienswijzen neemt Droysen samen in zijn Historik?

A
  • van de filologie:
    de methode van kritische bronnenschifting
  • van Vico en Herder:
    de gedachte dat de cultuur door de mens is voortgebracht en dus beter gekend kan worden; plus de gedachte dat mensen zijn opgenomen in een omvattende geschiedenis
  • van Schleiermacher:
    de gedachte dat de producten van mensen voortkomen uit hun ideeën, motieven en gevoelens, dat ze van daaruit ook moeten worden begrepen en dat de historicus daar achteraf een beter overzicht van kan vormen dan de historische figuren zelf.
78
Q

Neokantianisme

Begrip

A

filosofische stroming van eind negentiende en begin twintigste eeuw die, geïnspireerd door Kant, natuur en cultuur net als natuurwetenschapen en cultuurwetenschappen onderscheidt en de laatste ziet als gebaseerd op ethische waarden

De nieuwe historische cultuurwetenschappen met hun eigen onderzoeksmethoden riepen de vraag op wat de filosofische grondslagen waren van deze nieuwe wetenschappen, en wat er nu precies wetenschappelijk aan was. Eind negentiende en begin twintigste eeuw grepen meerdere Duitse filosofen hiervoor terug op Kant. Kant had immers de transcendentale grondslagen gelegd voor de natuurwetenschappen. Voor de nieuwe wetenschappen die zich in de negentiende eeuw hadden uitgekristalliseerd, werd nu in het verlengde van Kants filosofie een nieuw fundament gezocht. De filosofen die het meest expliciet bij Kant aansluiting zochten, worden tot het neokantianisme gerekend.

79
Q

Wie was de initiator van neokantianisme?

A

Hermann Cohen (1842-1918)

80
Q

Hermann Cohen (1842-1918) was de initator van het neokantianisme

Wie was Cohens meest invloedrijke leerling?

A

Paul Natorp (1854-1924)

81
Q

Wat benadrukte de neokantianen?

A

Dat natuur en cultuur 2 kanten van dezelfde munt zijn: De natuurwetenschappen richten zich op natuurlijke feiten en de cultuurwetenschappen op ethische waardes en hun betekenis

82
Q

Hoe legde Wilhelm Windelband (1848-1915) het verschil tussen natuur en cultuur uit?

A

het verschil tussen nomothetische (wetstellende) en ideografische (het unieke beschrijvende) wetenschappen.

83
Q

Heinrich Rickert (1863-1936) was Windelbands leerling

Hoe nuanceerde Rickert het verschil tussen de cultuur- en natuurwetenschappen?

A

Generaliserenede en individualiserende wetenschappen

Windelbands leerling Heinrich Rickert (1863-1936) nuanceerde deze benadering als een onderscheid tussen generaliserende en individualiserende wetenschappen. Hij muntte vooral de term ‘cultuurwetenschappen’, als tegenhanger van de ‘geesteswetenschappen’ zoals ze door Dilthey (zie paragraaf 3.1) en anderen werden begrepen. Alle wetenschappen zoeken volgens hem naar algemene begrippen – Rickert noemde ze logische begrippen – die niet zoals de empirische objecten bestaan, maar ideëel zijn en een geldigheid bezitten: ‘Het logische bestaat niet, maar geldt.’ De natuurwetenschappen ontwikkelt zulke begrippen om feiten mee te verklaren, de cultuurwetenschappen begrijpt ze als waarden die betekenis verlenen. Deze indeling volgt het kantiaanse onderscheid tussen natuur en ethiek, tussen de eerste en de tweede kritiek. Net als bij Kant gaat het om twee gescheiden perspectieven op de ene werkelijkheid. Bij Rickert zijn het de logische principes en de ethische waarden die een transcendentale grondslag voor de wetenschappen vormen. Het ideaal van Rickert was nu dat er absoluut geldige waarden zouden bestaan, die de uiteindelijke grondslag zouden vormen voor de cultuurwetenschappen en hun objectieve geldigheid zouden moeten garanderen. Dit heeft hij echter nooit op een overtuigende manier weten uit te werken.

84
Q

Welke aspecten van Kants filosofie werken het duidelijkst door in het neokantianisme?

A
  • de strenge scheiding tussen natuur en cultuur (bij Kant vooral een scheiding tussen kennis en ethiek)
  • de strenge scheiding tussen enerzijds transcendentale grondslagen (logische principes en waarden) en anderzijds empirische gegevens.
85
Q

Wie wordt gezien als grondlegger van sociologie?

A

Auguste Comte (1798-1857)

86
Q

Inductie

Begrip

A

generalisering op basis van aan aantal individuele waarnemingen

87
Q

Wat stelde Émile Durkheim (1858-1917) over de samenleving?

A

Hij stelde dat de samenleving een eigen grootheid is, die bestaat uit sociale feiten, en die niet gereduceerd kan worden tot iets anders.

88
Q

Welke 3 soorten wetenschappen bestaan er, en wat is het verschil tussen deze?

A

Natuurwetenschappen: Wetenschappen die zich bezig houden met de natuurlijke regels van de wereld om ons heen

Geesteswetenschappen: Wetenschappen die zich bezig houden met de normen en waarden van de mensen in een tijdsperk, en vanuit deze conclussies proberen te trekken.

Socialewetenschappen: Wetenschappen die zich willen spiegelen aan de exactheid van de natuurwetenschappen maar die niet gaan over de natuur zelf. Voorbeelden hiervan zijn sociologie, economie en psychologie.

89
Q

Waarin bestaat een belangrijk verschil tussen de sociale wetenschappen en de cultuurwetenschappen?

A

De sociale wetenschappen zoeken naar wetmatige structuren in hun onderwerp. Bij de psychologie is dat het menselijk gedrag en de menselijke psyche, bij de sociologie de opbouw van de samenleving, bij de economie rationeel gedrag op de markt. Binnen deze wetenschappen probeert men zo veel mogelijk cijfermatige feiten te verzamelen en deze met wiskundige en statistische berekeningen te verwerken tot algemene conclusies.

De cultuurwetenschappen zijn meestal minder gericht op algemene structuren en wetmatigheden.

90
Q

Levensfilosofie

Begrip

A

filosofische stroming uit de negentiende en twintigste eeuw die stelt dat de dynamiek van het leven nooit volledig met rationaliteit kan worden begrepen

Wilhelm Dilthey (1833-1911) was een van de belangrijkste denkers van de negentiende-eeuwse Duitse cultuurwetenschappen. Dilthey was een veelzijdig denker die in verschillende cultuurwetenschappelijke disciplines werkte en op een eclectische manier meerdere denkstromingen met elkaar probeerde te verbinden. Zo heeft hij ideeën overgenomen van uiteenlopende richtingen als positivisme, neokantianisme, historisme en levensfilosofie. Deze laatste stroming, waarin wordt gesteld dat alle menselijke activiteiten zijn geworteld in de dynamiek van het leven dat met het denkvermogen nooit volledig kan worden doorgrond, kan hierbij als de belangrijkste worden aangemerkt. Maar bovenal kan Dilthey worden gezien als de vertegenwoordiger van de negentiende-eeuwse hermeneutiek.

91
Q

Filosofische hermeneutiek

Begrip

A

filosofische stroming, ontstaan aan het eind van de negentiende eeuw, die de interpretatieleer van de hermeneutiek heeft uitgewerkt tot een filosofie van de cultuurwetenschappen

92
Q
A