Casussen Flashcards

1
Q

Wordt een pneumonie meestal door een virus of een bacterie veroorzaakt?

A

Bacterie (90%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn risicogroepen voor een pneumonie?

A

Kinderen onder de 5 en ouderen boven de 65

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat hoor je bij lichamelijk onderzoek bij een pneumonie?

A

Eenzijdige crepitaties en matte percussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de gouden standaard om te differentiëren tussen een pneumonie en een bronchitis?

A

X-thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van COPD op een spirometrie?

A
  • Normaal/verhoogd TLC
  • Verlaagde FEV1
  • Verlaagde FEV1/FVC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke waarde van de Tiffeneau index is er sprake van COPD?

A

< -1,64 SD of < 70% van de predicted value

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke medicatie geef je bij COPD?

A

Eerst kortwerkende B2 antagonisten (salbutamol). Dan langwerkende B2 antagonisten en dan inhalatiesteroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vind je bij LO bij een pneumothorax?

A

Verminderde ademexcursies, verminderd ademgeruis en hypersonore percussie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er bij een ECG sprake van STEMI?

A

Als er ST-elevaties worden gezien in minstens 2 afleidingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de golden 5 na een MI?

A
  • Aspirine
  • P2Y12-remmer
  • ACE-remmer
  • Bètablokker
  • Statine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat komt vaker voor bij mannen en wat bij vrouwen PAV en DVT?

A

PAV: Mannen
DVT: Vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zie je bij een ECG bij iemand met stabiele AP?

A

ST-depressies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is vaak de behandeling van instabiele AP?

A

isosorbidedinitraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je op een ECG bij atriumfibrilleren?

A
  • Afwezigheid van P-toppen
  • Onregelmatige golfjes i.p.v. een basislijn
  • Onregelmatige RR-intervallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de belangrijkste complicatie van atriumfibrilleren?

A

CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly