Caput1 Werkwoorden Flashcards
1
Q
Sunt
A
(Zij) zijn
2
Q
Laborare
A
Laboro
Werken,lijden
3
Q
Apparere
A
Appareo
Verschijnen,blijken
4
Q
Dormire
A
Dormio
Slapen
5
Q
Cogitare
A
Cogito
Nadenken
6
Q
Dare
A
Do
Geven
7
Q
Narrare
A
Narro
Vertellen
8
Q
Rogare
A
Rogo
Vragen
9
Q
Spectare
A
Specto
(Be)kijken,op het oog hebben
10
Q
Stare
A
Sto
Staan,blijven staan
11
Q
Gaudere
A
Gaudeo
Blij zijn
12
Q
Habere
A
Habeo
Hebben,houden,beschouwen als
13
Q
Sedere
A
Sedeo
Zitten
14
Q
Venire
A
Venio
Komen
15
Q
Esse
A
Sum
Zijn,bestaan