Caput 5 Flashcards
1
Q
Agere
A
Ag-o
Voortdrijven
Doen
2
Q
Cognoscere
A
Cognosc-o
Leren kennen
Vernemen
3
Q
Desinere
A
Desin-o
Ophouden
4
Q
Dicere
A
Dic-o
Zeggen
Spreken
Noemen
5
Q
Legere
A
Leg-o
Lezen
Kiezen
Verzamelen
6
Q
Ostendere
A
Ostend-o
Tonen
7
Q
Aestas
A
Aestat-is,v
Zomer
8
Q
Audere
A
Aude-o
Durven
9
Q
Relinquere
A
Relinqu-o
Achterlaten
Verlaten
10
Q
Vertere
A
Vert-o
Omkeren
Veranderen in
11
Q
Visere
A
Vis-o
Bezoeken
12
Q
Hic
A
(bijwoord)
Hier
13
Q
Iubere
A
Iube-o
Bevelen
14
Q
Sentire
A
Senti-o
Voelen
Merken
Menen
15
Q
Surgere
A
Surg-o
Opstaan