calcium Flashcards

1
Q

3 vormen calcium

A

1 gebonden eiwit
2 complex met fosfaat/bicarbonaat
3 vrije vorm (Ca2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat heeft invloed op de opname van calcium

A

hoeveelheid vit D
maagzuur is nodig voor opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitscheiding calcium en fosfaat

A

nieren (urine)
darmen(poopoo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke hormonen zijn verantwoordelijk van calcium huishouden in het lichaam

A

PTH ((parathormoon( gemaakt in de bijschildklier))
(1,25) VIT D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar wordt calcium opgeslagen in het lichaam

A

botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste functies van calcium:

A

Botopbouw en celdeling​

Spiercontracties en zenuwgeleiding ​

Stollingsproces​

Aanmaak eiwitten en hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijkste functies fosfaat:

A

Bouwsteen botten, tanden, eiwitten, celwanden​

Energieproductie​

Buffer voor handhaving pH​

Overdracht erfelijke eigenschappen ( onderdeel DNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opname vitamine D

A

UV_B (zonlicht)
darmen (uit voeding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe wordt vit D omgezet naar 1,25 OH vit D

A

gaat naar lever krijgt het een OH erbij
gaat daarna naar de nier krijgt het een OH erbij
(dit gebeurt onder invloed van PTH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly