C5 Flashcards
aedificare
-o bouwen
expugnare
-o veroveren
mandare
-o toevertrouwen, opdragen
spectare
-o bekijken, op het oog hebben
hortari
-or hortatus sum aansporen
ardere
-eo arsi,- branden
complere
-eo complevi, completum vullen
debere
-eo moeten, verschuldigd zijn
flere
-eo flevi, fletum wenen (om)
iacere
-eo liggen
iubere
-eo iussi, iussum bevelen
persuadere
-eo +dat persuasi, persuasum overtuigen, overhalen
ridere
-eo risi, risum (uit)lachen
vereri
-eor veritus sum vrezen
accidere
-it accidit het gebeurt
claudere
-o clausi, clausum sluiten
consistere
-o constiti,- halt houden, zich opstellen
currere
-o cucurri, cursum lopen
descendere
-o descendi, descensum afdalen
excedere
-o excessi, excessum weggaan uit, overschrijden
intellegere
-o intellexi, intellectum begrijpen
legere
-o legi, lectum lezen, kiezen, verzamelen
ostendere
-o ostendi, ostentum tonen
relinquere
-o reliqui, relictum achterlaten, verlaten
statuere
-o statui, statutum plaatsen, vaststellen, beslissen
tangere
-o tetigi, tactum aanraken, berijken, treffen
queri
-or questus sum klagen over
uti
-or +abl usus sum gebruiken, omgaan met
scire
-io weten
adicere
-io adieci, adiectum toevoegen
pati
-ior passus sum verdragen, toelaten
cibus
cibi het voedsel
libertus
liberti de vrijgelatene
familia
familiae het gezin, het personeel
hora
horae het uur
lacrima
lacrimae de traan
mora
morae het getreuzel, de vertraging
statua
statuae het standbeeld
beneficium
beneficii de weldaad
cubiculum
cubiculi de slaapkamer
ingenium
ingenii het karakter, het talend, het verstand
verbum
verbi het woord
certus
~a, ~um zeker
contentus
+abl ~a, ~um tevreden (met)
notus
~a, ~um bekend
ignotus
~a, ~um onbekend
posterus
~a, ~um volgend