c3 Flashcards

reg 2020-2021 tt

1
Q

hoe veroorzaakt cortisol hyperglycaemie?

A
  • verlaging insuline gevoeligheid
  • stimulatie gluconeogenese
  • stimulatie glycogenolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meest voorkomende ACTH-afhankelijke syndroom van Cushing?

A

hypofyse adenoom
(zeldzame vorm ectopische ACTH-productie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meest voorkomende ACTH-onafhankelijke syndroom van Cushing?

A

bijnier adenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endogeen hypercortisolisme vaststellen (4):

A

-cortisol excretie in 24-urine
- 1 mg dexamethason suppresietest (cut-off waarde <50mmol/L)
-middernachtsspeeksel cortisolconcentratie
- meting cortisol in haar: inzicht langere periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intrekken van corticosteroïden na langdurig gebruikt prim. of sec. bijnierschorsinsufficiëntie?

A

secundair
(primair: auto-immuun , tuberculose, dubbelzijdig bijniermetastasen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is er defect bij feochrymocytoom?

A

VHL-functie met vertraagde HIF-a afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat wordt er bepaald bij screening bij prim. hyperaldosteronisme?

A

-plasma aldesteron/renine activiteit ratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvoor wordt bilaterale bijnieren sampling gebruikt?

A

bron van overproductie van aldosteron te achterhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat produceert feochromocytomen en waar bevindt dit zich?

A

catecholamine produceren tumor in bijnier die zorgt voor overproductie van (nor)adrenaline en dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

diagnostiek van feochromocytomen?

A

(nor)metanefrine in urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

twee celtypen die skh producten?

A

(para)folliculaire cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

niet jodium gevoelige tumor schildklier?

A

medullair schildkliercarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

werkingsmechanisme ligenden (volledig agonist, partiële agonist, inverse agonist, antagonist)

A

-volledig agonist: bindt met hoge affiniteit aan receptor en induceert Signaaltransductie.
-partiële ago: variabele affiniteit aan receptor dus ook variabele effectiviteit
- inverse agonist: bindt aan inactieve vorm van de receptor en remt basale activiteit van receptor
-antagonist: bindt aan receptor en geen Signaaltransductie (competitie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie selenoproteinen (SBP2 gen)?

A

dejodering schildklier hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 voorwaarden ontwikkelingsdefecten van kind door jodiumtekort van moeder?

A

-T4 te kort door laag jodium
-foetus maakt zelf geen T4
-foetus heeft jodium nodig voor skh- productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biochemische screening bij thyreotoxicose?

A

eerst TSH en daarna FT4

16
Q

diagnostiek bij zwelling in nek?

A

FT4 bepalen en daarna FNA

17
Q

thermogenese in spier en bruin vet door skh?

A
  • spier: futile cycles
    -bruin vet : UPC1 verhogen
18
Q

ziektebeeld bij normale TSH en hoge T4

A

skh -resistentie of THSoma / hypofyse adenoom

19
Q

functie DEHAL

A

dejodering DIT&MIT om jodium te kunnen hergebruiken

20
Q

waar staat PANnet voor? Wat zal dit produceren?

A

pancreas neuro-endocriene tumoren. produceert: insulineoom, glucagonoom

20
Q

auto-antistoffen tegen TPO bij Hashi’s hypo zorgt voor welk immunologisch mechanisme?

A

antistofafhankelijke cellulaire cytotoxie

21
Q

wat reguleert testosteron?

22
Q

RANKL verhogen : effect op welk celtype en vervolg

A

bindt aan osteoclasten en zorgt voor botresorptie> minder bot

23
Q

sclerostine verhogen : effect op welk celtype en vervolg

A

osteoblasten en zorgt voor remming van botaanmaak

24
Q

3 kenmerken röntgenfoto bij osteoporose?

A

-verminderde botdensiteit
-wervel inzakking
- verdunning corticalis

25
Q

wat stimuleert GH

26
Q

hoe heet het structuur waar osteoblasten en osteoclasten samen voorkomen

27
Q

wat zijn Looser’s zones

A

zones waar bosmatrix niet gemineraliseerd is (bij osteomalacie)

28
Q

met wat meet botmineraaldichtheid(BMD)?

A

DEXA-scan, hoge specificiteit en laag sensiviteit

29
Q

welk medicijn verlaagt botmineraaldichtheid?

A

glucocorticoiden

30
Q

noem de drie fasen van ziekte van Paget

A

osteolytische, mixed en osteosclerotsche fase

31
Q

3 mechanisme bij bloeddruk regulatie

A

inotropie, chronotropie, arteriële vaatmobiliteit

32
Q

Bij welke MUST-score is er sprake van ondervoeding en waarop in het gebaseerd?

A
  1. gebaseerd op BMI, ongewenste gewichtsverlies in afgelopen 3-6 maanden en acuut ziek gedurende >5 dagen
33
Q

welke zorg wet voor wijkverpleging en welke voor verpleeghuisopname?

A

wijkverpleging: ZVW
verpleeghuisopname:WLZ

34
Q

wat zijn de fases van medicijnen? en welke neemt af bij bejaarden?

A

fase 1: oxidatie, hydroxylatie, hydrolyse
fase 2: conjugatie reactie

fase 1 neemt af bij bejaarden (cytochroom-p450)