C13 Flashcards
Vivre
Leven
En bas
Beneden
En haut
Boven
Entrer
Binnengaan
Montrer
Tonen
Préférer
Verkiezen
Une porte
Een deur
Une salle de bains
Een badkamer
Une entrée
Een hal een inkom
Un numéro
Een nummer
Les parents
De ouders
Une cuisine
Een keuken
Un escalier
Een trap
Un halle
Een hal
La campagne
Het platteland
Une cave
Een kelder
Une cambre
Een kamer
Ils aiment vivre à la campagne
Ze wonen graag op het platteland
Une ville
Een stad
Une pièce
Een kamer,ruimte
Ses
Zijn, haar
Mes
Mijn
Tes
Jouw, je
Pratique
Praktisch
Les toilettes
Het toilet
Une vie
Een leven
Nous entrons dans le hall
Wij komen de hal binnen
En bas, il y a cinq pièces
Beneden zijn er 5 vertrekken
En haut, il y a trois chambres
Boven zijn er drie kamers
Quelle belle maison !
Wat een mooi huis !
Comme c’est grand !
Zo groot !
J’habite au numéro 8.
Ik woon op het nummer 8.
Je vais te montrer la cuisine
Ik ga je de keuken tonen.
Ils préfèrent vivre en ville.
Ze wonen liever in de stad.