Burgerlijk Procesrecht Jurisprudentie Flashcards

1
Q

In deze zaak werd vastgesteld dat het recht op een effectieve toegang tot de rechter juridische (kosteloze) bijstand kan inhouden. Artikel 6 EVRM biedt niet alleen theoretisch, maar ook een praktisch en effectief recht op toegang op bij de wet ingestelde rechten. Zie art. 6 lid 1 en 3 sub c EVRM.

A

Airey/Ierland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De voortgang van een rechtszaak is niet alleen zaak van partijen, maar ook van de rechter. De rechter dient verantwoordelijk te zijn voor de snelheid van het proces. Verder hangt overschrijding van de termijn af van andere zaken als de complexiteit en het gedrag van de partijen. Zie art. 6 lid 1 EVRM

A

Capuano/Italië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1)Of er een overeenkomst tot stand is gekomen wanneer er over sommige onderdelen nog geen overeenstemming is, is afhankelijk van de bedoeling van partijen zoals op grond vna de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verdere onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval.

2) Of er een rechtsgeldige huurovereenkomst tot stand is gekomen, ook al was degene die daarover onderhandelde namens de aspirant-huurder onbevoegd moet bevestigend worden beantwoord indien de wederpartij redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de onbevoegde vertegenwoordiger wel bevoegd was.

3) Of de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding ambtshalve mag verminderen op grond van de ‘eigen schuld’ van de benadeelde luidt in principe ontkennend. Uitzonderingen hierop is casuïstisch en het moet benadrukt worden dat dit in zeer uitzonderlijke gevallen is.

A

Regiopolitie Gelderland
Zuid/Hovax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer de rechter over voldoende feitelijke en rechtelijke gegevens beschikt en hieruit kan vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is dient hij ambtshalve onderzoek te verrichten.

A

Heesakkers/Voets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij zijn beoordeling stelt de Hoge Raad voorop (r.o. 3.3) dat het boetebeding tussen Trudo en eiser binnen het toepassingsgebied van de Richtlijn valt, nu ook huurovereenkomsten tussen bedrijfsmatig verhurende partijen en particulieren onder de werking daarvan vallen, de kantonrechter onbestreden heeft vastgesteld dat eiser als consument te beschouwen is en in het vonnis besloten ligt dat Trudo handelde als bedrijfsmatig verhurende partij. Verder overweegt de Hoge Raad dat de Richtlijnbepalingen op één lijn moet worden gesteld met bepalingen die naar nationaal recht te gelden hebben als zijnde van de openbare orde (r.o. 3.4.1). De appelrechter dient deze bepalingen ook buiten het door de grieven ontsloten gebied toe te passen en de grenzen van de rechtsstrijd te accepteren. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof, conform de conclusie van de A-G en verwijst naar het gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

A

Ebecek/Stichting Trudo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De Hoge Raad ziet geen aanleiding om tegemoet te komen aan het verzoek van de eiser tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling die afwijkt van de gebruikelijke (r.o. 3.5). De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag en de rechtbank Rotterdam.

A

A/B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rolrichtlijnen gelden voortaan als recht in de zin van artikel 99 RO, mits zij behoorlijk zijn bekendgemaakt; aan de gestelde voorwaarde wordt bij rechtbankrichtlijnen voldaan door deze ter kennis te brengen van alle leden van de desbetreffende plaatselijke orde (r.o. 3.2). De rolrichtlijnen hebben het karakter van door die rechtbank vastgestelde regels omtrent de uitoefening van haar rolbeleid. De regels kunnen weliswaar niet gelden als algemeen verbindende voorschriften omdat zij niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven, maar ze kunnen de rechter wel op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging binden. Daarom lenen ze zich naar hun inhoud en strekking ertoe jegens de daarbij betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast.

A

De Nieuwe Woning/Staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het hof heeft de eiseres om twee redenen niet-ontvankelijk verklaard. Ten eerste kan ‘ aan het exploit van 13 december 1996 geen gevolg (..) worden toegekend omdat de daarop gevolgde inschrijving ter rolle vóór de daarbij aangezegde rechtsdag op verzoek van [eiseres] weer is ingetrokken en daarom ter griffie ongedaan gemaakt’ (r.o. 3.2). Ten tweede is het exploit te laat uitgebracht en er zijn geen bijzondere omstandigheden die dat rechtvaardigen (r.o. 3.2). De Hoge Raad is het ermee eens dat de eiseres niet ontvankelijk is in haar hoger beroep (r.o. 3.5).
Herstellen van nietigheid mag, maar puur aanpassen eis in exploot niet. Fouten in het stuk moeten hersteld worden voor de roldatum.

A

Grapendaal/Nationale Nederlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verzuim van inschrijving v.d. zaak ter rolle leidt in beginsel tot niet ontvankelijkheid v.d. vordering, maar dit verzuim kan worden hersteld doordat de zaak met toestemming van de wederpartij alsnog op de rol wordt geplaatst

A

Pots/Van den Hoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

”Nu eiser c.s. het in het oorspronkelijke exploot vervatte verzuim van een foutieve verschijndag op rechtsgeldige wijze hebben hersteld door op de voet van art. 125 lid 5 Rv het tweede herstelexploot te doen uitbrengen, is de aanhangigheid van het geding in hoger beroep niet komen te vervallen. Daaraan doet niet af dat [eiser] c.s. al eerder hebben getracht het in het oorspronkelijke exploot vervatte verzuim te herstellen door het eerste herstelexploot te doen uitbrengen, nu bij gebreke van tijdige indiening ter griffie aan dat herstelexploot geen enkel gevolg toekomt” (r.o. 3.5 ).

A

Priore Medical/Van der Laan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De Hoge Raad oordeelt dat het verbod dat gegeven is door de voorzieningsrechter het karakter heeft van een voorlopige voorziening. Zodra blijkt in het bodemgeschil dat dit verbod ten onrechte is opgelegd, dan kan het afdwingen van het verbod uit dit vonnis gezien worden als onrechtmatig. De Hoge Raad sluit zich bij het Hof aan en stelt Voorbraak in het gelijk.

A

Ciba Geigy/Voorbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Hoge Raad bepaalt dat de rechtbank bevoegd is om over een geldvordering bij voorraad te oordelen. Er moet dan wel rekening worden gehouden met (r.o. 3):
1. Of het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is.
2. Of er daarnaast sprake is van omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
3. Het restitutierisico. Dit is moeilijk uit te sluiten, maar wanneer het risico groot is, kan het een reden zijn om de vordering niet toe te wijzen.

A

M’Barek/Van der Vloodt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 128 lid 3: concentratie van verweer. Er zijn twee soorten verweren: exceptief en principaal. In dit arrest bepaalde de HR dat exceptief zijn de verweren die ertoe strekken dat de rechter op grond van regels van zuiver processuele aard niet tot een inhoudelijke beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil kan komen (bijv. nietigheid dagvaarding etc.). Principale verweren zijn de overige verweren (verjaring, gezag van gewijsde etc). NB: exceptieve verweren dienen bij de CvA naar voren gebracht te worden, daarna kan dat niet meer.

A

Staat/Van Galen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De Hoge Raad oordeelt dat Artikel 88 lid 4 Rv de rechter weliswaar de bevoegdheid geeft uit een niet-verschijnen ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht, maar voor deze beslissing geldt ook dat die zodanig gemotiveerd moet worden dat deze voldoende inzicht geeft in de gedachtegang die daaraan ten grondslag ligt. Dit om de beslissing controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Als uitgangspunt moet gelden dat de rechter slechts ervan kan uitgaan dat een partij zijn verweer prijsgeeft, indien dat op ondubbelzinnige wijze geschied. Dit brengt mee dat de rechter in de motivering van zijn beslissing tot uitdrukking dient te brengen op grond van welke feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat dit prijsgeven ondubbelzinnig voortvloeit uit de proceshouding van de partij.

A

Janssen/Hobbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De Hoge Raad oordeelt dat de algemene voorwaarden ter hand moeten worden gesteld tenzij ‘dit redelijkerwijs niet mogelijk is’. Dit legt de Hoge Raad restrictief uit. Echter zegt de Hoge Raad dat er geen beroep kan worden gedaan op de vernietiging van de algemene voorwaarden indien iemand de inhoud van de algemene voorwaarden al kende of geacht kon worden te kennen of dat het vernietigen volgens de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat in casu een beroep op vernietiging wegens niet-terhandstelling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn (art. 6:248 lid 2 BW).

A

VNP/Havrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het betreft hier de omkeringsregel, een uitzondering op art. 150 RV. De HR heeft hier als eis gesteld dat een norm is geschonden die strekt tot het voorkomen van schade en dat dit gevaar door de normschending wordt vergroot (vaak in gezondheidszorg/bouw). Degene die zich op de normschending beroept (vaak eiser) moet ook bij betwisting aannemelijk maken dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt door de normschending. Hiermee komt in principe het schade toebrengende feit vast te staan en moet gedaagde anders bewijzen.

A

TFS/NS

17
Q

De Hoge Raad oordeelt dat art. 730 en 843a Rv voldoende grondslag bieden voor het leggen van een bewijsbeslag ook in niet-intellectuele eigendom-zaken (r.o. 4.6). Beslaglegging kan alleen betrekking hebben tot ‘bescheiden’. De stelplicht van degene die om bewijsbeslag vraagt moet omkleed zijn met hoge eisen. Zo moeten de bescheiden zo precies mogelijk wordt omschreven. De beslagene moet meewerken aan de beslaglegging (r.o. 4.6)

A

Molenbeek/Begeer met noot van HBK

18
Q

In deze zaak heeft de Hoge Raad voor het eerst de omkeringsregel toegepast bij productaansprakelijkheid. De toepassing van de omkeringsregel bij wettelijke risicoaansprakelijkheden komt niet vaak voor. Toch is ook deze toepassing van de omkeringsregel goed denkbaar, wanneer zich een ‘typisch gevolg’ verwezenlijkt dat onder de beschermingsreikwijdte van de wettelijke risicoaansprakelijkheid valt.

A

Vivat/ATF

19
Q

Dit arrest van de Hoge Raad leert dat een schending van de waarheidsplicht verstrekkende en onherstelbare gevolgen kan hebben voor de uitkomst van een procedure. De rechter is vrij om de aard en zwaarte van de sanctie te bepalen en af te stemmen op de ernst van die schending. Liegen of het verzwijgen van belangrijke feiten kan daarmee zelfs tot het verlies van de procedure leiden. Belangrijke les is daarom dat de waarheids- en volledigheidsplicht beslist geen lege huls is.

A

E/V

20
Q

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een arbitrale beslissing niet alleen in de gevallen uit art. 527 RvNA vernietigd kan worden. Een arbitraal vonnis kan ook op grond van geschonden fundamentele beginselen van procesrecht vernietigd worden. Wel heeft de wetgever de mogelijkheid om arbitrale vonnissen aan te kunnen tasten beperkt willen houden zodat het niet een vorm van verkapt hoger beroep wordt. Een arbitraal vonnis kan alleen vernietigd worden wanneer een motivering ontbreekt, waaronder ook een motivering valt waarin geen steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing valt (r.o. 3.5.2).

A

Nannini/SFT

21
Q

Staat/Princeville: neemt een nieuwe beroepstermijn aanvang in geval van rectificatie ex art. 31 Rv? Nee, in beginsel vangt er geen nieuwe beroepstermijn aan in geval van verbetering van een uitspraak. Doorbreekt essentieel vormverzuim de uitsluiting van beroep ex art. 31 lid 4 Rv? Ja.

A

Staat/Princeville

22
Q

Rechters mogen, onder voorwaarde dat zij partijen daaromtrent vooraf horen, terugkomen op een bindende eindbeslissing, indien deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.

A

De Vries/Gemeente Voorst

23
Q

Art. 347 lid 1 Rv bevat de twee-conclusie-regel, die bepaalt dat de rechter in beginsel niet hoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven of in de memorie van antwoord worden aangevoerd. Deze regel beperkt de – volgens art. 130 lid 1 in verbinding met 353 lid 1 Rv. – aan eiser toekomende bevoegdheid tot verandering (of vermeerdering) van zijn eis in hoger beroep dat hij zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen. Dit geldt ook als eisverandering niet als een grief moet worden aangemerkt. Uitzonderingen op deze regel zijn:
Ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij;
Aard van het geschil;
Nieuwe feiten of omstandigheden.

A

Wertenbroek q.q./Erven Van Vlerken

24
Q

Een nieuw verweer gevoerd bij memorie van antwoord in incidenteel beroep, dat niet ook als grief in principaal beroep is voorgesteld, kan, bij gegrondbevinding, niet tot een vernietiging van het dictum van het bestreden vonnis leiden. Het kan wel leiden tot verwerping van het incidentele beroep. Daarnaast was er in dit geval geen sprake

A

X/LTO Noord Verzekeringen BV

25
Q

In deze zaak ging het om de waardering van een appartement. De man stelde dat het een bedrijfsgebouw is en de vrouw stelde dat het een burgerwoning was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het om een bedrijfsgebouw ging. In tussenarrest van het hof is ervan uitgegaan dat de vrouw dit gegeven niet meer betwistte. Na het tussenarrest heeft de vrouw alsnog dit gegeven betwist. Het hof was van mening dat dit ook eerder had gekund. Het hof weigerde terug te komen van de eindbeslissing omdat dit in strijd zou zijn met de tweeconclusieregel. De Hoge Raad oordeelde in r.o. 3.7.2: Hoewel hetgeen de vrouw heeft aangedragen niet geldt als nieuwe grief, is het in casu wel in strijd met de tweeconclusieregel. Zij had haar verweer namelijk voor het eerst aangedragen nadat de grenzen van de rechtsstrijd in beginsel afgebakend waren terwijl het verweer eerder had moeten en kunnen worden aangedragen.

A

B/F

26
Q

Boskalis had in een nieuwsbericht aangegeven dat ze geen cassatieberoep zouden instellen tegen Fugro. Toen dat wel gebeurde, stelde Fugro dat Boskalis niet-ontvankelijk was wegens berusting (art. 400 Rv) (r.o. 3.3). De Hoge Raad ging daar niet in mee. Er kan alleen van berusting sprake zijn wanneer de in het ongelijk gestelde partij of een verklaring tot de wederpartij richt of een houding tegen over de wederpartij inneemt waaruit dat ondubbelzinnig blijkt. Dat was hier niet het geval (r.o. 3.4 en 3.5).

A

Boskalis/Fugro

27
Q

In overeenstemming met wat tot uitdrukking is gebracht in art. 475 lid 1 (nieuw) Rv, vastgesteld bij de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 NBW, eerste gedeelte, Wet van 7 mei 1986, Stb. 295, geldt ook naar huidig recht dat beslag onder een derde kan worden gelegd niet alleen op vorderingen die de geëxecuteerde op het moment van het beslag op de derde heeft, maar ook op vorderingen die de geëxecuteerde op de derde uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen.

A

Van Berkel/Tribosa

28
Q

Volgens de Hoge Raad kan een kort geding als hoofdzaak worden aangemerkt, als dat kort geding strekt tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling tot voldoening aan de vordering ter verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd.

A

Ajax/Reule

29
Q

Dient de voorzieningenrechter, indien hij heeft te beslissen over een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag, zijn vonnis in beginsel af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter?
Nee, ook niet onder het voorbehoud van kennelijke misslagen in de uitspraak van de bodemrechter. De wederzijdse belangen van partijen dienen te worden afgewogen. Ook moet worden meegewogen de omstandigheid dat de bodemrechter in eerste aanleg in de hoofdzaak reeds uitspraak kan hebben gedaan.

A

Bijl/Van Baalen

30
Q

Een conservatoir beslag op een onroerende zaken leidt niet tot beschikkings-onbevoegdheid van degene ten laste van wie het beslag is gelegd, en staat dus ook niet in de weg aan overdracht van het beslagen goed aan een derde, maar brengt wél mee dat een vervreemding of bezwaring, tot stand gekomen na het beslag, ingevolge art. 505 lid 2 Rv niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen (r.o. 3.3.2). De derde die na de beslaglegging de eigendom van het beslagen goed heeft verkregen, verkrijgt derhalve door de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde opheffing van het beslag alsnog de eigendom van dat goed zonder die beperking (r.o. 3.3.3). Wordt in hoger beroep de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde opheffing van het beslag vernietigd, dan herleeft het beslag, echter met dien verstande dat wijzigingen in de rechtstoestand van het beslagen goed in de periode tussen de opheffing en de vernietiging moeten worden geëerbiedigd (r.o. 3.3.4). Is het beslagen goed na de beslaglegging aan een derde overgedragen en daardoor uit het vermogen van de beslagene verdwenen, dan volgt uit het vorenstaande dat de vervreemding tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen (r.o. 3.3.5).

A

Forward/Huber

31
Q

Verder heeft de Hoge Raad in het Strandhotel de volgende gezichtspunten geformuleerd:
1. Dat de incidentele eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde opheffing of wijziging van de voorwaarde (schorsing of toewijzing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring);
2. Dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling zonder dat zekerheid behoeft te worden gesteld, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
3. Dat bij deze belangenafweging de kans van het slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.

A

Strandhotel