Burgerlijk Procesrecht Jurisprudentie Flashcards
In deze zaak werd vastgesteld dat het recht op een effectieve toegang tot de rechter juridische (kosteloze) bijstand kan inhouden. Artikel 6 EVRM biedt niet alleen theoretisch, maar ook een praktisch en effectief recht op toegang op bij de wet ingestelde rechten. Zie art. 6 lid 1 en 3 sub c EVRM.
Airey/Ierland
De voortgang van een rechtszaak is niet alleen zaak van partijen, maar ook van de rechter. De rechter dient verantwoordelijk te zijn voor de snelheid van het proces. Verder hangt overschrijding van de termijn af van andere zaken als de complexiteit en het gedrag van de partijen. Zie art. 6 lid 1 EVRM
Capuano/Italië
1)Of er een overeenkomst tot stand is gekomen wanneer er over sommige onderdelen nog geen overeenstemming is, is afhankelijk van de bedoeling van partijen zoals op grond vna de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verdere onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval.
2) Of er een rechtsgeldige huurovereenkomst tot stand is gekomen, ook al was degene die daarover onderhandelde namens de aspirant-huurder onbevoegd moet bevestigend worden beantwoord indien de wederpartij redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de onbevoegde vertegenwoordiger wel bevoegd was.
3) Of de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding ambtshalve mag verminderen op grond van de ‘eigen schuld’ van de benadeelde luidt in principe ontkennend. Uitzonderingen hierop is casuïstisch en het moet benadrukt worden dat dit in zeer uitzonderlijke gevallen is.
Regiopolitie Gelderland
Zuid/Hovax
Wanneer de rechter over voldoende feitelijke en rechtelijke gegevens beschikt en hieruit kan vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is dient hij ambtshalve onderzoek te verrichten.
Heesakkers/Voets
Bij zijn beoordeling stelt de Hoge Raad voorop (r.o. 3.3) dat het boetebeding tussen Trudo en eiser binnen het toepassingsgebied van de Richtlijn valt, nu ook huurovereenkomsten tussen bedrijfsmatig verhurende partijen en particulieren onder de werking daarvan vallen, de kantonrechter onbestreden heeft vastgesteld dat eiser als consument te beschouwen is en in het vonnis besloten ligt dat Trudo handelde als bedrijfsmatig verhurende partij. Verder overweegt de Hoge Raad dat de Richtlijnbepalingen op één lijn moet worden gesteld met bepalingen die naar nationaal recht te gelden hebben als zijnde van de openbare orde (r.o. 3.4.1). De appelrechter dient deze bepalingen ook buiten het door de grieven ontsloten gebied toe te passen en de grenzen van de rechtsstrijd te accepteren. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof, conform de conclusie van de A-G en verwijst naar het gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
Ebecek/Stichting Trudo
De Hoge Raad ziet geen aanleiding om tegemoet te komen aan het verzoek van de eiser tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling die afwijkt van de gebruikelijke (r.o. 3.5). De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag en de rechtbank Rotterdam.
A/B
Rolrichtlijnen gelden voortaan als recht in de zin van artikel 99 RO, mits zij behoorlijk zijn bekendgemaakt; aan de gestelde voorwaarde wordt bij rechtbankrichtlijnen voldaan door deze ter kennis te brengen van alle leden van de desbetreffende plaatselijke orde (r.o. 3.2). De rolrichtlijnen hebben het karakter van door die rechtbank vastgestelde regels omtrent de uitoefening van haar rolbeleid. De regels kunnen weliswaar niet gelden als algemeen verbindende voorschriften omdat zij niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven, maar ze kunnen de rechter wel op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging binden. Daarom lenen ze zich naar hun inhoud en strekking ertoe jegens de daarbij betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast.
De Nieuwe Woning/Staat
Het hof heeft de eiseres om twee redenen niet-ontvankelijk verklaard. Ten eerste kan ‘ aan het exploit van 13 december 1996 geen gevolg (..) worden toegekend omdat de daarop gevolgde inschrijving ter rolle vóór de daarbij aangezegde rechtsdag op verzoek van [eiseres] weer is ingetrokken en daarom ter griffie ongedaan gemaakt’ (r.o. 3.2). Ten tweede is het exploit te laat uitgebracht en er zijn geen bijzondere omstandigheden die dat rechtvaardigen (r.o. 3.2). De Hoge Raad is het ermee eens dat de eiseres niet ontvankelijk is in haar hoger beroep (r.o. 3.5).
Herstellen van nietigheid mag, maar puur aanpassen eis in exploot niet. Fouten in het stuk moeten hersteld worden voor de roldatum.
Grapendaal/Nationale Nederlanden
Verzuim van inschrijving v.d. zaak ter rolle leidt in beginsel tot niet ontvankelijkheid v.d. vordering, maar dit verzuim kan worden hersteld doordat de zaak met toestemming van de wederpartij alsnog op de rol wordt geplaatst
Pots/Van den Hoek
”Nu eiser c.s. het in het oorspronkelijke exploot vervatte verzuim van een foutieve verschijndag op rechtsgeldige wijze hebben hersteld door op de voet van art. 125 lid 5 Rv het tweede herstelexploot te doen uitbrengen, is de aanhangigheid van het geding in hoger beroep niet komen te vervallen. Daaraan doet niet af dat [eiser] c.s. al eerder hebben getracht het in het oorspronkelijke exploot vervatte verzuim te herstellen door het eerste herstelexploot te doen uitbrengen, nu bij gebreke van tijdige indiening ter griffie aan dat herstelexploot geen enkel gevolg toekomt” (r.o. 3.5 ).
Priore Medical/Van der Laan
De Hoge Raad oordeelt dat het verbod dat gegeven is door de voorzieningsrechter het karakter heeft van een voorlopige voorziening. Zodra blijkt in het bodemgeschil dat dit verbod ten onrechte is opgelegd, dan kan het afdwingen van het verbod uit dit vonnis gezien worden als onrechtmatig. De Hoge Raad sluit zich bij het Hof aan en stelt Voorbraak in het gelijk.
Ciba Geigy/Voorbraak
De Hoge Raad bepaalt dat de rechtbank bevoegd is om over een geldvordering bij voorraad te oordelen. Er moet dan wel rekening worden gehouden met (r.o. 3):
1. Of het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is.
2. Of er daarnaast sprake is van omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
3. Het restitutierisico. Dit is moeilijk uit te sluiten, maar wanneer het risico groot is, kan het een reden zijn om de vordering niet toe te wijzen.
M’Barek/Van der Vloodt
Art. 128 lid 3: concentratie van verweer. Er zijn twee soorten verweren: exceptief en principaal. In dit arrest bepaalde de HR dat exceptief zijn de verweren die ertoe strekken dat de rechter op grond van regels van zuiver processuele aard niet tot een inhoudelijke beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil kan komen (bijv. nietigheid dagvaarding etc.). Principale verweren zijn de overige verweren (verjaring, gezag van gewijsde etc). NB: exceptieve verweren dienen bij de CvA naar voren gebracht te worden, daarna kan dat niet meer.
Staat/Van Galen
De Hoge Raad oordeelt dat Artikel 88 lid 4 Rv de rechter weliswaar de bevoegdheid geeft uit een niet-verschijnen ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht, maar voor deze beslissing geldt ook dat die zodanig gemotiveerd moet worden dat deze voldoende inzicht geeft in de gedachtegang die daaraan ten grondslag ligt. Dit om de beslissing controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Als uitgangspunt moet gelden dat de rechter slechts ervan kan uitgaan dat een partij zijn verweer prijsgeeft, indien dat op ondubbelzinnige wijze geschied. Dit brengt mee dat de rechter in de motivering van zijn beslissing tot uitdrukking dient te brengen op grond van welke feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat dit prijsgeven ondubbelzinnig voortvloeit uit de proceshouding van de partij.
Janssen/Hobbelen
De Hoge Raad oordeelt dat de algemene voorwaarden ter hand moeten worden gesteld tenzij ‘dit redelijkerwijs niet mogelijk is’. Dit legt de Hoge Raad restrictief uit. Echter zegt de Hoge Raad dat er geen beroep kan worden gedaan op de vernietiging van de algemene voorwaarden indien iemand de inhoud van de algemene voorwaarden al kende of geacht kon worden te kennen of dat het vernietigen volgens de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat in casu een beroep op vernietiging wegens niet-terhandstelling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn (art. 6:248 lid 2 BW).
VNP/Havrij