Bureaucracy Flashcards
1
Q
To sign
A
ondertekenen
2
Q
The contract
A
het contract
de overeenkomst
3
Q
The ID card
A
de id kaart
het legitimatiebewijs
4
Q
The passport
A
de paspoort
5
Q
To enrol, to sign up
A
inschrijven
6
Q
The rent
A
de huur
7
Q
To rent
A
huren
8
Q
The loan
A
de lening
9
Q
The permit
A
de vergunning
10
Q
The surcharge
A
de toeslag
11
Q
The place of residency
A
de verblijfplaats
12
Q
The citizenship
A
de staatsburgerschap
13
Q
The nationality
A
de nationaliteit
14
Q
To stay (in a place)
A
verblijven
15
Q
To naturalize
A
inburgeren