Build Up 3 VWO Relationships Flashcards
relatie
relationship
familielid
relative
logeren bij
to stay with
volwassene
adult/grown-up
bestaan uit
to consist of
oudste (bij familieleden)
eldest
(Ook als bijv. nw. bij brother/sister/son/daughter)
tweeling
twins
voornaam
first name
achternaam
family name/surname
schoonmoeder
mother-in-law
grootbrengen
to bring up
(brought-brought)
grootbrengen
to raise
(Raise kan ook “inzamelen” en “verhogen (van prijzen)” betekenen)
pleegouders
foster parents
stiefvader
stepfather
tante
aunt
neef of nicht
cousin
neef
nephew
nicht
niece
verliezen
to lose
(lost-lost)
verlies
loss
weeskind
orphan
verliefd op
in love with
verliefd worden op
to fall in love with
kerel/vent
fellow
kerel/vent
bloke/guy/chap
band tussen
bond between
zorgen voor
to take care of/to look after
enig kind
an only child
huwelijk
marriage
verloofd
engaged
verloofde
fiancée
scheiden
to divorce
echtscheiding
divorce
leeftijd
age
bruid
bride
bruidegom
bridegroom
gast
guest
vieren
to celebrate
vrijgezel
bachelor
alleenstaand
single
sinds
since
omdat/daar
since/as/because
geboorte
birth
omhelzen
to embrace
geboorteplaats
place of birth
geboortedatum
date of birth
verkering hebben
to go steady
uitmaken/verbreken
to break off
huwelijksreis
honeymoon
achtergrond
background
verzorgingshuis
care home
beschouwen
to consider/to regard
kennis
acquaintance
feliciteren (met)
to congratulate (on)
gefeliciteerd (niet bij verjaardag)
congratulations
voorstellen
to introduce
van middelbare leeftijd
middle-aged
bejaard
elderly
samen
together
samenwonen
to live together/to cohabit
uit elkaar gaan
to seperate
lijken op
to resemble
gelijknis
resemblance
opvallend
striking
ouderlijk
parental
voogd
guardian
te danken hebben aan
to owe to
tenslotte
after all
weduwe
widow
weduwnaar
widower
trouw
loyal/faithful
vergezellen
to accompany
metgezel
companion
gezelschap
company
knul
lad
medemens
fellow man
afkomst
origin
voorouder
ancestor
afstammeling
descendant