brainscape_flashcards

1
Q

Hoe zag Plato de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Het lichaam is een gevangenis voor de ziel. Ware kennis komt pas vrij als de ziel zich losmaakt van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verklaarde Plato beweging?

A

Beweging in de fysieke wereld is slechts een afspiegeling van de perfecte, onveranderlijke ideeënwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zag Aristoteles de relatie tussen lichaam en ziel?

A

De ziel is de vorm van het lichaam en kan niet los van het lichaam bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verklaarde Aristoteles beweging?

A

Beweging is een overgang van potentie naar act en wordt verklaard aan de hand van vier oorzaken: materiële, formele, werk- en doeloorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zag Descartes de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Hij was een substantiedualist: de geest is immaterieel en gescheiden van het mechanische lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verklaarde Descartes beweging?

A

Het lichaam functioneert als een machine, aangestuurd door de ziel via de pijnappelklier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zag Hobbes de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Hij was een materialist en geloofde niet in een immateriële ziel. Alle mentale processen zijn mechanische bewegingen in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verklaarde Hobbes beweging?

A

Alle beweging heeft een mechanische oorzaak, en de mens functioneert als een deterministische machine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was de visie van La Mettrie op lichaam en ziel?

A

De mens is een machine zonder vrije wil of ziel, en alle functies kunnen mechanisch verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verklaarde La Mettrie beweging?

A

Het brein is het controleorgaan van het lichaam en bepaalt alle bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zag Kant de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Wij nemen de wereld waar via onze zintuigen, maar onze waarneming wordt gevormd door ons verstand. De ziel is niet direct kenbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verklaarde Kant beweging?

A

Mechanica alleen is onvoldoende om levende wezens te verklaren; organismen bestaan uit delen die elkaar doel geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zag Goethe de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Organismen zijn geen machines, maar dynamische gehelen waarin vorm en functie samen evolueren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verklaarde Goethe beweging?

A

Beweging is een organisch proces dat voortkomt uit de interactie tussen het organisme en zijn omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zag Leibniz de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Hij geloofde in parallellisme: lichaam en geest functioneren synchroon zonder directe interactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verklaarde Leibniz beweging?

A

Beweging wordt bepaald door monaden, kleine geestelijke eenheden die onafhankelijk van elkaar werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe zag Merleau-Ponty de relatie tussen lichaam en ziel?

A

Hij verwierp het dualisme en zag het lichaam als een ervarend subject dat niet los van de geest staat.

18
Q

Hoe verklaarde Merleau-Ponty beweging?

A

Beweging is een manier van ‘in de wereld zijn’ en ontstaat door interactie met de omgeving.

19
Q

Hoe zag Sartre de relatie tussen lichaam en bewustzijn?

A

Het bewustzijn van het lichaam wordt een object, en de mens kan niet bewust zijn van zijn eigen bewustzijn.

20
Q

Hoe verklaarde Sartre beweging?

A

Beweging is een uitdrukking van de vrijheid van het individu, maar het lichaam kan ook een belemmering vormen.

21
Q

Hoe zag Gibson waarneming en beweging?

A

Waarneming is direct en gebaseerd op ‘affordances’, oftewel de handelingsmogelijkheden die de omgeving biedt.

22
Q

Hoe verklaarde Gibson beweging?

A

Beweging ontstaat door directe interactie met de omgeving en is geen intern proces.

24
Q

Wat is het motorparadigma?

A

Het lichaam wordt gezien als een passief instrument, aangestuurd door het brein. Bewegingen worden verklaard via motorprogramma’s en mechanische principes.

25
Q

Wat is het actieparadigma?

A

Beweging ontstaat door een dynamische wisselwerking tussen zenuwstelsel, spieren, skelet en omgeving. Er is geen centrale controle, maar zelforganisatie.

26
Q

Wat is de theorie van zelforganisatie?

A

Systemen in de natuur zijn dynamisch en veranderen over tijd. Patronen ontstaan spontaan door interactie tussen deeltjes zonder een centrale controle.

27
Q

Wat is de synergetische theorie van beweging?

A

Bewegingen ontstaan door zelforganisatie, waarbij ordeparameters en controleparameters een rol spelen. Kleine veranderingen kunnen grote invloed hebben op bewegingspatronen.

28
Q

Wat is de probabilistische epigenese?

A

Ontwikkeling is een dynamisch proces waarin genen, neurale activiteit en gedrag elkaar beïnvloeden. Er is geen centrale controle, en gedrag kan genetische expressie veranderen.

29
Q

Wat is de deterministische epigenese?

A

Ontwikkeling is een eenrichtingsproces waarbij genen de structuur en functie van een organisme bepalen. Gedrag heeft geen invloed op ontwikkeling.

30
Q

Wat is de perceptietheorie van Descartes?

A

Waarneming verloopt in drie stadia: fysisch (prikkels), sensatie (bewustzijn van prikkels), en waarneming (oordeel vormen). De ziel speelt een cruciale rol in het begrijpen van de wereld.

31
Q

Wat is de affordance-theorie van James Gibson?

A

Waarneming is direct en niet afhankelijk van mentale representaties. Mensen en dieren nemen handelingsmogelijkheden in hun omgeving direct waar.

32
Q

Wat is het performance principle?

A

Grenzeloos presteren en voortdurende vooruitgang staan centraal. Grenzen van het lichaam worden steeds verder opgerekt.

33
Q

Wat is het technological image of man?

A

De mens wordt gezien als een machine die meetbaar en manipuleerbaar is. Dit leidt tot het cultiveren van ideale lichaamstypes voor sporters.

34
Q

Wat is atletisch Nietzscheanisme?

A

Het performance-principe overheerst alles, traditionele waarden verdwijnen. De focus ligt op het overkomen van beperkingen door training en technologie.

35
Q

Wat is het mechanistische wereldbeeld?

A

De wereld functioneert als een machine die volledig verklaard kan worden via mechanische wetten. Lichamelijke processen zijn volledig deterministisch en voorspelbaar.

36
Q

Wat is de fenomenologie van Merleau-Ponty?

A

Het lichaam is niet slechts een object, maar een ervarend subject. Beweging is een manier om betekenis aan de wereld te geven.

37
Q

Wat is de theorie van functioneel gedrag?

A

Bewegingen komen voort uit de wisselwerking tussen omgeving, spieren en zenuwstelsel. Er is geen enkel systeem dat de baas is.

38
Q

Wat is reductionisme in de neurowetenschappen?

A

De mens wordt volledig verklaard door hersenactiviteit (Lamme). Bewustzijn en waarneming kunnen niet gereduceerd worden tot zuiver breinactiviteit (Philipse).

39
Q

Wat is transhumanisme vs. bioconservatisme?

A

Transhumanisme: Er is geen grens aan menselijke verbetering door technologie. Bioconservatisme: Menselijke verbetering moet beperkt worden door ethische overwegingen.

40
Q

Wat is de sociaal-constructivistische visie op het lichaam?

A

Het lichaam is een sociale en culturele constructie die verandert in tijd en context. Lichaamsbeelden en normen worden bepaald door maatschappelijke invloeden.

41
Q

Wat is de theorie van spiegelneuronen?

A

Beweging en waarneming zijn gekoppeld: we begrijpen andermans bewegingen door ze intern te simuleren. Dit verklaart hoe we empathie en imitatie ontwikkelen.