Book Flashcards

1
Q

Waar staat USM voor

A

Universeel Service Management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor welke hoofdlijn doelen kan de USM-methode worden ingezet?

A

1: VERBETEREN van de interne werkwijze en presentaties van een dienstverlener.

2:BEOORDELEN van de werkwijze van een dienstverlener.

3:UITBESTEDEN van de taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is : Practice

A

Een werkwijze om een taak in de praktijk uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is : Framework

A

Een gestructureerde set practices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is : Principe

A

Een fundamentele, algemeen toepasbare regel of overtuiging, die geldt als richtlijn voor het gedrag van een persoon of systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is : Methode

A

Vaste, weldoordachte manier van handelen om een bepaald doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is : Managementmethode

A

Een gestructureede, samenhangende set van processen, organisatiestructuur en werkwijzen, die is gebaseerd op principes, en de richting geeft aan het managen van een organisatie, en aan het toepassen van de gehanteerde pratices.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is : Servicemanagementmethode

A

Een managementmethode die is afgestemd op dienstverlenende organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat ISM voor

A

Integrated Service Management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar staat FSM voor

A

Functional Service Management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is : best practice

A

Een gangbare keuze die in die praktijk is gemaakt, of een keuze die door betrokkenen wordt beschouwd als een succesvolle keuze voor het doel van de werkwijze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is : Methodiek

A

Samenhangende set methoden, of een overkoepelende methode die diverse submethoden omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is : Methodologie

A

Hulpwetenschap die manieren bestudeert om problemen op te lossen; leer van de te volgen methoden; de theorie en principes achter de methode of methodiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 5 componenten bestaat een methode?

A

Denkwijze: De visie op de werkelijkheid
(Bijv.) procesmatig werken, systemen bestaan uit lagen, organisaties zijn gestructureerd.

Modelleringswijze: De schematische weergave van de werkelijkheid,
(Bijv.) het gebruik van BPMN-notaties, swinglanes, eenvoudige flowcharts of lagenmodellen voor verantwoordelijkheidsdomeinen.

Werkwijze: De fasering en structurering van de werkzaamheden binnen de methode.
(Bijv.) Een stappenplan, een iteratieve verbeteraanpak.

Beheerwijze: Het beheer van de toepassing van de methode.
(Bijv.) Het meten van de voortgang op basis van vooraf gedefinieerde mijlpaalproducten.

Ondersteuningwijze: De geautomatiseerde hulpmiddelen voor het ondersteunen van de methode.
(Bijv.) Voor de procesdocumentatie en de organisatiestructuur, de afhandeling van werkzaamheden en de visualisering van een infrastructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is : Managementsysteem

A

Een set samenhangende elementen, die werkwijzen voortbrengen om de doelen van de organisatie te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is : Servicemanagementsysteem

A

Een managementsysteem voor een dienstverlenende organisatie.

17
Q

Wat is : Waarde ( USM )

A

Is verandering in de vitaliteit van een systeem.

18
Q

Wat zijn vier toegevoegde waardes voor facilitaire dienstverlening.

A

Gebruikswaarden: De effectiviteit van de business verhogen in termen van productiviteit, opbrengst, concurrentievermogen, flexibiliteit, risicobeheersing, innovatievermogen.

Sociale waarden: Vloeit voort uit de richting van de gebouwde omgeving, of die effect hebben op het imago van de klant.

Omgevingswaarden: Invloed op omgevingswaarde (people, planet, profit), en de ecologische footprint.

Relatiewaarden: Klant-leverancier verhouding, waarbij leveranciers zich onderscheiden door bijv. Kennis van de klant, persoonlijke aandacht, of in de kwaliteit van ondersteuning.

19
Q

Voor waarde in een service-context geldt in USM de volgende 4…

A

Waarde wordt bepaald door de waarnemer
Waarde komt tot stand door cocreatie
Waarde is meerdimensionaal
Waarde ontstaat in de interactie

20
Q

In welke 5 stappen wordt de volwassenheid van de leverancier beschreven (model in USM boek)

A

1: Technologie-gedreven (eerste groeifase)
2: Systeemgericht (tweede groeifase)
3: Servicegericht (derde groeifase)
4: Klantgericht (vierde groeifase)
5: Business-gericht (vijfrde groeifase)

21
Q

Wat is een : Leverancier

A

De partij die volgens afspraken services levert aan een klant.

22
Q

Wat is een : Klant (opdrachtgever)

A

De partij die een overeenkomst aangaat met de leverancier over het afnemen van de service.

23
Q

Wat is een : Gebruiker

A

Een persoon die door de klant geautoriseerd is voor het gebruiken van de service.

24
Q

Wat is :(de) Doelstelling van dienstverlening

A

Het gedurende een zekere looptijd iets voor een ander doen, die dat zelf niet kan, wil, of mag doen.

25
Q

Wat is : Service

A

Een voorziening die door een leverancier beschikbaar wordt gesteld aan een klant, die bij het gebruik daarvan wordt ondersteund door de leverancier.

(Een service is een ondersteunde voorziening)

26
Q

Wat is : Voorziening

A

De combinatie van goederen en handelingen die bij een service aan een klant beschikbaar wordt gesteld, en doe door de leverancier bij het gebruik wordt ondersteund.

27
Q

Wat is : Ondersteuning

A

De hulp die een klant ontvangt van de leverancier, bij het gebruiken van de voorziening.

28
Q

Wat doet : Facilitaire service

A

Het voortdurend beschikbaar stellen en ondersteunen van een voorziening ten behoeve van primaire taken

29
Q

Wat doet : Facility management

A

Het managen van de uitvoering van secundaire taken.

30
Q

Wat zijn : Interne klanten

A

Een team levert services aan andere teams in dezelfde organisatie.

31
Q

Wat zijn : Externe klanten

A

Er is een organisatorische scheiding tussen leverancier en klant.

32
Q

Wat is het doel van CTM

A

(CTM - contract management)
Het beheren en door laten voeren van serviceafspraken met klanten en met in- en externe uitvoerders.

33
Q

Wat is : TCO

A

(TCO - Total cost of ownership)
Het totaalbedrag van directe en indirecte kosten van een service.

34
Q

Wat is : CTM-database

A

De CTM-database bestaat uit een register van alle meldingen in het CTM-proces, met de bijhorende documenten.

Deze documenten omvatten in ieder geval de overeenkomsten die het resultaat van het proces zijn: de SLA’s, OLA’s en UC’s. DIe documenten zijn eveneens onderdeel van de integrale kennisdatabase.

35
Q

Wat is : Servicecatalogus

A

Bevat alle services die aan klanten worden geleverd. De specificaties van die services zijn gebaseerd op de service levels zoals opgenomen in de SLA’s

(Denk hier bij aan bijv. Menukaart bij restaurant )

36
Q

Wat is : SLA

A

(SLA -service level agreement)
afspraak met een klant over de aard van een service.

37
Q

Wat is : OLA

A

(OLA - operationele level agreement)
afspraak met een interne oplosgroep over hun bijdrage aan een service.

38
Q

Wat is : UC

A

(UC - underpinning contact)
afspraak met een toeleverancier over zijn bijdrage aan eer service.

39
Q

Wat is het doel van : CHM

A

(CHM - change management)
Het gecontroleerd doorvoeren van wijzigingen op service-systemen en op de overeengekomen dienstverlening.