bofib Flashcards

1
Q

aftrekbare btw

A

een btw die op de aankoper van de goederen/diensten worden berkent. die btw mag de verkoper minderingen brengen bij de fiscus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

btw

A

belastingen aan de toegevoegde waarde. belastingen die de overheidheft op de verkoop van de goederen/dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

btw-tarief

A

het btw-percentage die toepassing is op een bepaalde goederen/diensten
(bv: auto- 21%, restaurant-21%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

exclusief- btw

A

btw niet inbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inclusief-btw

A

btw inbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toegevoegde waarde

A

het vershil tussen verkoop- en aankoopprijs (exclusief btw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verbruiksbelasting

A

een belasting gedragen wordt door de verbruiker (de consument) van het product van de goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschuldigde btw

A

btw die op de verkoper de goederen/diensten worden berekent. Die btw moet de verkoper doorstorten aan de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

af magazijn

A

het risico en kosten van de transport is aan de koper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemene factuur voorwaarder

A

zijn belangerijk als er later betalingsproblemen opduiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

betalings op termijn

A

de klant krijgt een betaling sleutel om de factuur te betalen tot de vervaldag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

betalingsvoorwaarden

A

deze voorwaarden geeft aan wanneer de betaling moet gebeuren en/of de klant een financiële korting krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bijzonder voorwaarden

A

zijn voorwaarden/afspraken die specifiek toepassing zijn voor de koper en de verkoper.
dat is ook verkoopovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

brutobedrag

A

de bedrag zonder aftrek van kortingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

contacte betaling

A

de klant betaalt de factuur 8 a 10 dagen na de factuur datum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

creditnota

A

een verbetering van de factuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

doorgerekend kosten

A

zijn kosten
(bv: extra verpakkingen, vervoer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

extra verpakkingen

A

verpakking die je doorrekent aan de klant
(bv; extra dozen, een kist, petflessen, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

financiële korting

A

is een korting om de klant sneller te laten betalen. (contact betaalt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

franco thuis

A

de kosten en risico’s van de levering van de goederen is voor de verkoper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

handelskorting

A

korting om de klant meer hoeveelheiden te verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

maatstaf van heffing (MvH)

A

over dat bedrag bereken je btw.
(de brutobedrag met de handelskorting & financiële korting aangerekend= MvH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nettobedrag

A

=brutobedrag-handelskorting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

terugstuurbare verpakkingen

A

verpakkingsgoederen aan klanten wordt geleverd en dat later (moeten) worden teruggestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

transport kosten

A

(transport kosten) worden betaald om je goederen te leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

verkoopfactuur

A

document waarop de verkoper uitrekent hoeveel de koper (voor de geleverde goederen) moet betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

actief zijde

A

de linkerkant van de balans, die bestaat uit
vaste activa(:-gebouwen, -rollende materialen, -machines, -meubilair)
en
vlottende activa(;voorraden(:handelaars), vorderingen op ten hoogste 1 jaar(:vorderingenhandelaars), liquide middelen(:bank, kas))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

vlottende activa

A

-voorraden(:handelaars),
-vorderingen op ten hoogste 1 jaar(:vorderingenhandelaars),
-liquide middelen(:bank, kas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

vaste activa

A

-gebouwen,
-rollende materialen,
-machines,
-meubilair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

balans

A

een schematische overzicht van de vorderingen, de bezittingen en schulden

31
Q

bedrijfskosten

A

zijn kosten voor dagelijkse handeldrijven van de ondernemingen

32
Q

bedrijfsmiddel

A

elk werkmiddel dat voorlange tijd (1 jaar of meer) aanwezig is in de ondernemingen

33
Q

bedrijf opbrengst

A

opbrengst van het dagelijks handeldrijven van de ondernemingen

34
Q

financiële kost

A

kosten die ontstaan bij geldhandelingen
(bv; ontvang interest op financiële rekening)

35
Q

passief zijde

A

rechterzijde op een balans, bestaat uit,
vreemd vermogen(;-schulden op >1 jaar(: krediet instellinger), -schulden op 1 of meer jaar(:leveranciers, schulden overheid/personeel))
en
eigen vermogen(;eigen kapitaal)

36
Q

eigen vermogen

A

(eigen) kapitaal

37
Q

vreemd vermogen

A

-schulden op >1 jaar(: krediet instellinger),
-schulden op 1 of meer jaar(:leveranciers, schulden overheid/personeel)

38
Q

financiële opbrengst

A

opbrengst die onstaan bij geld verhandelingen
(bv: ontvangt interest op financiële rekening)

39
Q

handelsvordering (van vlottende activa)

A

het bedrag dat een bedrijf nog moet innen van de klanten

40
Q

schuld

A

nog te betalen bedrag
(bv; bank terugbetalen)

41
Q

voorraad

A

alle goederen die beschikbaar zijn in de onderneming

42
Q

werkmiddelen

A

de bezittingen en vorderingen die op de actiefzijde van de balans staan

43
Q

aanvangsvermogen

A

de inbrengt bij de oprichting
(bv; van een voldoende zijn om te kunnen starten)

44
Q

authentieke akte

A

dat document is opgemaakt door een notaris en dient al bewijs van de gemaakte afspraken

45
Q

beperkt aansprakelijk

A

de aandeelhouders (in principe slechts aansprakelijkheid)
tot het bedrag van hun inbreng in de vennootschap

46
Q

besloten vennootschappen (bv)

A

een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die kan opgericht worden door een/of meer personen en waar er geen min. kapitaal inbreng vereist is.

47
Q

deelbaarheid

A

wanneer meerdere partijen zich verbinden tot eenzelfde presentatie, moeten de partijen enkel hun eigen deel van de schuld betalen

48
Q

eenmanszaak

A

ondernemingsvorm opgericht door een natuurlijke persoon. de oprichter en zijn onderneming worden als 1 geheel beschouwd.
(alleenstaande eigen baas)

49
Q

fiscaal statuut

A

dat verwijst naar het feit op je onder de personenbelasting of de vennootschapsbelasting vinden

50
Q

hoofdelijke aansprakelijkheid

A

wanneer meerdere partijen zich verbinden tot eenzelfde prestatie, kan de schuldeiser bij beide partijen de volledig schuld op eisen

51
Q

kapitaal inbreng

A

inbreng van geld in de onderneming

52
Q

inbreng in natura

A

inbreng van goederen
(bv; auto, huis, laptop in de onderneming)

53
Q

inbreng in nijverheid

A

inbreng van iemand arbeid of kennis in de onderneming (opbrengst van wg/wn)

54
Q

minimale kapitaal

A

het kapitaal dat minimum moet ingebracht worden bij de oprichting van een naamloze vennootschap (Nv)

55
Q

naamloze vennootschap (Nv)

A

een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die kan opgericht worden door 1 of meerderen.
de minimum kapitaal inbreng bedraagt 61500,00 euro en de aandelen zijn vrij overdraagbaar.

56
Q

natuurlijke personen

A

een mens van vlees en bloed die plichten en rechten moeten voeren

57
Q

onbeperkte aansprakelijkheid

A

de oprichter zijn aansprakelijk tot het bedrag dat ze inbrengen in de ondernemingen, maar indien dat niet volstaat, staan ze ook met hun privébezit in voor het terugbetalen van de schulden.
(Als het bedrijf failliet gaat, kunnen persoonlijke bezittingen zoals spaargeld gebruikt om schulden af te betalen)

58
Q

ondernemingsvorm

A

de vorm die de onderneming kan aannemen.
(bv; eenmanszaak, vennootschap en vzw)

59
Q

rechtspersoon

A

naast natuurlijke personen zijn er dus ook fictieve drager van rechten en plichten die door natuurlijke personen opgericht worden
(bv; (Nv, Bv)

60
Q

vennoot schappen

A

1 of meerdere mensen die een ondernemingen opstarten.

61
Q

eenmanszaak (voordeel)

A

1) je hebt geen businesspartner nodig
2) geen verplichte minimum kapitaal
3) je boekhouding is relatief eenvoudig

62
Q

eenmanszaak (nadelen)

A

1) je zorgt in je eentje voor de financiële risico’s

63
Q

Vennootschap (voordelen)

A

1) je fiscale statuut is voordeliger, de vennoot belastingen bedraagt 25%
2) je kan rekenen op je businesspartner
3) de financiële risco’s zijn beperker

64
Q

vennootschap (nadelen)

A

1) er is meestal voldoende aanvangsvermogen
(Bv) of minimum kapitaal (Nv) nodig bij de start
2) Je hebt meer verantwoordelijkheid
3) minder flexibel

65
Q

enkelvoudige/vereenvoudigde boekhouding

A

(voor eenmanszaak, vennootzaak en maatschappen) onder firma en gewone commatataire vennootschappen met een jaar omzet kleiner dan 500 000,00 euro exclusief btw volstaat.
(alle andere ondernemingen moet dubbele boekhouding voeren)

66
Q

de 4 jaarrekeningen

A

-balans= moment opname enerzijds is vorderingen en bezittingen en onderzijden zijn schulden.
-resultatenrekeningen= is een overzicht van alle inbrengsten en kosten (van een jaar)
-toelichting= bijkomende informatie van rubrieken van balans en resultaten rekeningen.
-sociale balans= specifieke info van opleidingen activiteiten en personeelsbestand- en verloop van de werknemers

67
Q

4 van de verrichtingen

A

-commerciële verrichten= geld dat binnen komt (koopfactuur)
-financiële verrichten= geldzaken, betaling & inningen (geld uitgeven)
-investering(sverrichtingen)= goederen die lange periode (>1 jaar) in de bedrijf gebruikt
-diverse verrichtingen= bijkomende verplichtingen in het bedrijf (boekingen die niet rechtstreeks commercieel of finan. zijn)

68
Q

grote vennootschappen

A

een bedrijf met veel WNs. grote vermogen/omzet, vaak zijn er extra regels

69
Q

kleine vennootschap

A

een bedrijf met niet zo veel WNs, heeft een lage omzet/vermogen, zijn er geen strikte regel

70
Q

verantwoordingstukking

A

die document zijn de basis om verrichtingen te (kunnen) registreren in de boekhouding

71
Q

externe stakeholder

A

die belanghebbenden bevindt zich buiten de organisatie

72
Q

interne stakeholder

A

die belanghebbenden bevindt zich binnen de organisatie

73
Q

stakeholder

A

is iemand die (positief/negatief) invloed ondervindt van een ondernemingen/organisatie of zelfinvloed kan uitoefenen op een onderneming/organisatie