Blz 22 Tm 27 Flashcards
1
Q
Durchhalten
A
Volhouden
2
Q
Fröhlich
A
Vrolijk
3
Q
Gelingen
A
Lukken
4
Q
Die Insel
A
Het eiland
5
Q
Lösen
A
Oplossen
6
Q
Niemals
A
Nooit
7
Q
Der Urlaub
A
De vakantie
8
Q
Das Vergnügen
A
Het plezier
9
Q
Witzig
A
Grappig
10
Q
Zeichnen
A
Tekenen
11
Q
Erklären
A
Uitleggen
12
Q
Der Moderator
A
De presentator
13
Q
Nutzen
A
Gebruiken
14
Q
Der Schauspieler
A
De acteur
15
Q
Ständig
A
Voortdurend
16
Q
Statt
A
In plaats van
17
Q
Trotz
A
Ondanks
18
Q
Versprechen
A
Beloven
19
Q
Vielleicht
A
Misschien
20
Q
Wichtig
A
Belangrijk
21
Q
Der Alltag
A
Het alledaagse leven
22
Q
Aufregend
A
Opwindend