Blok 1 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen Methoden en Methodologie in onderzoek?

A

Methoden is de techniek of procedure om data te verkrijgen of analyseren. Methodologie in de theorie van hoe onderzoek zou moeten worden uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie karakterestieken van onderzoek?

A
  • Een duidelijk doel;
  • De data is systematisch verzameld;
  • De data wordt systematisch geïnterpreteerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee eigenschappen heeft managementonderzoek?

A
  • de wetenschap is multidiciplinair (economie, psychologie, sociologie);
  • Impact op het beroepsveld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Langs welke twee assen is management onderzoek te classificeren?

A
  • Methodologische grondigheid

- Praktische relevantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een belangrijke ‘gap’ in managementonderzoek?

A

Er bestaat een gap tussen wat er in de wetenschappelijke wereld van managementonderzoek wordt bewezen en onderzocht en wat er in de dagelijkse praktijk van managers wordt gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het continuüm van managementonderzoek?

A

Het continuüm tussen zuiver fundamenteel en zuiver toegepast onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dit type onderzoek heeft alleen als doel om de processen van het bedrijfsleven en hun uitkomsten te begrijpen

A

Fundamenteel onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dit type onderzoek heeft impact voor het werkveld, kan direct worden gebruikt door managers en wordt gepresenteerd op een manier waarop je kan handelen.

A

Toegepast onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een onderzoeksontwerp?

A

Je algemene plan van hoe je jouw onderzoeksvraag gaat beantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie zaken komen terug in een onderzoeksontwerp?

A
  • Doelen die afstammen van je onderzoeksvraag;
  • Je dataverzamelingsmethode en analyses;
  • Hoe je ethische bezwaren gaat weerleggen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke drie typen onderzoeksontwerp zijn er?

A
  • Kwantitatief;
  • Kwalitatief;
  • gemengd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vijf ‘aarden’ van onderzoek zijn er?

A
  • Verkennend;
  • Beschrijvend;
  • verklarend;
  • evaluerend;
  • combinatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen onderzoeksontwerpen en tactieken?

A

Ontwerp gaat over het grote plan van je onderzoek. Tactieken gaan over de details van dataverzameling en analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het meest prominente verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek?

A

Kwalitatief onderzoek analyseert niet-nummerieke data waar kwanitatief onderzoek zich puur baseert op nummerieke data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welke filosofische benadering wordt kwantitatief onderzoek met name geassosieerd?

A

positivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met welke aanpak wordt kwantitatief onderzoek met name geassosieerd?

A

deductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Deze onderzoeksmethode onderzoekt relaties tussen variabelen en kent controlemechanisme voor kwaliteitsborging?

A

Kwantitatief onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Met welke twee onderzoeksstrategieën wordt kwantitatief onderzoek het meest geassosieerd?

A

Survey en expiriment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met welke filosofische benadering wordt kwalitatief onderzoek met name geassosieerd?

A

interpretatieve filosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom heten onderzoeksobjecten in kwalitatief onderzoek deelnemers i.p.v. respondenten?

A

omdat zij, net als de onderzoeker, actief toegang moeten geven verkrijgen tot hetgeen onderzocht wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het voornaamste doel van kwalitatief onderzoek?

A

Een conceptueel framework geven of een bijdrage geven aan theorieontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke manier van ‘sampling’ wordt in kwalitatief onderzoek vaak gebruikt?

A

non-probability sampling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is kenmerkend voor data-analyse bij kwalitatief onderzoek?

A

Dat de data nog moet worden gestructureerd (bijv. categorieën).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Met welke twee onderzoeksstrategieën wordt kwalitatief onderzoek het meest geassosieerd?

A

observervatie en diepte/semigestructureerde interviews

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het belangrijkse kenmerk van gemende methode onderzoek (mixed methods research design)

A

Integreert zowel kwalitatieve als kwantitatieve dataverzamelingsmethode in één onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Met welke twee filosofische benadering wordt gemende methode onderzoek met name geassosieerd?

A

pragmatisme en kritisch realisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Met welke aanpakken wordt kwantitatief onderzoek met name geassosieerd?

A

inductie, deductie of abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke vijf methode van gemende methode onderzoek kunnen worden onderscheidde?

A
  • Concurrent traingulatie;
  • concurrent embedded;
  • sequentieel verkennend (kwan => kwal)
  • sequentieel verklarend (kwal => kwan)
  • sequentieel multi-fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Met welke drie onderzoeksstrategieën wordt gemende methode onderzoek het meest geassosieerd?

A
  • gestructureerde observatie;
  • vragenlijsten (survey)
  • (gestructureerde) interviews
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Dit type onderzoek is een manier om inzicht te krijgen in een onderwerp en te ontdekken wat er gaande is:

A

verkennend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar beginnen vragen van verkennend onderzoek veelal mee?

A

wat en hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke onderzoeksmethode past bij verkennend onderzoek?

A

kwalitatief onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Dit type onderzoek is een manier om een evement, persoon of situatie vast te leggen:

A

beschrijvend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar beginnen vragen van beschrijvend onderzoek veelal mee?

A

wie, wat, waar, wanneer en hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke onderzoeksmethode past bij beschrijvend onderzoek?

A

Beschrijvend onderzoek kan voorafgaan aan verkennend onderzoek om iets goed te omkaderen

36
Q

Dit type onderzoek stelt causale verbanden vast tussen variabelen:

A

verklarend onderzoek

37
Q

Waar beginnen vragen van verklarend onderzoek veelal mee?

A

waarom en hoe

38
Q

Welke onderzoeksmethode past bij verklarend onderzoek?

A

kwantitatief onderzoek

39
Q

Dit type onderzoek is een manier om uit te vinden hoe goed iets werkt:

A

evaluerend onderzoek

40
Q

Waar beginnen vragen van evaluerend onderzoek veelal mee?

A

In welke mate

41
Q

Waartussen vormt de onderzoeksstrategie de link?

A

Het is de methodologische link tussen je onderzoeksfilosofie en de methoden om je data te analyseren en verzamelen.

42
Q

Deze onderzoeksstrategie onderzoekt de kans dat een onafhankelijke variabele een afhankelijke variabele beïnvloed?

A

het expiriment

43
Q

Waarom worden er in het expiriment altijd hypotheses geformuleerd (ipv alleen onderzoeksvragen)

A

Omdat er altijd wordt onderzocht of een variabele wel of geen invloed heeft op een andere, je hebt dus altijd de nul hypothese (geen verband) en hypothese (wel verband)

44
Q

Welke soort variabele wordt er gemanipuleerd om het effect op een andere variabele te meten?

A

onafhankelijke variabele

45
Q

Welke soort variabele veranderd misschien als reactie op een andere variabele waarmee het resultaat van het onderzoek gemeten wordt?

A

afhankelijke variabele

46
Q

Welke soort variabele staat tussen twee variabele in en geeft het effect door?

A

mediërende variabele

47
Q

Welke soort variabele wordt geïntroduceerd en heeft impact op de relatie van andere variabelen?

A

Modererende variabele

48
Q

Welke soort meetbare variabele wordt aanvullend geobserveert en moet constant gehouden worden om beïnvloeding te voorkomen?

A

Controle variabele

49
Q

Welke variabele is moeilijk te observeren of te meten en heeft mogelijk impact op de relatie tussen andere variabele?

A

Confounding/verwarrende variabele

50
Q

Wat is de P waarde? en welke standaard wordt gehanteerd?

A

de P waarde is de kans (probability) dat de hypothese kan worden aangenomen. de standaard in de sociale wetenschappen is hoger dan 0.05. 95% kans.

51
Q

Welke twee groepen zijn er altijd in een expiriment?

A

Controlegroep en Expirimentgroep

52
Q

Welk effect heeft het expiriment op de verschillende vormen van validiteit?

A

Interne validiteit is hoog door gecontroleerde omgeving en daarmee controle op variabelen, externe validiteit is laag doordat de omgeving niet lijkt op de empirie (werkveld).

53
Q

Met welke aanpak wordt de Survey strategie het meest geassosieert?

A

Deductie

54
Q

Voor welke type onderzoek leent de Survey zich het beste?

A

Verkennend en Beschrijvend onderzoek

55
Q

Waarom is ‘random sampling’ belangrijk bij de survey?

A

Om resultaten van het onderzoek te mogen generaliseren over de populatie moet de kans dat een respondent wordt getrokken uit de populatie gelijk zijn.

56
Q

Welke drie technieken vallen onder de Survey?

A
  • Vragenlijsten
  • Gestandaardiseerd Interview
  • Gestructureerde observatie
57
Q

Bij deze onderzoeksstrategie maak je gebruik van secondaire data:

A

Archiefonderzoek.

58
Q

Waar wordt de onderzoeksstrategie archiefonderzoek wel eens voor gebruikt?

A

Triangulatie

59
Q

Wat is kenmerkend voor case study onderzoek?

A

Het is een diepteonderzoek naar een onderwerp of fenomeen in zijn natuurlijke context.

60
Q

Welke type data kan worden geanalyseert bij case study onderzoek?

A

zowel kwalitatief als kwantitatief

61
Q

Waar wordt de case study door positivisten voor gebruikt?

A

Om tot theorieën te komen waar ze later hypotheses op baseren, in de verkennende fases van hun onderzoek.

62
Q

Met welke aanpak wordt de case study strategie het meest geassosieert?

A

Zowel inductie als deductie

63
Q

Voor welke type onderzoek leent de case study zich het beste?

A

Beschrijvend, verkennend en verklarend onderzoek.

64
Q

Waar wordt de case study door interpretatisten voor gebruikt?

A

Ze analyseren de data om zo op een inductieve manier aan theorieën te komen.

65
Q

Welke onderzoeksmethode leent zich goed voor een case study strategie?

A

Gemengde methode onderzoek

66
Q

Welke vier technieken worden veelal gebruikt in case study onderzoek?

A
  • Documenten en Archiefonderzoek
  • Observatie (meerdere vormen)
  • Interviews
  • vragenlijsten
67
Q

Over welke twee assen kan case study onderzoek worden ingedeeld?

A
  • single vs multiple cases

- holistic vs embedded cases

68
Q

Welke drie zaken kan Grounded Theory allemaal betekenen?

A
  • Een methodologie
  • Een dataverzamelings- en analysemethode
  • Resultaat van een onderzoek
69
Q

Wat is Grounded Theory als onderzoeksstrategie?

A

Een inductieve manier om vanuit data tot theorieontwikkeling te komen.

70
Q

Met welke filosofie wordt Grounded Theory het meest geassosieert?

A

interpretatisten.

71
Q

Wat is kenmerkend voor de data-analyse in Grounded Theory?

A

Dat dat al plaats vind tijdens de dataverzamling (concurrent) i.p.v. achteraf.

72
Q

Wat is coderen?

A

Het betekenis geven aan stukken data. Deze vallen dan weer te koppelen aan soortgelijke data waardoor patronen kunnen worden opgespoort.

73
Q

Welke drie of twee vormen van coderen zijn er?

A
  • Open Coding
  • Axial Coding
  • Selective Coding
  • Initial coding
  • Focused coding
74
Q

Welke vier zaken zijn essentieel bij Grounded Theory en waarom?

A
  • Grondig coderen
  • Constant vergelijken
  • Theoretisch samplen
  • Theoretische gevoeligheid

Alleen dan mag je aan de hand van je data op inductieve wijzen theorieën poneren.

75
Q

Welke plaats heeft literatuur in Grounded Theory?

A

Kenmerkend is dat je bij Grounded Theory vooraf geen al te grondig Literatuuronderzoek doet. Dit omdat je jouw data zoveel mogelijk leidend wilt laten zijn in theorievorming inplaats van jezelf vooraf te beïnvloeden door al gepubliceerde denkbeelden. Achteraf worden je bevindingen, aan de hand van literatuuronderzoek, wel in een context van andere bevindingen geplaatst.

76
Q

Bij dit type onderzoek wordt gebruik gemaakt van (een) persoonlijk(e) verslag(en) die een gebeurtenis of schakel van gebeurtenissen interpreteerd:

A

narrative inquiry

77
Q

Welke techniek wordt veel toegepast in narrative inquiry?

A

diepte interviews

78
Q

Wat is een belangrijk uitgangspunt van narrative inquiry?

A

Dat de ervaringen van deelnemers het beste kunnen worden benaderd vanuit het hele verhaal, in plaats van uit selectieve stukjes data vanuit een data-analyse.

79
Q

Wat is belangrijk in het samplen bij narrative inquiry?

A

Dat er typische(!) cases worden geselecteerd die representatief zijn voor de populatie.

80
Q

Welke twee tijdsspannen zijn er in onderzoek?

A
  • cross-sectioneel

- longitudinaal

81
Q

Wat is cross-sectioneel onderzoek?

A

Het bestudeerd een bepaald fenomeen op een bepaald moment in de tijd.

82
Q

Wat is het grootste voordeel van cross-sectioneel onderzoek?

A

Als je op een bepaald moment klaar moet zijn met je onderzoek (bijv. studenten die afstuderen)

83
Q

Wat is longitudinaal onderzoek?

A

Het bestuderen van een een fenomeen over een langere periode.

84
Q

Wat is het grootste voordeel van longitudinaal onderzoek?

A

Je kunt veranderingen van een fenomeen waarnemen over een langere periode.

85
Q

Welk type data is uitermate bruikbaar bij longitudinaal onderzoek?

A

Secondaire data

86
Q

Wat zijn twee belangrijke overwegingen binnen de ethiek van je onderzoek?

A
  • Ondervinden de deelnemers er geen schade van

- Zijn de deelnemers zich bewust dat ze deelnemen