bloedcellen Flashcards
rode, witte en bloedplaatjes, samenstelling
1
Q
functies bloed
A
- bescherming tegen indringers in het lichaam
- repareren van beschadigde stoffen
- transport van stoffen en warmte
(4. 7,5% van het lichaam = bloed)
2
Q
waar worden bloedcellen gemaakt?
A
in het rode beenmerg; start als stamcel
3
Q
functie milt
A
opslag + filter
4
Q
samenstelling van het bloed
A
- rode bloedcellen - erythrocyten
- witte bloedcellen - leukocyten
- bloedplaatjes - trombocyten
5
Q
functie rode bloedcellen
A
- vervoeren koolstofdioxide en zuurstof - worden gewonnen in de longen.
- bevatten hemoglobine; geeft bloedcellen de rode kleur en bevat ijzer wat plakt aan zuurstof en koolstofdioxide
6
Q
functie witte bloedcellen
A
- beschermen lichaam en zijn vormloos.
- verschillende soorten:
- lymfocyten
- neutrofielen
- eosinofiele
- Basofielen
- monocyten - is een zuiveringssysteem; verwijderd oude/kapotte bloedcellen en vreemde deeltjes in het lichaam (schimmels en/of bacteriën)
7
Q
functie neutrofielen
A
vallen infectieuze stoffen aan
8
Q
functies lymfocyten
A
- T-lymfocyten: activeren op commando, bestijden antigenen door celdood in gang te zetten (Aptose)
- B-lymfocyten (worden geactiveerd door de T-lymfocyten); produceren antilichamen -> bestrijden antigenen (lichaamsvreemde stoffen)
- NK-lymfocyten (natural killer): checken en doden eigen cellen
- lymfocyten heeft ieder een specifieke afweer
9
Q
functie eosinofiele
A
vallen parasitaire infecties aan
10
Q
functie basofielen
A
reageren bij infecties en allergische reacties
11
Q
functie monocyten
A
veranderen in macrofagen buiten de bloedvaten
12
Q
functie bloedplaatjes
A
bloedstolling
13
Q
kenmerken bloedplaatjes
A
- hebben GEEN celkern
beschadigingen geven signalen af (signaalstoffen) - stollingsfactoren; zijn gemaakt in de lever
14
Q
functie fibrine (eiwit)
A
samenklonteren; vormt netwerk van vezels over de beschadiging, waarin bloedplaatjes en bloedcellen blijven kleven (korstje)
15
Q
signaalstoffen in het bloed
A
- globuline (eiwit): afweer reactie
- fibrine (eiwit): stolling (stollingsfactor)
- albimine (eiwit): transport stoffen
- hormonen (GEEN eiwitten, WEL signaalstoffen)