Biologische psychologie moeilijke cards Flashcards
Parkinson: algemeen (def, eerste verschijnselen, prevalentie, m/v, overleving)
- Definitie: neurodegeneratieve, progressieve ziekte gekenmerkt door typische motorische symptomen, cognitieve stoornissen en neurologische gedragsafwijkingen.
- Eerste verschijnselen: vanaf ± 50 – 60 jaar
- Prevalentie: 300 cases per 100,000
- Man/vrouw: 1.5/1
- Overleving: 10 jaar … normaal
Parkinson: karakteristieke kenmerken (2)
- Verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra (pars compacta)
- Geen algemene macroscopische brein atrofie → brein krimpt niet
- Eerst: degeneratie in specifieke regio’s
- Later: progressief meer wijdverspreid verlies
- Wijdverspreide accumulatie van ⍺-synucleïne (eiwit) (“Lewy Bodies”) in neuronen
- Klonters die ontstaan die Lewy bodies noemen
Parkinson: Basale ganglia: 5 onderling verbonden sub-corticale nuclei
-Nucleus Caudatus
-Putamen
-Globus Pallidus
-Nucleus-Subthalamicus
- Substantia Nigra
Parkinson: Basale ganglia: input en output
- Input Nuclei van de BG:
*Nucleus Caudatus
*Putamen
*Subthalamic Nucleus
- Output Nuclei van de BG:
*Globus Pallidus (pars interna)
*Substantia Nigra (pars reticulata)
Parkinson: frontostriataal netwerk (2)
→organismen hebben 2 systemen nodig voor gedragscontrole
- Routineuze response op gekende stimuli uit de omgeving: pre-geprogrammeerd gedrag, stimulus-based, procedureel, automatisch
→ Basale ganglia
- Reflectief, probleemoplossend gedrag in nieuwe situaties
→ Frontale cortex
⇒ Deze 2 systemen zijn geïntegreerd in het frontostriataal netwerk
MSA: algemeen (def, eerste verschijnselen, prevalentie, m/v, overleving, oorzaken, diagnose)
- Definitie: Neurodegeneratieve, sporadische ziekte gekenmerkt door progressief verlies van autonome functies, Parkinsonische symptomen en cerebellaire symptomen
- Eerste verschijnselen: vanaf ± 60 jaar
- Prevalentie: 3.4 – 4.9 cases per 100,000
- Man/vrouw: 1/1
- Overleving: 6 – 10 jaar na onset
- Oorzaken: Onbekend… Omgevingsfactoren? Genetische factoren?
- Diagnose: accumulatie Papp-Lantos bodies
MSA: histologie (2)
- Abnormale accumulatie van α-synucleïne in cytoplasma van oligodendrocyten (Papp-Lantos bodies = primair criterium voor diagnose MSA) → neuroinflammatie & neuronale dysfunctie → celdood
- Multisysteem betrokkenheid: toxische eiwitten verspreiden naar functioneel verbonden gebieden
MSA: 2 soorten
- Parkinsonian Type MSA (MSA-P)
- Cerebellar Type MSA (MSA-C)
PSP: algemeen (def, eerste verschijnselen, prevalentie, m/v, overleving, oorzaken, diagnose)
- Definitie: neurodegeneratieve, sporadische ziekte gekenmerkt door progressieve stoornissen van beweging, gang, balans en oogbewegingen.
- Eerste verschijnselen: vanaf ± 60 jaar
- Prevalentie: 5 – 6 cases per 100,000
- Man/vrouw: 1.6/1
- Overleving: 7 – 9 jaar na onset
- Oorzaken: Onbekend… Histologisch: tauopathie
- Diagnose: klinisch + MRI (atrofie hersenstam) + CSV-metingen
PSP: histologie
- Abnormale accumulatie van tau-proteïne
*Eiwitten worden niet afgebroken (i.t.t. gezonden)
*Vorming van schadelijke aggregaties in hersencellen
PSP: klinische manifestaties: PSP - Richardson’s Syndrome (PSP-RS) (3)
- Klassieke, meest voorkomende fenotype (25 - 50%)
- Snelste progressie, kortste overleving (7 jaar)
- Atrofie van hersenstam, frontaal, cerebellair, …
PSP: klinische manifestaties: PSP - Parkinsonism (PSP-P) (6)
- 2e meest voorkomende fenotype (15 - 35%)
- Geen blikverlamming in vroeg stadium
- Minder ernstig verloop
- Minder ernstige tau-pathologie
- Minder ernstige cortica
CBD: algemeen (def, eerste verschijnselen, prevalentie, m/v, overleving, oorzaken, diagnose)
- Definitie: neurodegeneratieve, sporadische ziekte gekenmerkt door progressieve asymmetrische rigiditeit, apraxie, spraak- en cognitieve stoornissen
- Eerste verschijnselen: vanaf ± 60 jaar
- Prevalentie: 5 cases per 100,000
- Man/ vrouw: 1/1
- Overleving: 6,6 jaar na onset
- Oorzaken: Onbekend… Histologisch: tauopathie
- Diagnose: klinisch + CT/MRI
CBD: klinische manifestaties: CBD – Corticobasal Syndrome (CBD-CBS) (3)
- Klassieke, meest voorkomende fenotype
- Asymmetrisch parkinsonisme
- Weinig tot niet responsief voor Levodopa
CBD: klinische manifestaties: CBD – Frontal Behavioral-Spatial Syndrome (CBD-FBS) (3)
- Executieve dysfunctie
- Gedragsveranderingen en/of persoonlijkheidsveranderingen 14
- Prikkelbaarheid, disinhibitie, hyperseksualiteit, apathie
LBD: algemeen (def, eerste verschijnselen, prevalentie, m/v, overleving, oorzaken, diagnose)
- Definitie: Parapluterm voor Dementia with Lewy Bodies (DLB) en Parkinson’s disease Dementia (PDD) – progressieve, neurodegeneratieve aandoeningen gekenmerkt door cognitieve achteruitgang en Parkinsonisme.
- Eerste verschijnselen: vanaf ± 50 jaar
- Prevalentie: 400 per 100,000 in de oudere populatie
- Man/ vrouw: 3 à 4/1
- Overleving: 5 – 8 jaar na diagnose
- Oorzaken: Onbekend…
LBD: histologie
- Wijdverspreide accumulatie van ⍺-synucleïne (“Lewy Bodies”) in neuronen leidt tot neuronale dysfunctie & celdood
*Verlies van dopamine → stoornissen in beweging, cognitie, gedrag, slaap, motivatie
*Verlies van acetylcholine → stoornissen in geheugen en leren
Schizofrenie: erfelijkheid: Specifieke kenmerken van het genoom, gelinkt aan schizofrenie: DISC1 (4)
- Diverse functies (oa. neurogenese)
- Mutaties teruggevonden in families met hoge incidentie van schizofrenie
- Zeer zeldzaam, maar gegeven mutatie risico x50
- Eveneens vergrote kans op depressie, autisme, bipolaire stoornis (pleiotropie: gen is betrokken met meerdere eigenschappen)
Schizofrenie: structurele afwijkingen (4)
- Grotere leeftijdsgerelateerde afname in grijze stof geassocieerd met verwijding ventrikels
- Minder frontale grijze & witte stof
- Reducties in frontale en temporale gebieden bij patiënten én gezonde verwanten
- Vergelijking discordante eeneiïge tweelingen, mét diagnose:
*Groter laterale en derde ventrikels
- Kleinere anterieure hippocampus
- Gereduceerde grijze stof in linker temporaalkwab en (dl)PFC
Schizofrenie: pruning
- Uitdunnen door verwijderen minst actieve connecties (en neuronen)
- Pre-adolescentie: meer synapsen dan in volwassen brein (en ook meer neuronen)
- Gebeurt in gehele brein: van caudaal naar rostraal, laatst in de prefrontale cortex, en daar ook het laatst voltooid
- Waarom eerst te veel aanmaken om vervolgens weg te snoeien? adaptief gegeven → connecties overhouden die goed werken
- +/- 1% verlies grijze stof rond adolescentie in gezonde proefpersonen
- x2 in mensen met schizofrenie, minder dendritische spines in (dl)PFC
- Betrokkenheid C4-gen
- Proteïne die, zeker in muizen, betrokken is bij het aanduiden van synaptische connecties die door het immuunsysteem “gesnoeid” moeten worden
- Varianten die leiden tot “veel productie”: belangrijke risicofactor voor schizofrenie
Schizofrenie: pruning
- Uitdunnen door verwijderen minst actieve connecties (en neuronen)
- Pre-adolescentie: meer synapsen dan in volwassen brein (en ook meer neuronen)
- Gebeurt in gehele brein: van caudaal naar rostraal, laatst in de prefrontale cortex, en daar ook het laatst voltooid
- Waarom eerst te veel aanmaken om vervolgens weg te snoeien? adaptief gegeven → connecties overhouden die goed werken
- +/- 1% verlies grijze stof rond adolescentie in gezonde proefpersonen
- x2 in mensen met schizofrenie, minder dendritische spines in (dl)PFC
- Betrokkenheid C4-gen
- Proteïne die, zeker in muizen, betrokken is bij het aanduiden van synaptische connecties die door het immuunsysteem “gesnoeid” moeten worden
- Varianten die leiden tot “veel productie”: belangrijke risicofactor voor schizofrenie
Schizofrenie: rol van hippocampus (4)
- Minder neuronen in de hippocampus
- Rol van stress
- Afwijkende oriëntatie piramidale cellen
- Geassocieerd met ernstige (episodische, autobiografische) geheugenproblemen, m.n. contextuele deficits
Schizofrenie: Dopaminehypothese: 3 routes
- Nigrostriataal: SN → dorsaal striatum
- Mesolimbisch: VTA → nucleus accumbens, amygdala, hippocampus
- Mesocorticaal: VTA → (prefrontale) cortex
Schizofrenie: Dopaminehypothese: Klassieke versie: te veel dopamine (4)
- Aanwijzing voor verhoogde aanwezigheid dopamine-metabolieten in plasma + urine
- Bescheiden toename D2-receptoren, m.n. in de frontale cortex
- Zie eerder: rol COMT, invloed sociale isolatie op dopaminesysteem
- Werking van dopamine (ant)agonisten
Schizofrenie: Dopaminehypothese: Klassieke versie: te veel dopamine (4)
- Aanwijzing voor verhoogde aanwezigheid dopamine-metabolieten in plasma + urine
- Bescheiden toename D2-receptoren, m.n. in de frontale cortex
- Zie eerder: rol COMT, invloed sociale isolatie op dopaminesysteem
- Werking van dopamine (ant)agonisten
Schizofrenie: Dopaminehypothese: aanwijzigigen
- Klassieke antipsychotica hebben sterke gunstige impact op positieve symptomen en zijn dopamine-antagonisten
- Effectieve dosis kan zeer goed ingeschat worden obv. D2 receptor-affiniteit
- Maar:
*Veelal beperkte invloed op negatieve / cognitieve symptomen *Vaak nevenwerkingen gerelateerd aan verminderde beschikbaarheid dopamine vb. Parkinsonisme – bradykinesie, rigiditeit
- Bovendien: substanties die positieve symptomen van schizofrenie veroorzaken:
*Vaak D2-agonisten: amfetaminen, cocaïne, rilatine (dopamine reuptake inhibitie), L-DOPA (stimuleert synthese)
*Effecten kunnen meestal ongedaan gemaakt worden met dopamine-antagonisten
*Amfetaminen veelal auditieve hallucinaties vb. LSD
- Mesolimbische route: VTA
*Nucleus accumbens: reinforcement van ongepast gedrag / onafgestemde gedachten
*Amygdala: bij paranoïde schizofrenie meer onterecht lezen van kwaadheid in neutrale gezichten, tgv. verhoogde dopaminerge input naar amygdala?
Schizofrenie: Dopaminehypothese: aanwijzigigen
- Klassieke antipsychotica hebben sterke gunstige impact op positieve symptomen en zijn dopamine-antagonisten
- Effectieve dosis kan zeer goed ingeschat worden obv. D2 receptor-affiniteit
- Maar:
*Veelal beperkte invloed op negatieve / cognitieve symptomen *Vaak nevenwerkingen gerelateerd aan verminderde beschikbaarheid dopamine vb. Parkinsonisme – bradykinesie, rigiditeit
- Bovendien: substanties die positieve symptomen van schizofrenie veroorzaken:
*Vaak D2-agonisten: amfetaminen, cocaïne, rilatine (dopamine reuptake inhibitie), L-DOPA (stimuleert synthese)
*Effecten kunnen meestal ongedaan gemaakt worden met dopamine-antagonisten
*Amfetaminen veelal auditieve hallucinaties vb. LSD
- Mesolimbische route: VTA
*Nucleus accumbens: reinforcement van ongepast gedrag / onafgestemde gedachten
*Amygdala: bij paranoïde schizofrenie meer onterecht lezen van kwaadheid in neutrale gezichten, tgv. verhoogde dopaminerge input naar amygdala?
Schizofrenie: Dopaminehypothese: tegenargumenten (6)
- Verhoogde aanwezigheid dopamine-metabolieten in plasma en urine minder uitgesproken dan andere catacholamines (noradrenaline, adrenaline), volgens sommige auteurs geen basale verhoging
- Toename D2-receptoren, mn in de frontale cortex, kan net duiden op compensatie voor tekort!
- Geen correspondentie bindingssnelheid antagonisten – afname van de symptomen
- Sommige mensen met schizofrenie reageren in het geheel niet
- Sommige effectieve medicijnen kunnen prefrontale dopaminevrijgave verhogen
- Gunstige effecten gerapporteerd van gecombineerde antipsychotica + L-dopa
⇒ Wellicht is “te veel dopamine” simplistisch; te weinig dopamine is mogelijk zelfs deel van het probleem - in bepaalde regio’s
Schizofrenie: hypofrontaliteit
- Negatieve en cognitieve symptomen: wellicht cruciale rol prefrontalecortex
*Supra: DLPFC verminderde grijze stof, minder dendritische spines
- Verminderde activatie prefrontale cortex, i.h. bijzonder dlPFC tijdens rust en tijdens neuropsychologische taken die erop leunen, verminderde prestatie op dergelijke taken
- Bij discordante identieke tweelingen: minder prefrontale perfusie (bloedtoevoer) in de sibling met diagnose 21
*Normaal inhibitoire invloed op mesolimbische route → indirecte rol in positieve symptomen
- Dopamine-agonisten → positieve symptomen, maar angel dust (PCP), ketamine → (positieve), negatieve en cognitieve symptomen en hypofrontaliteit
Schizofrenie: glutamaathypothese (3)
- Zowel PCP / ketamine zijn glutamaat-antagonisten; veroorzaken tevens verminderd dopaminegebruik in de dlPFC (à mogelijk toename D2 receptoren?)
- Gereduceerde hoeveelheid glutamaatconcentraties in CSV van schizofreniepatiënten
- Clozapine vermindert dopaminevrijgifte in mesolimbisch systeem, maar verhoogt vrijgave dopamine in prefrontale cortex; werkzaam tegen positieve, negatieve én cognitieve symptomen
Schizofrenie: Evolutionaire paradox: creativiteit
Waarin ligt de adaptiviteit
- vb. gereduceerd risico op een aantal kankers / auto-immuunaandoeningen ??? – zeer gemengde bevindingen
- Mogelijk vooral evolutionair voordeel voor niet-schizofrene verwanten
- Creativiteit: mate waarin mensen met een creatief beroep een mentale kwetsbaarheid vertonen
- Minder kans op schizofrenie bij creatieve beroepen
- Kans op ouder met creatief beroep dan weer verhoogd
Verslaving: 3 belangrijke systemen
- Beloningssysteem
- Executieve systemen
- Stress systemen
Verslaving: beloningssystemen: mesolimbische route
Projecties VTA → dopamine release in ventraal (nACC) en dorsaal striatum
Verslaving: beloningssystemen: dopamine release in de nucleus accumbens (4)
- Noodzakelijke (maar niet voldoende) voorwaarde voor bekrachtiging
- Geldt voor ervaringen als eten als je honger hebt, seksueel genot, …
- Cruciale rol in positieve bekrachtiging in verslaving processen
- Dopamine release typisch veel sterker dan voor natuurlijke bekrachtigers
Verslaving: beloningssystemen: Operante conditionering: - Positieve bekrachtiging (+S+): rush (3)
- Rol van methode van toediening:
*Hoe sneller piek, hoe sterker de associatie tussen gedrag en belonend effect substantie (grotere contiguïteit) vb. drugs inspuiten heeft sneller effect dan drugs oraal innemen
- Verschil morfine – heroïne: heroïne gaat sneller in je brein
- Methadone behandeling: zelfde receptoren als heroïne, maar:
- ‘Gestaag’: receptoren blijven redelijk lang ‘bezet’ → verminderde rush bij gebruik heroïne
*Naast reductie craving → je kan nog functioneren
Verslaving: beloningssystemen: Operante conditionering: - Positieve bekrachtiging (+S+): Lang termijn (4)
- Reductie basale niveaus dopamine in nACC, reductie #dopaminereceptoren, …
- Verminderde respons op zelfde dosis
- Cue reactiviteit
- Ook: minder sterke reactie in striatum op andere bekrachtigers (vb. geldelijk gewin, erotische stimuli, eten)
Verslaving: beloningssystemen: Operante conditionering: - Positieve bekrachtiging (+S+): cue reactivity
- Minder reactie op substantie zelf (ventraal striatum): downregulatie
- Sterkere reacties op gebruiksgerelateerde stimuli vb. afbeeldingen ervan, vooral in dorsaal striatum
→ stimuli tonen die geassocieerd is met gebruik
- Verschuiving instrumenteel gedrag (R-S, operant) naar habitueel / compulsief (S-R, klassiek) leren
- Dopaminerespons:
- Cues ipv. gebruik zelf
*Fungeert als voorspellingssignaal: eerst krijg je piek door middel, later krijg je piek wanneer je het middel voorspelt
*Cues veroorzaken drang
Verslaving: beloningssystemen: functie (3)
- Promoten van gedrag dat leidt tot gunstige / adaptieve uitkomsten (dingen die goed voor je uitkomen)
- Ook indien distaal / complex → rol van voorspelling via associatie
- ‘Hijacking’ in geval van verslaving → je gaat gedragingen stellen die niet goed zijn voor je (≠ adaptief)
Verslavinàg: executieve systemen: interventies
inhibitie functies boosten zoals aandachtsbiasmodificatie → foto’s van drank tonen waaraan jij aan verhangend bent → elke keer wanneer je alcohol ziet die foto wegduwen en andere drank naar jezelf toe trekken
Verslaving: stress systemen
- HPA-as activiteit ondergraaft prefrontale inhibitie functies
- Trauma als belangrijke risicofactor
- CRH (CRF): 25
*Verhoogde circulatie tijdens abstinentie, geassocieerd met subjectieve angst en agitatie (zie ook ‘relief’ motivatie)
*CRH-antagonisten onderdrukken deze negatieve toestand tijdens abstinentie
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS) (4)
Stroom induceren in hersenweefsels mbv magnetisch veld
- Spoel (“coil”) t.h.v. schedel
- Magnetisch veld opgewekt
- Elektrische stroom geïnduceerd
- Als intensiteit groot genoeg is à actiepotentiaal
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): effecten afhankelijk van (3)
- Locatie
- Intensiteit
- Frequentie
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): Single-pulse TMS
intensiteit die zodanig hoog is dat er een actiepotentiaal ontstaat
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): Low-Frequency TMS
(1-5 Hz): 1 magnetische puls per seconde bij 1 hz → reductie corticale excitabiliteit → hyperpolarisatie → “inhibitie” van corticaal gebied
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): High-Frequency TMS
(5-20 Hz): toename corticale excitabiliteit → depolarisatie → “excitatie” (drempel voor activatie ligt lager)
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): High-Frequency TMS
(5-20 Hz): toename corticale excitabiliteit → depolarisatie → “excitatie” (drempel voor activatie ligt lager)
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): Theta-Burst TMS
impulsen aan bepaalde patronen aan hoge frequentie toedienen bv. 3 pulsen aan 50 Hz = “burst” → aan 5 Hz
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Magnetic Stimulation (TMS): Voorbeelden van klinische toepassingen (5)
- Neuropathische pijn: HF rTMS van primaire motorische cortex (M1) contralateraal aan pijnlijke zijde
- Depressie: HF rTMS van dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC)
- Herstel van handmotoriek na beroerte: LF rTMS van contralaterale M1
- FDA cleared (USA): MDD, migraine, OCD, tabakstop
- CE certificaat (EU): Depressie
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Direct Current Stimulation (tDCS) (5)
- Stroom induceren in hersenweefsels mbv zwakke gelijkstroom
- Werkingsmechanisme: niet helemaal gekend - Rustmembraanpotentiaal wordt beïnvloed
- Indirecte effecten op subcorticaal niveau? - Sinds +- 2000: sterk toegenomen interesse in tDCS (en andere NIBS technieken)
- Zeker effectief bij depressie → bij andere zaken zoals pijn, Parkinson… minder duidelijkheid over effectiviteit
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Direct Current Stimulation (tDCS): conventioneel en high definition tDCS
- High definition is veel specifieker stimuleren
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Alternating Current Stimulation (tACS)
Huidige oscillerende hersenactiviteit modelleren mbv externe toepassing wisselstroom
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Alternating Current Stimulation (tACS): afhankelijk van frequentie (3)
- Alpha: 8-12 Hz
- Beta: 13-30 Hz
- Gamma: > 30 Hz
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Alternating Current Stimulation (tACS): indicaties (4)
- De ziekte van Parkinson
- Epilepsie
- Chronische pijn
- Depressie
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Alternating Current Stimulation (tACS): positieve effecten (4)
- Gamma tACS van dLPFC kan het geheugen verbeteren bij dementie
- Alpha tACS kan inhibitoire controle verbeteren bij alcoholmisbruik
- Individualized tACS kan motorische en cognitieve uitkomsten verbeteren bij Parkinson
- Gamma tACS van dLPFC kan cognitieve uitkomsten verbeteren bij MCI (meer dan tDCS)
Non-invasieve hersenstimulatie: Transcranial Alternating Current Stimulation (tACS): positieve effecten (4)
- Gamma tACS van dLPFC kan het geheugen verbeteren bij dementie
- Alpha tACS kan inhibitoire controle verbeteren bij alcoholmisbruik
- Individualized tACS kan motorische en cognitieve uitkomsten verbeteren bij Parkinson
- Gamma tACS van dLPFC kan cognitieve uitkomsten verbeteren bij MCI (meer dan tDCS)
Depressie: Monoaminehypothese
→ Ontregeling (verminderde activiteit) 3 grote monoaminesystemen
- Serotonine (5-hydroxytryptamine of 5-HT)
- Noradrenaline (NE)
- Dopamine (DA)
Depressie: Serotoninehypothese (4)
- Lagere niveaus van serotonine (5-HT) of metaboliet (afbraakproduct) 5-HIAA.
- Verhoogde activiteit serotonine-receptoren die presynaptisch afgifte remmen van serotonine.
- Verhoogde SERT (serotonine transporter protein) activiteit en/of meer SERT-genen. SERT voor afvoer serotonine, waardoor de beschikbaarheid van serotonine in de synaptische spleet verlaagt.
- Effect van tryptofaandepletie (precursor serotonine)
Depressie: Verhoogde stressrespons: Hyperactiviteit HPA-as (2)
- Cortisolsecretie verhoogd bij opgenomen patiënten, ook in vergelijking met de psychiatrische controlegroep
- Stress tijdens kinderjaren zorgt voor blijvende aantasting HPA-as en cortisolhypersecretie
⇒ Dus geen gevolg, maar oorzaak
Depressie: chronische stress (2)
- Afname volume grijze materie (verlies van neuronen, verminderende neurogenese) ⇨ inkrimping o.m. hippocampus (geheugen en leren)
- m.n. bij terugkerende depressie
Depressie: Corticolimbisch circuit
Ontregeling communicatie limbisch systeem en cortex
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hyperactiviteit limbisch systeem (2)
→ verhoogde stressrespons
- Rustmetabolisme linker amygdala abnormaal verhoogd. Verband met hypersecretie cortisol - Jongeren met historiek van emotionele verwaarlozing vertonen grotere activatie thv de amygdala (L) en anterieure hippocampus (R) bij verwerking van angstige gezichten
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system
→ minder effectieve cognitieve controle/top-down regulatie
- Ontregeling top-down regulatie/cognitieve controle
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system
→ minder effectieve cognitieve controle/top-down regulatie
- Ontregeling top-down regulatie/cognitieve controle
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system: klinisch = ruminatieve denkstijl
= herhaaldelijk negatief denken over symptomen, oorzaken en gevolgen van negatief affect
- Reflection = actief, probleemoplossend
- Brooding = passief, maladaptief
Rol in ontwikkeling en instandhouding
- Voorspelt aanvang van een depressieve episode
- Voorspelt de ernst van de symptomen bij niet-depressieve personen
- Experimenteel geïnduceerd rumineren verhoogt de bestaande dysfore stemming
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system: klinisch = ruminatieve denkstijl
= herhaaldelijk negatief denken over symptomen, oorzaken en gevolgen van negatief affect
- Reflection = actief, probleemoplossend
- Brooding = passief, maladaptief
Rol in ontwikkeling en instandhouding
- Voorspelt aanvang van een depressieve episode
- Voorspelt de ernst van de symptomen bij niet-depressieve personen
- Experimenteel geïnduceerd rumineren verhoogt de bestaande dysfore stemming
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system: klinisch = Maladapatieve emotieregulatie
- Emotieregulatieconditie: cognitieve reappraisal na zien van negatieve beelden
- MDD verlaagde activatie dorsale anterior cingulate cortex (dACC) en supplementaire motorische cortex (SMA) bij (beginfase) emotieregulatie
⇒ Verminderde top-down emotieregulatie
- Ontregeling top-down emotieregulatieprocessen leidt tot verminderd emotioneel inzicht en probleemoplossend gedrag, verwachting situatie te kunnen veranderen, …
Depressie: Corticolimbisch circuit: Hypoactiviteit executief system: klinisch = Maladapatieve emotieregulatie
- Emotieregulatieconditie: cognitieve reappraisal na zien van negatieve beelden
- MDD verlaagde activatie dorsale anterior cingulate cortex (dACC) en supplementaire motorische cortex (SMA) bij (beginfase) emotieregulatie
⇒ Verminderde top-down emotieregulatie
- Ontregeling top-down emotieregulatieprocessen leidt tot verminderd emotioneel inzicht en probleemoplossend gedrag, verwachting situatie te kunnen veranderen, …
Depressie: Corticolimbisch circuit: Effecten van behandeling
→ Kunnen we ontregeling corticolimbisch circuit aanpakken via behandeling?
- Medicatie (ADM) zou rechtstreeks inwerken op verlagen activiteit limbisch systeem
- Cognitieve therapie (CT) zou rechtstreeks inwerken op verhogen activiteit PFC → bewust leren omgaan met negatieve gedachten
- TMS (Transcranial magnetic stimulation)
- Stimulatie linker dlPFC
- Bv. 10-30 sessies van 20 min elk
- Respons gelijkaardig aan antidepressiva, weinig negatieve neveneffecten
- DCS (transcranial Direct Current Stimulation)
- Stimulatie linker dlPFC
*Bv. 15-20 sessies van 20 min elk
Depressie: Cognitieve schema driehoek - Beck (2)
- Stressoren omgeving lokken activatie uit van latent aanwezige, depressogene schema’s
- Disfunctionele attitudes die leiden tot negatieve automatische gedachten over zichzelf, de wereld en de toekomst (zgn. negatieve cognitieve triade)
Depressie: Associatieve netwerktheorie - Bower (4)
- Emoties zijn knopen in associatief netwerk
- Elke emotie activeert automatisch een stemmingscongruent geheugen netwerk:
- Gedragingen, cognities, herinneringen …
- Mood-congruent memory: betere herinnering van stemmingscongruente informatie.
- Effect sterker in MDD → droevige stemming activeert droeve herinneringen
Depressie: aandachtsbias: emotionele strooptaak
- Reageer op kleur, negeer woordbetekenis
- Emotioneel Stroop effect: RTn emotioneel > RTn neutraal MDD
- Krijgen aandacht moeilijker weg van negatieve en depressie gerelateerde woorden
- Effect wordt niet teruggevonden bij positieve woorden
- MDD
- Verhoogde activatie rechter precuneus bij droevige woorden → verhoogde automatische aandacht voor negatieve woorden
- Verhoogde activatie van linker ACC bij droevige woorden
*Positieve correlatie linker ACCactivatie en RTn droevige woorden
⇒ Moeten meer moeite doen om negatieve woorden te onderdrukken
Depressie: aandachtsbias: dot-probe taak
Aandacht richten op fixatiekruis, daarna bolletje zien en kijken naar die locatie + cue (gezicht, woord) → emotionele waarde van cue verschilt
- RT emotioneel < RT neutraal → aandacht bevindt zich thv emotionele S
- Paren van gezichten → Blij vs. neutraal // Droef vs. neutraal
- MDD
- Effect droef : RTs droef valide < RT droef invalide (= neutraal) → roef trekt aandacht! 32
- Geen effect blij
- Vroege verwerking: validiteitsffect droef → verhoogde P1 ⇒ Automatische, bottom-up aandacht negatieve S
- Late verwerking: validiteitsffect droef ⇒ Verhoogde P3 = top-down aandacht negatieve S
Depressie: aandachtsbias: dot-probe taak: conclusie
Vroege verwerking
- MDD besteden automatisch meer aandacht aan negatieve prikkels
- Engagement => BU (limbisch systeem, vroege aandacht)
Late verwerking
- MDD krijgen aandacht er ook niet meer van weg eens negatieve informatie in de aandachtsfocus is!
- Disengagement => TD (PFC, cognitieve controle, late aandacht)
Depressie: geheugenbias: MOOD-congruente recall (3)
- Algemeen
- MDD: betere recall negatieve dan neutrale of positieve S *Controles: betere recall positieve dan neutrale of negatieve S
- MDD betere herinnering negatief
- Tegelijk aanwijzingen voor specifieke copingstrategieën om hiermee om te gaan ovv stoornissen in het autobiografisch geheugen
Depressie: geheugenbias: Autobiografisch geheugen (5)
MDD
- Minder specifieke herinneringen, meer algemene autobiografische herinneringen
- Ook voor positieve gebeurtenissen
- Veralgemening goede voorspeller voor herstelsucces (hoe meer veralgemening, hoe slechter)
- MDD tov controles verlaagde activiteit thv hippocampus/striatum en parahippocampale gyrus
- MDD tov controles verlaagde activiteit thv insula (emotionele verwerking) bij specifieke AB herinnering → repressieve coping
Depressie: geheugenbias: Autobiografisch geheugen: repressive coping (2)
- Negatief affect, gekoppeld aan specifieke herinneringen, vermijden of onderdrukken
- Verspreidt zich naar positieve gebeurtenissen
Depressie: geheugenbias: Autobiografisch geheugen: repressive coping (2)
- Negatief affect, gekoppeld aan specifieke herinneringen, vermijden of onderdrukken
- Verspreidt zich naar positieve gebeurtenissen
Depressie: geheugenbias: State or trait
- Ook al subklinisch cognitieve bias: rumineerders die geen depressieve symptomen vertonen
- Ook bij kinderen van ouders met MDD – risico x 3 (genetische component)
- Negatieve stemmingsinductie gevolgd door dot-probe taak
- Enkel negativity bias bij dochters zonder diagnose van moeders met recurrente MDD
- Ontregeld reward systeem (dopaminecircuits)
- Overgevoeligheid voor negatieve feedback
- Ondergevoeligheid voor positieve feedback